160 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Augustus 1005.
door niet belangrijk verzwaard, want voor hem is het
bij het lezen van het verzoek met één oogopslag te zien
of de zaak al dan niet geheel en al op het gebied van
den Inspecteur ligt. liet zal daarbij blijken, dat verre
weg de meeste aanvragen om vergunning tot bouwen
enz. alleen het advies van den Inspecteur behoeven. I lij
blijft overigens geheel aansprakelijk voor zijn advies,
waardoor vele zorgen van des Directeurs schouders blijven
afgewenteld. Ten onrechte spreekt de heer Jansen dus
van eene verzwaring der taak van dien ambtenaar.
De heer Troelstra weet, dat de Directeur er prijs op
stelt met alle aanvragen tot het boüwen van woningen
in kennis te worden gesteld. Bij de voorgestelde regeling
nu zal dat plaats hebben.
Spreker gelooft, dat het door den heer Jansen geop
perde bezwaar niet van overwegenden aard is, bovendien
wordt, zooals reeds is gezegd, de wensch van den Direc
teur hiermede bevredigd.
De heer Jansen is door de toelichtingen van de heeren
Beekhuis en Troelstra wel eenigszins op de hoogte ge
komen van de strekking van het voorstel, maar zijn
hoofdbezwaar is niet geheel vervallen. Spreker kan zich
geen onafhankelijke positie van den Inspecteur voorstel
len, waar zijn advies in zekeren zin wordt getoetst dooi
den Directeur en wat dezen betreft, een dubbele behan
deling is in elk geval toename van werk.
De Inspecteur is thans een zelfstandig ambtenaarhij
ontlast dus den Directeur van werk. Bovendien, de In
specteur is een bekwaam man, geen vreemdeling in Je
ruzalem; men make hem dus niet afhankelijk van een
ander ambtenaar.
Spreker zal, het vergevorderd uur in aanmerking ge
nomen, hierover niet verder uitweiden doch constateert
dat zijn hoofdbezwaar blijft bestaan. Straks zal hij ter
juister plaatse daarop terugkomen.
De algemeene beschouwingen worden gesloten en tot
behandeling van de artikelen der verordening overgegaan.
De artt. 1—5 worden zonder discussion en met alge
meene stemmen goedgekeurd.
Art. 6, le lid.
De directeur en de gemeentelijke inspecteur voor het
woningtoezicht worden door den Raad benoemd uit eene
voordracht van drie personen, door Burgemeester en
"Wethouders in te dienen; alle overige vaste en tijdelijke
beambten en alle vaste werklieden door Burgemeester en
Wethouders, na den directeur, of den gemeentelijken
inspecteur voor het woningtoezicht, wat het personeel
van diens afdeeling betreft, te hebben gehoord.
Do heer Koopmans herinnert er aan, dat de wegen
van Burgemeester en Wethouders niet steeds die van
den Baad zijn, dat bleek ook weer in de laatste verga
dering.
Thans trachten zij den Baad weer aan banden te leg
gen, door een voordracht van drie personen voor te
stellen; van een voordracht kan natuurlijk niet worden
afgeweken. Doch het is sprekcr's overtuiging, dat
de Baad zich de bevoegdheid van vrije keuze niet uit
handen moet geven; hij moet volkomen vrij zijn. Daarom
stelt spreker voor in de plaats van „voordracht" hier te
lezen „aanbeveling".
Dit amendement wordt ondersteund en komt dus in
behandeling.
De heer Beekhuis zegt, dat deze bepaling is overge
nomen uit de oude verordening.
De heer van Ketwich Verschuur gelooft dat Burge
meester en Wethouders hinken op twee gedachten. Hier
spreken zij van een „voordracht", terwijl in de zoojuist
aangenomen verordening is bepaald, dat de benoeming van
een directeur der gasfabriek zal geschieden op hunne aan
beveling. Ter wille van de overeenstemming, die bij de
benoeming van deze twee hoofdambtenaren toch dient
te bestaan, moet dus de aanneming van het amendement
des heeren Koopmans wenschelijk worden geacht.
De lieer Troelstra zegt, dat al moge overeenkomstig
de bestaande verordening voor de benoeming van een
directeur voor de gasfabriek, eene aanbeveling zijn inge
diend, voor het benoemen van een directeur der gemeen-
werken steeds heeft gegolden, de benoeming uit eene voor
dracht. Volgens eene vroegere verordening werd daartoe
slechts eeu voordracht van twee personen ingediend.
En nu meent hij er op te moeten wijzen, dat de be
trekking van directeur van eeu gasfabriek evenals die
voor de gemeentereiniging, een geheel andere is dan die
van directeur der gemeentewerken. De eersten staan aan
het hoofd van een bepaalden tak van dienst, meer van
industrieclen aard de andere staat uit den aard zijner
betrekking in veel nauwer contact met Burgemeester en
Wethouders, zoo zelfs dat hij in elke vergadering van Bur
gemeester en Wethouders verschijnt. Hij moet als het
ware steeds met Burgemeester en Wethouders samen
werken in velerlei zaken en daarom is aan te nemen, dat
zij bij het voordragen van een directeur zeer nauwlettend
zullen te werk gaan en het voor den goeden gang van
zaken bedenkelijk zou kunnen zijn iemand buiten de
aanbeveling te benoemen, wien door Burgemeester en
Wethouders misschien niet het volle vertrouwen zou
kunnen worden geschonken.
lloe ruimer de keus is voor den raad, hoe meer ge
legenheid er ook bestaat om op de benoeming te influen-
ceeren.
Nu wordt wel gezegd, dat het niet consequent zou
zijn om voor den eenen directeur een aanbeveling te doen
en voor den anderen eeu voordracht, maar de zoogenaamde
inconsequentie komt meer voor. De benoemingen van
onderwijzers aan de lagere scholen geschiedt uit een voor
dracht, die van leeraren van het gymnasium uit een aan
beveling.
Spreker meent dus dat het wenschelijk is, de voor de
benoeming van een' directeur der gemeentewerken be
staande bepaling te handhaven.
De heer Schoondermark zegt, dat als mén den heer
Troelstra zoo hoort spreken, liet Ijkt, alsof daarin een
logische gedachtengang valt te constateeren. Doch op
den keper beschouwd, hapert daaraan wel iets.
De heer Troelstra sprak van de nauwe betrekking,
die er tusschen den Directeur en Burgemeester en Wet
houders bestaat, en daarom zou een voordracht van Bur
gemeester en Wethouders gewettigd zijn. Daartegenover
echter staat het ook door hem aangehaalde voorbeeld van de
benoeming der onderwijzers, die wel uit een voordracht
worden benoemd, maar van wie men toch niet kan zeg
gen, dat zij met liet Dagelijksch bestuur veel in aan
raking komen
Spreker wijst op de benoeming van den Secretaris,
die uit eene aanbeveling van twee personen wordt geko
zen en dat is toch zeker wel de ambtenaar, die het
meest intiem is met Burgemeester en Wethouders. Waar
om dus voor den Directeur der gemeentewerken een
voordracht. De heer van Ketwich Verschuur wees er
ook reeds op, dat de Directeur der gasfabriek door den
Baad wordt benoemd, nadat hij van Burgemeester en
en Wethouders een aanbeveling van drie personen heeft
ontvangen. Er is dus geen enkele reden, om hier van
uie wijze van handelen af te wijken.
De debatten worden thans gesloten en het amen-
dement-Koopmans in stemming gebracht. Het wordt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Augustus 1905. 161
aangenomen met 8 tegen 6 stemmen, die der heeren
Beucker Andreae, Troelstra, Beekhuis, Duparc, Hijlkema
en Menalda.
Art. 7, le lid.
De bezoldiging bedraagt
voor den directeur, ten minste J 2800 en ten hoogste
ƒ3500;
voor enz.
Do Voorzitter deelt mede, dat de maximum jaarwedde
van den Directeur abusievelijk is gesteld op ƒ3500.
Dit is een drukfout en moot 3300.zijn.
De heer Feiklema wenscht naar aanleiding van deze
drukfout het woord te voeren. In één opzicht vindt
spreker liet jammer, dat zij in de wereld gekomen is.
De Directeur heeft natuurlijk deze bijlage ook gelezen
en daardoor zijn bij hem aanvankelijk misschien zekere
verwachtingen opgewekt. Als spreker nu zegt, dat de
Directeur is een duur ambtenaar, dan wil hij daaraan
toevoegenmaar ook een bekwaam man, met grooten
ijver bezield.
Dit in aanmerking genomen, wil spreker erkennen,
dat die ambtenaar wel 3500. per jaar waard is,
waarom hij voorstelt die drukfout te laten staan waardoor
den Directeur de kans wordt gegeven, dat verhoogde
salaris te bekomen.
Dit voorstel wordt ondersteund en komt dus in behan
deling.
De Voorzitter deelt mede dat hij nog een amendement
op dit artikel heeft ontvangen, n.l. van den heer Duparc,
om inplaats van „De bezoldiging" te lezen: „Do jaar-
lijksche bezoldiging".
Hiermede vereenigt de Baad zich.
De heer van Ketwich Verschuur apprecieert zeer wat
door den heer Eeddema aangaande den Directeur der
Gemeentewerken is gezegd. Voor spreker bestaat te
meer reden, om zich over diens voorstel te verheugen,
als hij in aanmerking neemt, dat de maximum jaarwedde
van den Directeur der gasfabriek zooeven is bepaald op
ƒ3000.met vrije woning, vuur en licht en alzoo stel
lig tot een bedrag van ƒ3600.kan klimmen.
Dat de jaarwedde van den Directeur der gemeentewer
ken kan klimmen tot ƒ3500.is derhalve billijk en ook
wenschelijk.
De lieer Beucker Andreae had dezelfde opmerking
willen maken als de heer van Ketwich Verschuur. Ook
hij wenschte te wijzen op de emolumenten, welke de
Directeur der gem. gasfabriek geniet en die zijn ambtge
noot der gemeentewerken moet derven, tengevolge waar
van geen goedeverhouding bestaat tusschen het inkomen
van beide hoofdambtenaren. Op dien grond zal hij ook
meegaan met het voorstel van den heer Feddema.
Ook de lieer Schoondermark kan het voorstel onder
steunen. Ijverig en bekwaam is onze Directeur der Ge
meentewerken zeker, en daarom verdient hij ten volle
dat zijn salaris nog met ƒ200.— kan worden verhoogd.
De heer Jansen wenscht zijn stem te motiveeren, die
hij tegen het voorstel van den heer Feddema zal uit
brengen, en wel op grond dat het tractemcnt van den
Directeur in den laatsten tijd reeds tweemaal zeer aan
merkelijk is verhoogd.
Spreker is steeds meegegaan, en nog zoo pas bezig ge
weest om te beweren, dat de Directeur werkelijk te
veel met werkzaamheden is overladen en daarom eer
ontlaat dan met meer werk belast dient te worden. Doch waar
het salaris, oorspronkelijk ƒ2200, in korte jaren met
groote sprongen van ƒ600 en ƒ500.tot ƒ3300 is
opgevoerd, wenscht hjj bij deze gelegenheid niet mee te
werken tot nu op nieuw salarisverhooging. Onlangs zijn
nog door hem bij de behandeling van salarisverhooging
van den Secretaris vergelijkingen gemaakt, en meent hij
dat de verhoudingen van salarissen van hoofdambtenaren
op deze mannier te veel uit elkander zullen loopen.
De heer Duparc hoorde een eenstemmig koor van loftui
tingen op den Directeur, waarbij alleen van den heer
Jansen een dissonant werd vernomen. Spreker stemt
daarmede geheel in. Voor hem is er echter nog een ander mo
tief voor het amendement van den heer Feddema. Zij het
dan ook door een drukfout, er zijn bij den Directeur alleszins
gewettigde verwachtingen op verhooging opgewekt, die de
de Baad, óók voor Burgemeester en Wethouders zeiven,
behoort te dekken.
Hot amendement van den heer Feddema wordt hierop
in stemming gebracht en aangenomen met 13 stemmen
tegen 1 stem, die van den heer Jansen.
Art. 7, 2e lid.
Het juiste bedrag der bezoldiging wordt voor ieder
bij afzonderlijk besluit bepaald, voor wat betreft den di
recteur en den gemeentelijken inspecteur voor het wo
ningtoezicht door den raad en wat de overige beambten
betreft door Burgemeester en Wethouders.
De heer Schoondermark merkt telkens een stille strijd
op, die wordt gevoerd om de macht tusschen Burge
meester en Wethouders en den Baad. Zoo ook weer
hier, waar n.l. de hoofdopzichter niet afzonderlijk is ge
noemd, dus onder de „overige beambten", wordt ge
rangschikt en wiens salaris alzoo door Burgemeester en
Wethouders wordt bepaald.
Doch de betrekking van hoofdopzichter is belangrijk
en zijne werkzaamheden zijn vaak van ingrijpenden aard.
Dat de raad de verdiensten van den tegenwoordigen
titularis erkent, bleek uit zijn besluit om hem eene per-
soneele toelage te verleenen.
Spreker vindt alleszins termen aanwezig, om ook de
regeling der jaarwedde van den hoofdopzichter aan den
Baad over te laten.
Het amendement van den heer Schoondermark wordt
ondersteund en komt dus in behandeling.
De heer Beekhuis had niet gedacht, dat juist de heer
Duparc dit amendement zoude steunen.
Dat lid toch weet steeds zeer goed de ratio van wetten
en verordeningen te vatten en de economie daarvan te
waardeeren.
Thans echter schijnt hij over het hoofd te zien, dat bij
art. 6 dezer verordening is bepaald dat de directeur en
de gem. inspecteur voor het woningtoezicht door den
Baad worden benoemd en alle overige beambten enz.
door Burgemeester en Wethouders.
Het college, dat den hoofdopzichter benoemt, in casu
Burgemeesters en Wethouders, zal dus ook wel zijne
bezoldiging moeten vaststellen.
De heer Schoondermark trekt thans zijn amendement in.
Art. 7, met de daarin aangebrachte wijzigingen en
artt. 8 en 9 onveranderd, worden hierna met algemeene
stemmen aangenomen.