174 Verslag van dc handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 September 1905. 4. alsvoren om aan J. Zwaagstra op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzer aan school no. 11. 5. Voordracht voor de benoeming van eene onderwij zeres aan de gemeenteschool no. 1. Op de voordracht zijn geplaatst 1. mej. C. A. J. Meeuwis te Leeuwarden. 2. J. Sonnega Britsum. 2. B. Oosterling Hardegarjjp. 4. T. Schoustra Leeuwarden. De punten 25 worden aan de orde gesteld voor een volgende vergadering. i IV. De heer Koopmans deelt namens de Commissie voor reclames mede, dat het rapport omtrent bezwaar schriften tegen aanslagen in den 11. O., dienst 1905, gereed is. Hij stelt voor, dit als gelezen te beschouwen, en het in eene volgende vergadering te behandelen. Dienovereenkomstig wordt besloten. V. AVordt overgegaan tot de behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van eene onderwijzeres aan gemeente school no. 3. Van de op de voordracht geplaatste dames verkrijgt mej. D. van Solkema te Leeuwarden 12, mej. B. Cam- ininga te Leeuwarden 9 en mej. A. S. Adama te Avereest 4 stemmen, zoodat benoemd is mej. J). van Solkema te Leeuwarden. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouder om den heer H. Thorn Prikkör te benoemen tot gemeentelijken In specteur voor het Woningtoezicht alhier. De Voorzitter verzoekt den Raad, namens Burgemeester en Wethouders, hun in dit geval dispensatie te ver leenen van de bepaling volgens welke voor deze benoe ming een aanbeveling moet worden opgemaakt. De heer Baart tie la Faille heeft het voorstel met in genomenheid begroet en is persoonlijk gaarne bereid, de gevraagde dispensatie te verleenen van het voorschrift omtrent de wijze van benoeming van dezen ambtenaar in art. 6 van de verordening no. 28, 1905, vervat. Toch wenscht spreker even de vraag te stellen of Burgemeester en Wethouders zich ook door een medisch advies over tuigd hebben, dat de gezondheidstoestand van den heer Thorn Prikker van dien aard is, dat hij zijn functie bij voortduring behoorlijk zal kunnen waarnemen. De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wet houders nu niet hebben gedaan wat in den laatsten tijd meestal regel is bij zoodanige benoemingen. De heer Thorn Prikker is toch twee jaar bij de gemeente in functie en een medisch onderzoek werd nu niet noodig geacht. Behalve tengevolge van het ongelukkig accident, dat den heer Thorn Prikker dezen winter is over komen, heeft zijn gezondheidstoestand geen enkele ver hindering opgeleverd om zijn betrekking waar te nemen, üm gezondheidsredenen werd door hem in die twee jaren niet verzuimd. De lieer Baart de la Faille zegt dank voor de ver kregen inlichtingen, maar doet opmerken dat zijn vraag eigenlijk juist werd gedaan met betrekking tot het on gelukkig accident, dat den heer Thorn Prikker is over komen. Diens functie brengt mede, dat hij veel ambu lant moet zijn. De vraag doet zich nu voor, of de tijde- ljjke invaliditeit tengevolge van genoemd accident geheel is opgeheven, zoodat de heer Thorn Prikker zijn functie weer behoorlijk kan waarnemen. De Voorzitter kan den heer Baart de la Faille op dit punt beslist geruststellen. Sedert de heer Thorn Prikker zijn dienst heeft hervat, is hij niet verhinderd geweest in de voor de vervulling zijner functie noodzakelijke be weging. De heer Tromp acht het toch wel van belang, dat do regel om voor belangrijke benoemingen een medisch attest te vragen, gehandhaafd worde. Spreker wijst op de be noeming van den Directeur der Gasfabriek, waarbij nogal gewicht in de schaal is gelegd door een medisch attest omtrent één der sollicitanten. Zeer zeker kan het voor komen, dat iemand onder gewone omstandigheden zijn werk zonder stoornis verricht en dat toch een medisch onderzoek aan het licht brengt, dat de gezondheidstoestand niet is, zooals die moet wezen. Spreker dringt dus ten zeerste aan op een medisch attest. De Voorzitter meent dat de benoeming van een direc teur der Gasfabriek een onjuist gekozen voorbeeld is in dezen. Juist de door den ltaad benoemde was toch niet vooraf gekeurd. De heer Tromp doet opmerken, dat er toch op werd gewezen, dat één der meest serieuse sollicitanten aan een grooter ziektekans onderhevig was dan een normaal mcnsch. Het is natuurlijk niet te bepalen in welke mate dit bij de benoeming van invloed is geweest; in den laatsten tijd echter en spreker gelooft met heel veel raison Hs het regel, om een attest te eischen. Het behoeft niet gezegd te worden hoe veel hinder iemand, zonder bepaald ziek te zijn, in zijn werk kan ondervinden van allerlei constitutioncele afwijkingen, als zenuwlijden, jicht, enz. De Voorzitter constateert, dat de Raad eenigszins in zit met het geval, aangezien de tegenwoordige functie van den heer Thorn Prikker, die tijdelijk werd benoemd voor den tijd van twee jaar, met 1 October a.s. een einde neemt. De benoeming aanhouden is in dit geval niet mogelijk, omdat de Raad vóór 1 October niet weer samenkomt. Misschien zou men kunnen overgaan tot een voorwaardelijke benoeming op voorwaarde, dat nader blijkt, dat de functionaris voldoende gezond van gestel is. De heer Tromp kan niet inzien, dat het bezwaar, dat de termijn der tijdelijke benoeming met 1 October afloopt, onoverkomelijk is. Spreker is er tegen, de benoeming voorwaardelijk te doen geschieden en later een medisch attest te vragen. De Voorzitter ziet nog niet in, dat er een andere weg is, of de Raad zou dan de tijdelijke benoeming moeten verlengen. Als de Raad niet bereid is, de be noeming thans te doen geschieden, zou de termijn van 1 October bijvoorbeeld tot 1 November verlengd moeten worden. Spreker zou echter vooraf willen weten of de Raad het gevoelen van den lieer Tromp deelt. De heer Baart de la Faille verklaarde zich na de gegeven inlich tingen bevredigd. De heer Tromp dient een voorstel in om de benoeming aan te houden, totdat de heer Thorn Prikker een genees kundige verklaring zal hebben overgelegd. Dit voorstel wordt ondersteund. In stemming gebracht, wordt het met 10 tegen 9 stemmen aangenomen. Tegen de hoerenSchoondermark, Troelstra, Beucker Andreae, Beekhuis, Burger, van Ketwich Verschuur, Haverschmidt, Ilijlkema en Duparc. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 September 1905. 175 De Voorzitter stelt thans voor, de tijdelijke benoeming van den heer Thorn Prikker te verlengen tot 1 Novem ber a.s. Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig be sloten. 3. Rapport der Commissiebelast geweest met het on derzoek van de begrooting der kosten van de dienstdoende schutterij over 19<)li. Zonder debat wordt overeenkomstig de conclusie van het rapport besloten tot goedkeuring der begrooting. 4. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders omtrent het verzoek van de Vereeniging „de Leeuwarder Industrie- en Huishoudschool', om toekenning van een jaarlijksch subsidie. Burgemeester en Wethouders stellen aan den Raad voor I. Aan de Vereeniging „de Leeuwarder Industrie- en Huishoudschool", gevestigd alhier, met ingang van 1 Mei 1906, of zooveel later als de school zal worden geopend, tot wederopzegging toe, een jaarlijksch subsidie toe te kennen van 1500.—, onder voorwaarde, dat van elke wijziging der statuten onmiddellijk kennis worde gegeven aan Burgemeester en Wethouders en de jaarlijksche begrooting en rekening aan hen worde overgelegd. II. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, te zijner tijd de hiervoor vereischte financieele voorstellen te doen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Schoondermark heeft tot zijn genoegen gezien, dat Burgemeester en Wethouders het voorstel doen om aan de op te richten school een subsidie van f 1500 te verleenen. Naar aanleiding van dit voorstel is ook een vergadering gehouden van de vereeniging „Volks onderwijs", waarvan spreker de eer heeft voorzitter te zijn. Deze vergadering juichte het voorstel toe, maar er werd één bezwaar gemaakt aangezien het subsidie hier weer wordt toegestaan, zonder eenige voorwaarde van beteekenis. In de statuten der vereeniging „Industrie- en Huis houdschool" staat o.a., dat het bestuur wordt samengesteld uit 9 personen, uit en door de leden gekozen, maar aangevuld kan worden, wanneer de subsidie-verleenende lichamen als voorwaarde mochten stellen, dat vertegen woordigers hunnerzijds in het centraal bestuur zitting zullen hebben. Ook met den voorzitter van de Industrie- en Huishoudschool, den heer Peereboom, heeft spreker daarover een onderhoud gehad. Deze gaf de verzekering, dat hij liet bepaald aangenaam zou vinden, wanneer een lid van den Raad als zoodanig zitting nam in het bestuur. Dat zulks meer voorkomt, bewijst de Ambachtsschool. Dat het van nut kan zijn voor de school, daarvoor kan men als voorbeeld nemen het geval, dat zich betalende leerlingen van buiten aanmelden, terwijl voor dezelfde plaatsen wel leerlingen uit de stad zelf zouden zijn, die echter niet kunnen betalen. Het bestuur zou de laatsten dan uit een financieel oogpunt kunnen weigeren, waardoor het doel der school lijdt. liet blijkt, dat andere publieke lichamen er ook zoo over denken. Achter den naam van den heer Stoop als bestuurslid der school staat „als vertegenwoordiger der vereeniging Nijverheid". Die vereeniging heeft gezegd wij willen wel subsidie geven, maar een lid van ons bestuur moet zitting hebben in dat andere bestuur. Spreker stelt dus voor, mee te gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar aan de voor waarden deze toe te voegen, dat een lid van den Raad als zoodanig, door den Raad te kiezen, in het bestuur zitting zal hebben. De Voorzitter moet ontraden, in te gaan op het voor stel van den heer Schoondermark. De Raad zou daarmee een taak op zich nemen, die hij niet op zijn schouders mag laden. In de toekomst, als weer subsidies werden gevraagd, zou die taak te zwaar worden. Nu zegt de heer Schoondermark dat geen voorwaarden van beteekenis worden gesteld? Maar liet is toch zeker belangrijk, dat iedere wijziging der statuten aan het Dagelijksch Bestuur der gemeente moet worden voorgelegd en dat ook de begrooting ieder jaar moet worden over gelegd, waaruit dan de noodzakelijkheid zal moeten blijken van handhaving van het subsidie. Dit, verbonden met de bepaling omtrent kennisgeving van statutenwijziging, verzekert den Raad van de kennisneming van alles wat noodig is om de wenschelijkheid van subsidie-verleening te beoordeelen. De onderstelling is geopperd, dat ongunstige voor waarden gesteld konden worden voor toelating van kinderen van buiten spreker weet nog niet of daarbij zooveel belang bestaat voor Leeuwarden of ook, dat voor Leeuwarder kinderen de omstandigheden ongunstig zouden worden. Maar Burgemeester en Wethouders kunnen te allen tijde het bestuur ter verantwoording roepen. Het gevaar voor verkeerdheden is dus niet zoo groot. Wat „Nijverheid" beoogt met de bepaling omtrent het zitting nemen van een bestuurslid in het bestuur der Industrieschool is iets geheel anders, dan wanneer de Raad, aan welk college door den wetgever een publiek rechtelijke functie is toegewezen, zich op dit terrein begeeft. Wanneer dc leden van den Raad persoonlijk telkens geroepen konden worden om zitting te nemen in andere bestuurscolleges, zou men het lidmaatschap van den Raad veel te veel bezwaren buiten de taak om, die de wetgever aan de leden heeft toegedacht. De heer Besuijen wil zich aansluiten bij den heer Schoondermark. Beschikt dc Raad door het verleenen van subsidies over het geld dor gemeentenaren, dan moet dc Raad ook dc verantwoordelijkheid op zich nemen, dat het goed wordt uitgegeven en is het een moreele plicht, de noodige controle te oefenen. Spreker wijst bovendien op liet congruent geval van de Ambachtsschool. Nu zegt de Voorzitter wel, dat dergelijke subsidies in den loop van den tijd sterk kunnen vermeerderen en dat het systeem dan voor de leden van den Raad te bezwaarlijk wordt. Men kan dat echter laten afhangen van de grootte van het subsidie. Geeft men een bedrag van 150 voor een museum, dan kan volstaan worden met overlegging der rekening te eischen, maar waar het sommen b.v. boven duizend gulden betreft, moet men kunnen nagaan niet alleen waarvoor, maar ook onder welke omstandigheden het geld wordt besteed. De heer Troelstra constateert, dat in de statuten van „de Ambachtsschool" een bindende bepaling is opgeno men, dat in het bestuur zitting zullen hebben vertegen woordigers van „Nijverheid", van den Raad, het St. Anthonie-Gasthuis enz. Er staat, dat er bestuursleden zullen zijn vertegenwoordigers van die lichamen, die dooren uit de leden worden benoemd. Wanneer spreker goed geluis terd heeft, is het hier iets anders. Hier heeft de vereeniging in haar statuten de aanvulling van het bestuur met ver tegenwoordigers van andere colleges facultatief gesteld. Hier kunnen zedelijke lichamen, die een fiiuancieele bijdrage geven, lid van het bestuur worden en dit wordt aan die lichamen zelf overgelaten. Nu moet spreker zeggen, dat de ervaring bij de Am bachtsschool opgedaan leert, dat het heel goed zou zijn, als in de statuten stond, dat een lid van den Raad zit ting moest hebben in het bestuur. Onwillekeurig staat men dan op een ander standpunt. Men gaat uit van het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 2