72 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1905. adressanten telkens terugkomen. Maar dat is, omdat zij daar nog altijd even ongelukkig moeten staan hoe ver moeiend moet dat niet voor hen zijn, den geheelen dag te staan wachten op iemand, die hun werk zal geven. Kan men die kooplieden in pluimvee niet een klein eindje laten opschikken voor die enkele dagen Spreker meent toch, dat dit wel mogelijk is. De lieer Hijlkema deelt mede, dat Burgemeester en Wethouders vroeger een conferentie hebben gehad met het Bestuur der Vereeniging van Yeldarbeiders, welk Bestuur toen zelf heeft ingezien, dat de te berde gebrachte bezwaren tegen inwilliging van het verzoek werkelijk bestonden. Burgemeester en Wethouders hebben gezegd als dat goed is, willen wij de Vischmarkt et voor in richten. Daarop kwam geen antwoord en het denkbeeld kon dus niet doorgaan. Later werd vernomen, dat die plaats ongeschikt was. Spreker erkent, dat als onder de Oude Waag niemand zijn standplaats had, en daar niets te doen was, daar wel de gelegenheid kon worden in gericht. Maar de maaiers en boeren te zamen vormen een heel clubje volk. Als men die allemaal wilde her bergen onder de Oude Waag, zou een deel der anderen een andere plaats moeten zoeken. Ook door den com missaris van politie werd daar indertijd in zijn rapport op gewezen. Waarom zal men nu die menschen van het klein-bedrjjf, die daar hun vaste plaats hebben, ver dringen voor deze nieuwelingen? Spreker zegt het nog eensde maaiers zijn geen stadgenooten en onder die anderen zijn vele stadgenooten. Nu kan men wel zeggen, dat dit niet onoverkomelijk is, maar spreker vindt het niet goed, de menschen, die er tegenwoordig staan, weg te dringen. Vroeger is er ook breedvoerig over gesproken. Door den heer Feddema werden Beurs en Oude Waag genoemd. Toen is door den Baad bij acclamatie besloten, na ampele discussie, om het afwijzend advies van Burgemeester en Wethouders te volgen. Thans verkeert men nog in precies hetzelfde geval. De heer Jansen zegt, dat alle leden van den Raad den heer Beekhuis wel kennen, maar al kende hem nie mand, dan zouden allen nu toch in hem den advocaat herkennen, waar hij een poging doet, om hetgeen spreker heeft gezegd in tegenspraak te brengen met spreker's steun van het voorstel-Koopmans. Die tegenspraak zou hierin liggen, dat spreker meende, dat de bovenzaal niet zoo goed was en hét benedengedeelte van de Waag beter. Een tegenspraak is hier echter niet aanwezig. Spreker zou alles willen steunenhetzij boven of boneden, dat doet er niet toe als er maar iets gedaan kon worden in het belang der veldarbeiders. Misschien kau er wel ecnige tegenspraak in gevonden worden met hetgeen de heer Koopmans voorstelt, als spreker zegt, dat het boven niet zoo goed zou zjjn en naar zijn oordeel beneden beter. Maar het doel is het zelfde. En spreker meent, dat met verschuiving van heel enkele kooplui de zaak wel te vinden zou zijn. De kooplui, die moesten opschikken, zouden werkelijk maar enkelen zijn, en daarom zou het wel kunnen. Spreker hoopt niet, dat men liet zal opvatten als bevond hij zich in tegenspraak met hetgeen de heer Koopmans wil. De heer Wilhelmij zou heel gaarne meegaan met de heeren Jansen en Koopmans om aan de veldarbeiders een schuilplaats aan te wijzen, als men er een had, maar spreker is het geheel ecus met Burgemeester en Wet houders, dat er onoverkomelijke bezwaren bestaan tegen aanwijzing van de Waag als huisvesting. Daarbij is door alle sprekers nog één ding vergeten en wel dat de Waag het station is voor een brandspuit en bovendien de stand plaats voor een slangenwagen en reddingsmiddelen bij brand. De menschen, die men daarheen wil verwijzen, moeten ergens naar toe en kunnen niet midden tusschen die brandbluschmiddelen kruipen. Die voorwerpen voor één dag te verplaatsen, gaat verder heel bezwaarlijk. Waar er eenmaal een standplaats voor is, is het zeker niet raadzaam, ze tijdelijk te verwijderen. Dat is ook nog een groot bezwaar tegen beschikbaarstelling der be nedenruimte van de Oude Waag. De heer Beekhuis doet opmerken, dat de heer Jansen wel het voorstel van den heer Koopmans steunt, maar dat die steun toch feitelijk niet zoo heel groot is. De heer Koopmans toch wil de veldarbeiders boven de Waag brengen, terwijl de heer Jansen zegt, dat zjj beneden moeten zijn. Daarmede erkent hij eigenlijk de bezwaren van Burgemeester en Wethouders tegen het voorstel- Koopmans. Wat schijnbaar dat voorstel steunt, doet het aan den anderen kant juist te niet. De beide denkbeel den zijn afgescheiden van elkaar. Spreker meent, dat de Voorzitter reeds voldoende heeft aangetoond, dat het lokaal boven de Waag ongeschikt is, hij wil bij de genoemde bezwaren nog één voegen n.l. de trap. Wie wel eens in de Oude Waag is geweest, weet dat het geen trap is voor menschen, die geen trap- loopen gewoon zjjn misschien zelfs zou dat tot ongelukken aanleiding kunnen geven. Naar aanleiding van hot ge sprokene door den heer Jansen kan aan liet antwoord, dat reeds door den heer Hijlkema is gegeven nog dit toegevoegd wordenal zal men een plaats vinden, waar deze menschen beschutting vinden tegen regen en zon neschijn, er zullen ook andere dagen komen, waarop zij liever elders zullen staan dan als haringen opgepakt onder den luifel. Nu is het een heel aantal menschen en men kan zich voorstellen, hoe een deel quasi onder den luifel zou staan, maar een groot deel op de straat er voor. Daaruit volgt evenwel, dat niet alleen de men schen, die nu met marktdag onder den luifel een plaats vinden, er vandaan zouden moeten, maar ook een deel der menschen zouden moeteu opschikken, die nu in een rij vóór den luifel staan, tusschen de Waag en de Nieuwe- stad. Van markten zou voor die menschen dan ook niet veel komen en dit blijft een groot bezwaar. De beraadslaging wordt gesloten. liet voorstel-Koopmans in stemming gebracht, wordt verworpen met 17 tegen 3 stemmen, die der heeren Koopmans, Beerends en Jansen. Met algemeene stemmen wordt overeenkomstig de con clusie van het prae-advies besloten Adressanten te doen weten, dat op hun reeds vroeger medegedeelde gronden ook thans wederom tegen de in williging van hun verzoek bezwaar moet worden gemaakt. 4. Prae-advies tan Burgemeester en Wethouders inzake het verzoek van de vereeniging van gemeente-werklieden Ons behyig" alhierom den aschkarman E. Bommerson uit te betalen één dag loon als vergoeding voor den da// hechtenisdien hij tengevolge van werkzaamheden in dienst der gemeente heeft moeten ondergaan. De beraadslaging wordt geopend. De heer Beerends verklaart, dat naar het hem wil voorkomen, de argumenten, die de Directeur der Stads reiniging heeft aangevoerd en waarop Burgemeester en Wethouders hun voorstel baseeren, niet sterk zjjn. De Directeur heeft wel medegedeeld, dat wanneer de asch- karlieden een kwartier later met hun kar terugkeeren, zjj ook een kwartier langer kunnen schaften en dat zjj altjjd wel weer met hun kar naar het aschland kunnen gaan, maar het komt spreker voor, dat dit toch niet opgaat. Men stelle zich vóór, dat één der mannen in een bepaalde buurt de ascli moet ophalen. Om halftwaalf Verslag van de handelingen van den is zjjn kar bjjna gevuld, en is ook zjjn werk in die buurt bijna afgeloopen, maar hjj moet nu die bjjna volle kar naar het aschland brengen, teneinde 12 uur naar huis te kunnen gaan. Om nu zjjn arbeid voort te zetten, dikwjjls voor zeer korten tjjd, moet hjj na schafttijd, die bjjna volle kar weer ophalen en terugbrengen naar de plaats, van waar hjj die ruim een uur geleden heeft gehaald. Het wil spreker voorkomen, dat die zaak in practjjk niet zoo gaat, maar meer, dat de aschlieden gewoon waren ter besparing van veel tjjd en moeite, de kar onder schafttjjd in de buurt van het onafgedane werk te laten staan, totdat Bommerson daarvan de dupe is ge worden. De werklieden bij de Stadsreiniging kunnen toch zeker niet maar willekeurig den tjjd bepalen, wanneer zjj wen- schen te schaften, ofschoon de mededeeling, van den Directeur dat zjj een kwartier later mogen beginnen en eindigen daaraan doet denken. Zjj zullen wel aan regelen zjjn gebonden en waar nu die werkregeling niet is medegedeeld, mist spreker de gelegenheid de zaak te beoordeelen en is wegens de on voldoende motiveering tegen het prae-advies. De lieer van Messel kan niet meegaan met den ge- achten vorigen spreker, die begint met te zeggen, dat het advies van den Directeur der Stadsreiniging niet houtsnjjdend is. Spreker is juist van tegengestelde meeniug. De Directeur zegt, dat de man zjjn kar had kunnen brengen op een bergplaats, waarvan hjj slechts 200 meter was verwjjderd. En waar de Directeur verder zegt, dat een werkman, die een kwartier later gereed is, ook een kwartier later kan terugkomen, ligt daarin op gesloten, dat de gelegenheid bestond om de kar anders dan op een verboden plaats op te bergen. Vorige spreker zegt nu wel, dat de tjjd practisch toch te kort is om zoo te handelen, maar de vrees bestaat, dat wanneer de Raad met die redeneering zou meegaan, hjj de aschlieden in de gelegenheid zou stellen om meer processen verbaal oj> te loopen. Wanneer die menschen zouden zien, dat de Raad het onmogelijk achtte voor hen om de karren te brengen op een plaats, waar zjj belmoren, zou daarin een aansporing voor hen liggen om op den verkeerden weg voort te gaan, waarbjj zjj op den Raad zouden rekenen om hun de gevolgen te vergoeden. De beschouwing-Beerends is een verkeerd precedent voor de toekomst De heer Hijlkema zou zich van beantwoording van den heer Beerends bjjna ontslagen kunnen achten na hetgeen de heer van .Vessel reeds oji zoo goede manier in antwoord aan den heer Beerends heeft gezegd. Bom merson heeft zjjn kar midden op den weg laten staan, terwijl de Directeur erop wjjst, dat op een afstand van slechts 2ÜÜ nieter een veilige bergplaats aan de kar had gegeven kunnen worden en dat Bommerson ook had kunnen terugkomen op het aschland. De aschlui hebben de regeling zelf in de hand. Die regeling, die jarenlang bestaat, heeft nooit aanleiding gegeven tot klachten, het gaat goed en de werklieden zjjn er tevreden over. Wan neer nu een enkele man zich door eigen schuld een procesverbaal op den hals haalt, is dat geen reden voor den Raad om in te grijpen. Als men een vergoeding gaf, zou dit een precedent zjjn voor meerdere gevallen. De practjjk heelt bewezen, dat de bestaande regeling goed is. Daarom kan men geen vergoeding geven voor hetgeen 's mans eigen schuld is. De heer Beerends heeft zooeven al gezegd, de motieven van den Directeur niet geheel te kunnen vatten. Spreker heeft daarin toch juist niet datgene kunnen vinden, wat op den voorgrond had moeten staan: hoe de werkregeling eigenljjk plaats heeft; hoe werk- en schafttijden eigenlijk verdeeld zjjn en of men een vasten tjjd heeft. Dat alles heeft spreker in het advies gemist en omdat hjj alles ,ad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1905. 73 mist, wat tot opheldering kon strekken, ziet spreker daarin een minder volledig advies, dat wel concludeert tot afwijzing van het verzoek maar voor die conclusie niet voldoende gronden aanvoert. Daarom blijft spreker bjj zijn ingenomen standpunt en zal tegen het voorstel stemmen. De heer Duparc zegt, dat hjj toen hjj eerst deze zaak eens had nagegaaner zich een minder juiste voorstelling van had gemaakt; hjj meende, dat vergoeding werd ge vraagd voor Bommerson, omdat hem een dag loon zou i zjjn gekort. Een nader onderzoek heeft hem echter doen zien dat de zaak anders was. Bommerson had de politie verordening overtreden. De politie was daarom verplicht deswege proces-verbaal op te maken. In hoever er voor den Ambtenaar van liet Openbaar Ministerie waar het een strafbaar feit van zoo weinig bcteekenis betrof, niet aanleiding had bestaan om het proces-verbaal ter zijde te leggen, zooals menigmaal in dergeljjke gevallen geschiedt, te meer waar het hier een gemeente-ambtenaar gold met 28 jaren trouwen dienst, heeft de Raad niet te be slissen. Had de Raad het recht van gratie, niet on- waarsch jjnljjk zou hjj er in dat geval gebruik van hebben gemaakt. De straf is nochtans wettig opgelegd. Men moge hier nu verzachtende omstandigheden willen pleiten, maar dat had Bommerson bjj den Kantonrechter moeten doen. Misschien was de geldboete dan slechts tot het mi nimum van 50 cents opgelegd en had hjj dit bedrag gemak kelijk kunnen betalen. Het verzoek om vergoeding van een dag hechtenis is echter zeer vaag. Zulk een ver goeding is in cjjfers niet te bepalen. Een lieele zware straf is het niet geweest. De man heeft er een Zondag voor ge kozen en dus alleen een vrjjen dag gemist. Daarvoor heeft hjj evenwel ook een dag vrije kost gehad. Spreker komt derhalve mede tot de conclusie, dat de Raad niet anders kan doen dan het verzoek afwijzen. De heer Jansen verklaart, dat hjj het woord niet zou hebben gevraagd, als niet de heer Duparc gekomen was op dien dag loon als vergoeding voor een dag hechtenis. Spreker meent, dat te dien aanzien iets als een spraak verwarring is ontstaan door de wijze waarop Burgemeester en V ethouders de zaak op de agenda hebben gebracht „verzoek om uit te betalen één dag loon als vergoeding" enz. In het adres wordt alleen „vergoeding voor den dag hechtenis" gevraagd. Spreker vraagt aan alle aanwezigen of zjj voor één dag van hun inkomen een dag in de gevangenis zouden willen zitten. Er zullen wel menschen zjjn, die dit voor een week en een maand van hun salaris niet willen. Burgemeester en Wethouders hebben dat op de agenda geplaatst, zoo komt het, dat ook de lieer Duparc dat zegt. Misschien heeft men het aan Burgemeester en Wethouders willen overlaten, maar in elk geval staat het op de agenda anders dan in liet verzoek. Spreker sluit zich aan bjj de meening van den heer Beerends, dat de zaak toch waarlijk niet duidelijk is. De quaestie is hier al eerder aan de orde geweest en was toen even onduidelijk. De Raad heeft nog nooit kunnen zien, hoe de zaak eigenljjk in elkaar zat. Bommerson was strafbaar, zegt de heer Duparc. Dat staat zeker wel vast. Maar het is de vraag of Bommerson verdient, die straf te dragen. Wanneer het geval zich heeft voorgedaan, omdat er geen tjjd was en omdat de man schafttijd zou verliezen; wanneer het in dienst der gemeente was, dat hjj de overtreding pleegde, dan mocht hjj wel vergoeding hebben. Is dit niet zoo, dan wordt de zaak anders, en als dit in de stukken was te vinden, zou spreker met liet voorstel kunnen meegaan, maar liet is niet te vinden. De Voorzitter constateert, dat de opmerking van den heer Jansen over de agenda spreker persoonlijk aangaat, aangezien liet opmaken der agenda aan hem is opgedragen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 3