240 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905. kind op school iswat daarna wordt gedaan is philan- tropie. Het philantropisch standpunt. Spreker moet hierbij iets langer stilstaande witte marge aan den overdruk uit de Leeuwarder Courant van diens enquête, door den heer Besujjen ons verschaft, was dan ook geheel onvoldoende voor de aanteekening van de noodzakelijke bemerkingen, waarop ook de steller schijnt gerekend te hebben. Toen bij de ingezetenen door de publicatie dier enquête in de Leeuwarder Courant de indruk wel moest gevestigd worden, dat alhier een groot aantal schoolkinderen aan zoo ongeveer alles gebrek heeft, meende de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs niet stil te mogen zitten en heeft zij met de hoofden der vier scholen der derde klasse deze zaak besproken. Zij toch zijn de bij evengenoemd Koninklijk Besluit aangewezen adviseurs als in de praktijk ervaren mannen en niet de klasse onderwijzers. Dat onderzoek nu wettigt hare uitspraak (die spreker alhier namens die Commissie mededeelt) dat de heer Besujjen dien toestand schromelijk heeft overdreven. De zaak zelf is niet nieuw, ze is reeds door de com missie in 1900 behandeld naar aanleiding van een adres van den lieer de Bunje, toen de Leerplichtwet in aan tocht was. Uit de eerste vraag door den lieer Besujjen gesteld, Iloe groot is liet getal leerlingen uwer klasse", blijkt dat hij zich dus tot de klasse-onderwijzers heeft bepaald. Maar dan komt van zelf de vraag op Waarom hebt gjj de onderwijzers van het bijzonder onderwijs niet geraad pleegd Waarom hebt gij het advies der vier hoofden van openbare scholen, aan wie gij toch ook uw vragen lijst gezonden hebt, voorzoover door hun verstrekt, niet medegedeeld zij vinden hun oordeel, voor zooveel aan den heer Besujjen medegedeeld, in diens resumé niet terug. Dit was echter nog al afwijkend van het zjjne Maar valt er dan wel te denken aan een onbevooroor deeld advies Is dit billjjk, oprecht en waar zjjn De tweede vraag, op welke de heer Besujjen de ant woorden der 42 klassen-onderwijzers mededeelt, luidt „Zjjt ge van oordeel, dat slechte voeding en kleeding der „kinderen een ongunstigen invloed hebben op den gang „en de resultaten van liet onderwijs!'" Het antwoord der hoofden was natuurlijk „zeer zeker". Dit is dan ook eigen lijk geen vraag, ieder weet dat dit zoo is. De derde vraag luidt„Is het volgens uwe meening „voldoende, dat er alleen klompen worden verschaft, of „bestaat er ook gebrek aan sokken en kousen P" De behoefte zal derhalve allereerst door een onderzoek moeten geconstateerd worden te bestaan. Er zjjn zeer zeker havelooze kinderen op school, doch dit is meestal 't gevolg van slordigheid, van wanorde in huis en dikwijls ook van drankmisbruik. De heer bjj de Lcjj, (Hoofd van school XI Uoster- singel) verklaarde o.a. „vier maal gaf ik een jongen nieuwe klompen én vier maal waren ze in enkele dagen aan stukken." IIjj had een meisje op school zonder broekje aan, hji gaf het er een, een paar dagen later was het weer wegditzelfde geschiedde met een hoedje. Een andere jongen kwam niet op school, omdat hjjzooals werd opgegeven, geen klompen had het schoolhoofd vond hem met klompen aan te huis aan 't crwtenziften. Bjj de helft der gezinnen, zegt een schoolhoofd, worden de kleeren verslonsd in de slordige huishouding. Als conclusie werd op deze vraag vastgesteld Behoefte aan kousen en sokken bestaat, maar meer als gevolg van slordigheid dan van gebrek. De vierde vraag luidtalinea 1. „Was naar uwe meening „de uitreiking van klompen in vorige jaren voldoende In 1904 hield de uitreiking met 1 Februari op; de winter was bijzonder zacht. De conclusie wasZoolang de uitdecling van klompen duurde, werden er voldoende verschaft, maar de termijn van uitreiking is wat te vroeg gestaakt. Alinea 2. Zoo neen, acht ge dan uitbreiding volgens het nu toegepaste systeem wenscheljjk? Medegedeeld werd dat, toen na 1 Febr. 1904 geen klompen meer verstrekt werden, verscheidene kinderen geregelder ter school kwamen, daar te voren de hoop op een paar klompen, (die dus niet noodig jwaren) de ouders hen deed te liuis houden. Conclusie Afgezien van het systeem constateerde men, dat thans te veel tjjd verloopt tusschen de aanvrage en verstrekking, en dat de duur van den termjjn, gedurende welke de klompen worden verstrekt, moest verlengd worden. Er werd echter ook geconstateerd, dat toen na 1 Februari 1905 geen klompen meer werden verstrekt, het schoolverzuim wegens gebrek aan klompen verminderde. Alinea d. Of zoudt ge uitreiking van klompen aan alle kinderen der 8de klasse scholen gewonscht achten P Conclusie: Uitreiking van klompen aan alle kinderen ongewenscht. De stille'1armen worden thans reeds dooi de hoofden aangemoedigd om klompen te vragen en voor de anderen is verruiming van de gelegenheid om hulp van gemeentewege te krjjgen, overbodig en ongewenscht. Er werd geconstateerd, dat de aanvragen om klompen geweldig gestegen zjjn, sinds de gemeente klompen ver schaft, vergeleken bjj datgene wat vroeger werd aange vraagd, toen de uitdecling geschiedde van wecje particu liere fondsen. De rijfde vraag isAcht ge uitreiking van sokken en kousen gewonscht aan a. enkele kinderen P b. alle kinderen P In enkele gevallen en alleen bjj volstrekte noodzake lijkheid, doch het onderzoek, noch de uitreiking worden aan de hoofden of klassen-onderwijzers opgedragen, dewjjl le. het onderzoek der behoefte hoogst moeilijk is, dewjjl rekening is te houden met de slordigheid der ouders; 2e. deze uitreiking jalousie kweekt tusschen de al of niet begiftigde ouders, waarvan de onderwijzer de schuld krjjgt, en die tevens de zoo heilzaam werkende goede ver standhouding tusschen ouders en leermeesters verbreekt, althans in gevaar brengt. Conclusie In enkele gevallen uitreiking van sokken en kousen wel gewenscht. b. Niet aan alle kinderen. De zesde vraag luidt: Hoeveel paar klompen zjjn vol gens uw oordcel noodig per kind en per jaar P Hoeveel paar sokken P Hoeveel paar kousen? Dit hangt te veel van de meerdere of mindere slor digheid van elk individu af en is niet te beantwoorden. De zevende vraag is Is het verschaffen van andere kleëdingstukken (jassen, mantels, enz) gewenscht aan a. enkele kinderen P b. alle kinderen P Kan wel eens noodig zjjn. Mevrouw Stellingwerf—Jentink gaf (volgens mededeeling van een hoofd) aan een school meisje een pak kleêren, tien volgenden dag was het ver pand in een kroeg onder de verplichting om een goed deel van 't opgenomen geld in drank om te zetten bjj den inpandnemer-kroeghouder. Conclusie: Als algemeene maatregel zeker niet wensche ljjk. Wel acht men betere kleeding in sommige gevallen noodig, doch daarom nog niet wenscheljjk door middel van het verstrekken vali schoolkleeding. De achtste vraag isAcht u schoolvoeding noodig met het oog op onderwjjs P Vele kinderen moesten beter gevoed worden, doch dit geldt ook van kinderen op de zoogenaamde kwartjes- scholen en zelfs op de Rijks lloogere Burgerschool. Een goed voorstel om daarin te voorzien is ver te zoeken. Alle verantwoordelijkheidsgevoel wordt er door uitge doofd. Van schoolverzuim wegens gebrek aan voeding is geen sprake. Conclusie: Goede voeding wel, maar schoolvoeding niet. Up de nci/ende vraag Zjjn u treilende leiten bekend, waaruit blijkt, dat schoolvoeding en kleeding noodzakelijk Verslag van de handelingen van den gemeenteraad zijn is de conclusie, met verwijzing naar de conclusie op vraag no. 8, dat die er wel zjjn, doch dat er steeds langs particulieren weg in moet worden- en ook is voorzien. Een schoolhoofd schreef aan den heer Besujjen, dat liij met een uitvoerbaar plan om hulpbehoevenden zoo noodig te steunen, voor den dag zoude komen, dat echter dat van den heer Besujjen niet was; zóó licht als de heer Besujjen dit opneemt, gaat het niet; grondig onderzoek moet steeds aan elke rechtstreeks te verleenen hulp voor afgaan en voorzichtig moet men er in zjjn, daar anders al len ook zonder noodzaak komen aankloppen eene ernstige particuliere commissie (zoo zeiden de hoofden), onderneme dit uiterst moeilijk- en door de leugenachtigheid der ouders zoo verdrietig werk, doch weinig personen en dus ook weinig klasse-onderwijzers, aan wie de heer Besujjen dit wil opdragen, hebben daarvoor geschiktheid en tjjd. Uitdeeling uit de gemeentekas is in elk geval verkeerd, dan komen allen, onverschillig of het noodig is of niet. In gemeenteschool no. 10 kregen acht arme kinderen op een winter, ieder door bemiddeling van een particulier, een flinke boterham en aten dien in een afzonderlijk lokaal op de ouders bedankten er echter voor, toen zjj bemerk ten, dat ze niet door de gemeente verstrekt werden. Maar, zoo gaat spreker voort, wat wordt er veel te Leeuwarden gedaan tot leniging van armoede, talrijke vereenigingen en zeer vele particulieren trekken zich het lot onzer arme jeugdige medeburgers aan. Gedurende de wintermaanden December tot einde Maart, wordt door het Sint Antliony-Gasthuis dagelijks ook voor de kinderen soep gekookt, in een ketel, die 2300 liter kan bevatten, elk kind, dat zich aanmeldt, en een lepel bjj zich heeft, kan iederen dag aldaar een liter voedzame en lekkere soep komen eten. Bjj onderzoek is nu gebleken, dat de 300 ii 400 kin deren, (somtjjds nog meer) die zich daartoe aan het soep lokaal na schooltijd tusschen half twaalf en halfeen uur vervoegen, afkomstig zjjn 20 van gemeenteschool VIII (Oldegalileön) met 430 leerl. 30 IX (Kalvergloppe) 437 20 X'(God.Keizersgracht) 409 25 XI (Vjjversbuurt) 426 Toont dit staatje niet duideljjk aan, dat de kinderen van de scholen waarover de heer Besujjen spreekt, voor verreweg het grootste deel te huis voldoende voedsel ontvangen P De sehippersschool levert 's winters 100 kin deren, die bjjna alle dagelijks soep komen eten, de bij zondere scholenen kinderen van een paar bewaarscholen, die met oudere broertjes of zusjes kunnen medegaan, maken liet verder bezoek uit, en die kinderen maken over 't alge meen in 't geheel niet den indruk van bijzondere armoede, zooals de heer Besujjen het voorstelt in zjjne enquête, de meesten zien er gezond uit en zjjn behoorlijk gekleed en dat in den meest krappen tjjd, onder de minste ver diensten en kosten van vuur en lichter zjjn er ver scheidene, die hun diep bord soep niet eens opeten doch wel het vleesch er uit oppikken en als men hun vraagt waarom zjj alles niet opeten, is 't antwoord meestal omdat zjj te huis ook nog warm eten krijgen. De schip perskinderen, uit arme gezinnen die hier komen over winteren om te profiteeren van wat Leeuwarden tot het door den winter helpen van de armen oplevert, zien er verreweg het slechtst gevoed en meest haveloos uit zulk een kind zal de heer Besujjen dan ook voor oogen hebben gehad, toen hjj de eerste zinsnede van zjjn in de Leeuwarder Courant van 3 Xov. ingezonden stuk neer schreef. Zooals de heer Besujjen het aldaar laat voorkomen is het met de kinderen onzer minst bevoordeelde Leeuwar der medeburgers in werkelijkheid niet gesteld. Zoo spreekt Vader Petersen die de soepuitdeeling admini streert, de alhier overbekende oud-buurt-bezoeker, een man óók voorzien van een medelijdend hart voor anderer nooden zoo spreekt ook de hoofdman bij de soepuit deeling, de timmerman Hejjer. Spreker laat Vader Petersen zelf aldus zich uitspreken „Sedert ruim 20 jaren ont vang ik in den wintertijd dageljjks 300 a 400, soms meer kinderen in het soeplokaal. Vroeger heeft het ook m jj van Leeuwarden van Woensdag 8 Xovember 1905. 241 met diep medelijden vervuld hoe de kinderen dikwijls schamel gekleed in bittere koude hier binnen kwamen; doch met groote belangstelling en vreugde heb ik ervaren hoe in het laatste tiental jaren hierin groote verbetering kwam. Het komt nog wel eens voor dat een enkel kind met ellendig schoeisel en sjofele plunje zich aanmeldt, maar dit behoort gelukkig tot de uitzonderingen. Men mag zich nu en dan afvragen, waarom die kinderen uit schippers-gezinnen er zoo vuil en ongewassclien uit zien en waarom weer anderen uit de laagste klasse onzer gemeente zoo vreemd opgedirkt en slonzig gekleed zjjn. Doch gebrek aan voldoende kleeding en schoeisel komt onder deze kleinen zelden meer voor." Bjj degeljjk onderzoek zal telkens bl jj ken dat dit dan óf zjjn schip perskinderen van elders, óf dat slordigheid van de vrouw of drankzucht van den man, de meest voorkomende oor zaken zjjn van de gevallen als door den heer Besujjen z'jjn waargenomen. Spreker kan de verzekering geven dat deerniswekkende kleeding en schoeisel onder de arme kinderen te Leeu warden woonachtig, slechts bjj uitzondering voorkomen, en bjj een ordelijk beheer in huis niet of slechts hoogstzel den uit gebrek behoeft voor te komen. Het staat vast dat in deze richting in sommige ge meenten ook in deze provincie meer door de overheid wordt gedaan dan te Leeuwarden, doch waar de toestand zóó is als thans is gebleken, blijkt, dat dit ook onnoodig is; wat elders bjj gebrek aan particulier optreden, de ge meente doet, daarin wordt hier door vereenigingen en door particulieren in ruime mate voorzien; en dat is juist wat artikel 35 der Leerplichtwet wil en een van de vaders van dat artikel, Mr. van Kaalte, uitdrukte door te zeggen: „het amendement (art. 35) beoogt dat de ge- „meente zal helpen en steunen waar het particulier ini tiatief te kort schiet." Spreker vertrouwt aan den voorzitter en aan zjjne medeleden van den Raad te hebben aangetoond 1. dat in Leeuwarden, volgens art. .35 der Leerplicht wet, door het gemeentebestuur behoorlijk wordt voorzien in liet gebrek aan klonipen bjj schoolgaande kinderen, al is eene meer snelle voorziening na aanvrage door liet hoofd der school noodzakelijk 2. dat, waar uit vertrouwbare officieele verslagen is gebleken, dat in deze gemeente geen schoolverzuim ten gevolge van gebrek aan kleeding of voeding bestaat noch te vroezen is, art. 35 der Leerplichtwet zjjne toepassing mist 3. dat de kinderkleeding en voeding, die de heer Besujjen op het oog heeft, in het door hem ingezon den stuk in de Leeuwarder Courant van 5 Xov. j.l., evenmin iets te maken heeft met het betrekkelijk be- grootingsartikel, volgnummer 218, dat op evengenoemd wetsartikel steunt 4. dat gebleken is, dat, wat door den hoer Besujjen over dit onderwerp in het genoemd dagblad is medegedeeld, op zjjn minst genomen schromelijk overdreven is en dat, al bestonden alhier dergelijke toestanden als hjj ons die afschildert,hetgeen de door spreker aangevoerde feiten echter tegenspreken, alsdan de voorziening daarin aan de parti culiere liefdadigheid behoort en ook gerust kan worden overgelaten, op welk terrein toch in deze stad zóó ont zettend veel, spreker durft zeggen meer dan in eenige stad die met Leeuwarden te vergelijken is, zoowel door de meer vermogende inwoners afzonderljjk als door allerlei vereenigingen en commissies gedaan wordt. De heer Koopmans heeft het voorstel van den heer Besujjen ondersteund met een tweeledig doelhoofdzake lijk omdat hjj de overtuiging bezit, dat het voorstel op ecu goeden grond berust. De door den heer Besujjen genoemde som van 1000.komt spreker echter te hoog voor, waarom hjj een tegenvoorstel doet om den post tot 6ÜÜ.te verhoogen. Een „j'accuse" is hier niet op zjjn plaats spreker is overtuigd dat niet alleen do Raad, maar ieder den heer van Ketwich Verschuur waardeert als een man, die hart heeft voor het onderwjjs en dit i

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 16