114 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Mei 1905. De heer Duparc heeft zich van mede-stemming ont houden. 5. Prae-advies van Burgemiester en Wethouders omtrent het adres van den heer W. de Rondeom hem met ingang can 1 Juli 1905 eercol ontslag te verleeucu als Directeur der Gemeentelijke Gasfabriek. Zonder discussie en met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig besloten. ti. Alscoren om aan L. l'\ Anionides in huur af te staan het bleekveld, kadastraal bekend in sectie no. 1679, gelegen in het Bag ij nekloosier alhier. Overeenkomstig liet prae-advies wordt zonder beraad slaging en met algemeene stemmen besloten aan adressant, tot wederopzeggens toe, uiterlijk tot 12 Mei 1908 in huur af te staan het bleekveld, gelegen in het Bagijneklooster alhier, kadastraal bekend in sectie C no. 1679, groot 37 cA., tegen een jaarlijkschen huurprijs van 2.— en verder op de voorwaarden, die Burgemeester en Wethouders geraden zullen voorkomen. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aanbrengen van eenige veranderingen in het gebouw van ile Middelbare School voor meisjes. In overeenstemming met het voorstel wordt zonder discussie en met algemeene stemmen besloten Burgemeester en Wethouders te machtigen, in afwach ting van nadere voorstellen ten aanzien der kosten I. het boven- en benedenlokaal aan de straatzijde te doen overbrengen naar de achter- of tuinzijde van het gebouw II. de conciërgewoning te vergrooten met de ruimte, thans als praeparateukamer in gebruik, en als zoodanig in te richten het ledig komende lokaal aan de beneden- voorzijde. 8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van de Commissie ran voorbereiding voor de. op richting van eene zwem- en badinrichting te dezer stede (bijlage no. 15). Burgemeester en Wethouders stellen voor aan adres santen in antwoord op hun adres te kennen te geven I. dat op hetgeen door hen sub lo en 2o wordt ver zocht, bevestigend wordt geantwoord, doch op hunne verdere verzoeken afwijzend moet worden beschikt. II. dat aan de Vereeniging, beoogende de exploitatie eener bad- en zweminrichting door middel van water uit de Wielen, zoodra zij definitief is tot stand gekomen en met de exploitatie van het volksbassin is aangevangen, tot wederopzegging een subsidie zal worden toegekend van ƒ2000.per jaar, onder voorwaarde: dat zij verplicht is dit bassin voor on- en minver mogenden open te stellen, tengevolge van welke verplich ting de statuten der op te richten vereeniging en de tarieven voor genoemd bassin aan de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders zullen zijn onderworpen dat jaarlijks de begrooting voor en de rekening en verantwoording van de exploitatie der gansche onderne ming aan Burgemeester en Wethouders zullen worden overgelegd. De beraadslaging wordt geopend. Den heer Baart de la Faille is uit de correspondentie tusscheu adressanten en Burgemeester en Wethouders en tevens uit het nader adres gebleken,dat de Commissie dank baar is,maar niet voldaan. Speciaal met dat onderdeel van het voorstel, de tinancieele kwestie rakende, kan zij zich niet vereenigen. Burgemeester en Wethouders stellen voor, tot wederopzegging 2000.subsidie per jaar te verleenen en adressanten vragen garantie van 4 pCt. rente van het stichtingskapitaal ad ƒ83000.—Ook met het verleenen van ƒ200.crediet in de kosten van voor bereiding kunnen Burgemeester en Wethouders zich niet vereenigen. Spreker kan zich voorstellen, dat deze van hun stand punt bezwaar moeten opperen. Doch thans heeft de Commissie zich nader tot den Raad gewend en er den nadruk op gelegd, dat de beoogde inrichting zeer in het belang van de gemeenschap zou zijn. Inderdaad moet in het oog worden gehouden, dat niet alleen het belang van den werkman, maar ook dat van de andere klassen der samenleving, de geheele gemeenschap dus van een goede badinrichting kan profiteeren. Daarom wenscht spreker het verzoek der Commissie nader te beschouwen. Ten zeerste zou spreker het betreuren, dat, waar Leeu warden sedert tal van jaren zich met een slechte badin richting heeft beholpen, thaus de Commissie, die zich zooveel moeite tot verwezenlijking van haar plan heeft getroost, daarvan zal moeten afzien. Spreker gevoelt veel voor het plan der Commissie en wijst er op, dat het onderscheid tusschen de voorgestelde subsidie en de gevraagde rente-garantie toch niet zoo groot is. Men kan niet zeggen, dat de Commissie te veeleischend is, gaarne zou spreker nog omtrent een en ander nader worden ingelicht. De lieer Troelstra wijst er op, dat de heer Baart de la Faille is begonnen met te zeggen, dat hij zich volgens het standpunt van Burgemeester en Wethouders wel kan begrijpen, dat deze met geen voorstel zijn gekomen als adressanten zouden wenschen. Te dezen opzichte kan spreker mededeelen, dat Bur gemeester en Wethouders zich in de eerste plaats de vraag hebben gesteld, of de gemeente zich een offer voor de oprichting der badplaats enz. kon en mocht getroosten, in de 2e plaats, hoe groot dat offer zou zijn. In het laatste adres plaatst de Commissie zich naar sprekers inzien op een minder juist standpunt; daar toch zegt zij met ronde woorden, dat zij eene goede zwem en badinrichting wil tot stand brengen in 't belang der gemeenschap en daarom moet de Raad Hink over de brug komen. Als het hier werkelijk een overwegend en algemeen gemeentebelang betrof', dan zou de Raad misschien beter doen met de oprichting en exploitatie door de gemeente te doen geschieden. Dan werd de zaak een tak van gemeentedienst en zou deze de voordeelen genieten of eventueel de schade hebben te dragen, welke de exploitatie opleverde. Doch hier betreft het eene particuliere inrichting, die men door particulier initiatief tot stand wil brengen en nu rijst de vraag, in hoever het gemeentebelang baarbij betrokken is. Sprekei' meent dat Burgemeester en Wethouders dat belang, blijkens hun voorstel, nog al hoog hebben ge schat. Ten einde een overzicht te verkrijgen, hebben Burge meester en Wethouders eene begrooting van kosten dor exploitatie gevraagd. Deze is hun toegezonden en daarbij besonit de Commissie het tekort op 1681.25 per jaar, alzoo nog ruim ƒ300.— minder dan het voorgestelde subsidie. De Commissie wil echter rente-garantie, maar dan zou de gemeente in eene speculatieve zaak worden betrokken en volstrekt niet weten, waar zij aan toe was. Men kan zich voorspiegelen, dat dan de gemeente niets zou hebben te betalen als de zaken goed gingen, maar de opgemaakte begrooting, die met een belangrijk tekort sluit, doet dit niet verwachten. Hoogstwaarschijnlijk zou de rente, zoo niet geheel dan toch grootendeels door de gemeente moe ten worden betaald. En nu wenschen adressanten reute- garantie gedurende 25 jaar. Maar volgens de begrooting wenscht men jaarlijks 2 pCt. of ƒ1660 at telossen. De schuld zal dan eerst na 50 jaar zijn gedelgd. Zullen nu de geldschieters wel heel veel waarborg zien in een garantie gedurende 25 jaar 't Maar gesteld, de zaak Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Mei 1905. 115 marcheert niet, hoe danf Do gemeente heeft er al leen belang bij, zoolang de inrichting bestaat, niet wanneer zij is opgeheven. Spreker herhaalt dat de ge meente zich niet op het gebied der speculatie mag be geven. Het is hier ongeveer hetzelfde geval als verleden week, toen art.6 der bouwverordening werd behandeld; was de laatste alinea van dat artikel blijven bestaan, dan zou de gemeente ook betrokken zijn geworden is eene even- tueele speculatie van bouwondernemers. Spreker wenscht nog even op te merken, dat als de Raad de voorgestelde 2000 subsidie per jaar toestaat, hij reeds feitelijk eene garantie tot dat bedrag verleent. Wat de gevraagde 200 betreft, welke de Commissie vraagt als tegemoetkoming in de kosten van voorberei ding, dat vindt spreker wel een beetje klein. Als men zich voor een dergelijke zaak interesseert, moet men er ook wat voor over hebben. Bovendien, gaat de zaak op, dan kan het kosten-bedrag immers onder de oprichtings kosten worden begrepen. De heer Baart de la Faille kan zich voorstellen, dat Burgemeester en Wethouders geen vrijheid hebben ge vonden, om naar aanleiding van het nader adres meteen ander voorstel te komen. Overigens moet hij erkennen, dat het subsidie hem roijaal voorkomt; dat apprecieert hij ten zeerste. Doch het geldt hier de kwestie, te zijn of' niet te zijn. Waar inderdaad het groote nut der inrich ting vooropstaat, ligt het op den weg der gemeente, de totstandkoming mogelijk te maken. Spreker neemt aan, dat de mededeeliugen, door den Wethouder van Financiën verstrekt, juist zijn, doch be veelt ten zeerste aan, de Commissie zooveel mogelijk in haar pogen te steunen. De beraadslaging wordt gesloten, en tot stemming overgegaan over het voorstel van Burgemeester en Wethou ders om afwijzend te beschikken op het verzoek der Com missie, om haar een crediet toe te staan van hoogstens 200, ter bestrijding der kosten van voorbereiding. Met 14 tegen 6 stemmen wordt overeenkomstig het voorstel besloten; vóór het voorstel stemmen de heeren Beucker Andreae, ilhelmij, Jansen, Komter, Beerends, Lauten- bacli, Troelstra, van Messel, Tromp, Feddema, van Ivet- wicli Verschuur, Beekhuis, Wolff en Tigler Wijbrandi. Tegen het voorstel stemmen de heeren Ivoopmans, Haverschmidt, Duparc, Baart de la Faille, Jlijlkcma en Menalda. Hierna wordt in stemming gebracht het voorstel sub II van Burgemeester en Wethouders. liet wordt aangenomen met 19 stemmen tegen 1, die van den' heer Baart de la Faille. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijzi ging der verordening, regelende de brandweer (Bijlage no. 12). De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilhslmij vestigt de aandacht er op, dat, wanneer men het voorstel van Burgemeester en Wethou ders oppervlakkig beschouwt, het zeer onschuldig schijnt, in werkelijkheid is het niettemin van zeer ingrijpenden aard, en daarom wenscht spreker het nader te beschouwen. Er wordt o.a. voorgesteld, uit art. 14 te doen vervallen de bepaling, dat 's winters van 's avonds 10 tot 's mor gens 7 uur eene brandwacht wordt gehouden. Die wacht zal dus worden afgeschaft en daarmede kan spreker zich niet vereenigen, omdat zij gedurende tal van jaren uit stekend heeft gewerkt. Daarvoor in de plaats zou komen de alarmeering per telefoon. Spreker wil een kort overzicht geven van de werking der bestaande regeling, om hare voordeelen boven de nieuwe in het licht te stellen. De bestaande brandwacht telt 5 personen, die bij de in de Oude Waag aanwezige werktuigen voortdurend tegenwoordig zijn. Wordt hun kennis gegeven van het ontstaan van brand, dan begeven drie van hen zich met bluschmaterieel naar de plaats des onheils, terwijl de twee anderen het noodige personeel, brandmeesters enz. in allerijl gaan wekken. Het groote voordeel bestaat dus hierin, dat men onmiddellijk materieel bij de hand heeft en direct het personeel gewekt wordt. Brandmeesters daarentegen stellen zich aanzeg-plaatsen van brand voor, die aan het telefoonnet zijn verbonden. Maar dit zal tot noodeloozen omslag en vertraging aan leiding geven. Als toch de brand wordt ontdekt, gaat men naar zoo'n aanzegplaats. Daar moet eerst de be woner gewekt worden, die zich vervolgens naar het te lefoon-toestel begeeft en het centraal-bureau moet opbellen. Is de bewoner daarvan gewekt, dan belt deze op: den opperbrandmeester, diens adjunct, de brandmeesters, de politie, den bode, enz. Spreker meent, dat deze methode uitstekend zou werken, indien vooraf iets van een brand bekend was, doch daar dit natuurlijk niet het geval kan zijn, zal er geruimen tijd verloopen, voor de werktuigen bjj de hand zijn; er kunnen wel twee huizen verbranden, vóór het personeel aanwezig is. Geldt dit voor brand bij nacht, ook des daags bestaan groote bezwaren tegen het nieuwe systeem. Dan zal gedurende den tijd, dat brandmeesters enz. gewaarschuwd worden, alle particulier vorkeer per telefoon gestoord zijn. Spreker vraagt, of' dit wol mag worden toegestaan, waar het toch vaak slechts een schoorsteenbrandje of z.elfs een gerucht van brand betreft. Het nieuwe systeem geeft dus veel op onthoud, is te omslachtig; toch zijn Burgemeester en Wethouders er op ingegaan. Dezen stellen verder voor, om de wijze van alarmee ren en uitrukken van het personeel en het materieel der brandweer bij brand door hen te doen regelen, het college van brandmeesters gehoord. Ook hiermee kan spreker zich niet vereenigen; de verantwoordelijkheid van den Raad voor de rust en veiligheid der burgers zal dan wel op de schouders van Burgemeester en Wethouders gelegd worden. Doch een zoo belangrijk onderwerp, bjj veror dening geregeld, kan maar niet zoo klakkeloos behandeld worden. Daarvoor dient meer tjjd van voorbereiding te worden gegeven. Daarom heeft spreker de eer, den Raad voor te stelloji te besluiten: „Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, hun voorstel terug te nemen, opdat dit College zal overwegen, welke wijze van alarmeering moet worden ingevoerd; alsdan kan het geheele voorstel aan den Raad ter goed keuring worden aangeboden". Spreker gelooft dit gerust te kunnen doen, omdat deze zaak geene dringende haast heeft; want het rapport van de Commissie van Brandmeesters is reeds van Maart 1904, en in het rapport van de Commissie wordt gezegd op bladzijde 3: Wij weten en erkennen dat onze brand weer te allen tijde een voorbeeld van goede organisatie genoemd mag worden. Deze motie wordt ondersteund en komt dus in behan deling. De heer Feddema heeft naar aanleiding van de gedachte, uitgedrukt iu de laatste woorden van den heer Wi I helm ij dat deze nieuwe regeling geen haast heeft, vrijheid ge vonden diens motie te ondersteunen. Do Raad bevindt zich a l'iinproviste tegenover dit voorstel, hij is thans niet competent een oordeel te vellen. Daarom kan het sprekers goedkeuring niet wegdragen, dat op dit moment met het sedert jaren gevolgde systeem van alarmeering zal worden gebroken, zonder zich vooraf verzekerd te weten van de uitkomst. Spreker zou nader overleg, desnoods met brandmeesters, alsnog wenscheljjk achten. De heer Wilhelmij heeft zoo pas de tegenwoordige wijze van alarmecren geschetst, waaruit is gebleken hoe voor de rust en veiligheid der ingezetenen ook bij nacht

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 2