6
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1906.
„bindend reglement zou voor die werklieden niet voordeelig
„zijn nu kan liier rekening gehouden worden met indi-
„vidueele wensehen en bezwarendat is te Amsterdam
„enz. onmogelijk en toeli van zoo groot belang voor de
„werklieden. De ervaring heeft geen nadeelige gevolgen
„van de tot nu toe gevolgde gedragslijn aangetoond. De
„verantwoordelijkheid bij het opleggen van straffen drukt
„den rechtvaardigen en eerlijken ambtenaar zoo zwaar,
„dat daardoor de deur voor willekeur reeds is gesloten
„en voor een minder eerlijke is het besef, dat Burge
meester en Wethouders strikte onpartijdigheid vorderen,
„ons een waarborg voor onberaden en niet te verdedigen
„handelingen".
Dit alles beaamt spreker ten vollehet voorstel tot
verandering van 't geen sedert 19ÜÜ alhier goed werkt,
gaat dan ook geenszins van de werklieden zei ven uit
het is een idee van de heeren Koopmans c.s., reeds op 22
Maart 1905 in een voorstel bij dezen Baad ingediend;
te elfder ure hebben in November 1.1. de Yereeniging
„Ons Belang" in „de Leeuwarder bestuurdersbond" er
de aanneming van ondersteund.
Zoolang wij raadsleden echter nog vertrouwen hebben
in de rechtvaardigheid van Burgemeester en Wethouders
en in onze Directeuren, is er geen aanleiding om alhier
een scheidsgerecht in te voeren.
De heer Besuijen vindt het een betreurenswaardig feit,
dat in een gemeente als Leeuwarden een voorstel tot in
voering van een scheidsgerecht nog moet komen van de
zijde van de leden van den Raad, inplaats van het Dag.
Bestuur. Op velerlei gebied komt onze stad achteraan
sukkelen, als een oude afgeleefde juffrouw. Spreker behoeft
slechts te wijzen op het niet hebben van eene gemeen
telijke waterleiding, de erfpachtkwestie, abattoir, school-
voeding en kleeding, het niet steunen der drankbestrijding,
slechte bestrating, enz.
Leeuwarden maakt in de rij der steden een droevig
figuur. Wat meer ventilatie in deze zaal zou aan de
gezondheid van onze gemeente alleszins bevorderlijk
kunnen lieeten.
Zooals terecht door den heer van Ketwich Verschuur
is opgemerkt, bestaat hier niet een werklieden-reglement,
wel de genoemde verordening en een stel instructies, welke
laatste zijn goedgekeurd door Burgemeester en Wethou
ders en waarin o. a. arbeidsduur wordt geregeld en de
regeling der loonen door Burgemeester en Wethouders.
Spreker wil in herinnering brengen, dat dit laatste onwettig
is, omdat het in strijd is met art. 186 der Gemeentewet,
waar te lezen staat„de bezoldigingen worden door den
Raad geregeld."
Met de regeling (Ier rechtspositie van gemeentewerkman
en ambtenaar, komt Leeuwarden in de achterhoede.
Een werklieden-reglementin vele plaatsen aanwezig of
in wording, is hier een onbekende zaak en hierdoor
worden de leden gedrongen voorstellen te doen tot in
stelling van iets, wat een onderdeel van een werklieden
reglement behoorde te zijn, of daarin moet kunnen worden
opgenomen. Toch wil spreker nog iets zeggen over
scheidsgerechtenomdat bij het aantoonen van de wen-
schelijkheid en noodzakelijkheid van invoering, de conse
quentie vanzelf meebrengt, dat wordt overgegaan tot het j
invoeren van een werklieden-reglement, waarvan het
scheidsgerecht een integreerend deel uitmaakt.
Op het prae-advies van Burgemeester en Wethouders
wordt gereageerd door de Kamer van Arbeid. De tegenar-
guinentatio van die Kamer bevredigt spreker niet volkomen.
Waar wordt gezegd
„Het verschil in sociaal milieu tusschen beide partijen
doet hierbij niets ter zake", is spreker het absoluut oneens
met die Kamer van Arbeid.
Burgemeester en Wethouders hebben gevoeld, dat dit
verschil wel degelijk ecu argument is vóór een scheids
gerecht, hoe komen zij er anders bij dit te gaan bestrijden,
terwijl de voorstellers met geen woord er over spraken.
Het is hier niet de plaats uitvoerig te spreken over
de leer van het historisch materialismealleen zij opge
merkt, dat ieder aanhanger van de theorie zal erkennen
dat de economische verhoudingen invloed uitoefenen op
de vorming van rechtsbegrippen. Men behoeft geen soci
aal-democraat te zijn, om deze theorie te huldigen,
meermalen is men onbewust aanhanger, men leze b. v.
het citaat van Dr. de Visser pag. 22, brochure „De Leugen
1 der Soc. Democratie?", waar deze zegt, sprekende over
de wisseling waaraan bet stellig recht is onderworpen
„Ik ga zelfs zoover van te erkennen, dat de krachtigste
hefboom van die wetsontwikkeling de toenemende macht
is over allerlei stoffelijke krachtenzoowel als de aard en de
omvang van den nalionalen rijkdom". Ziehier het verband
erkend tusschen economische verhoudingen en do theologie.
Dan wijst spreker nog op de nieuwe zedeleer van Prof.
Ant. Menger: „Het is dwaasheid om te spreken over
eeuwigdurende zedewetten, integendeel zij hangen af van
j machtsverhoudingen en hebben een taai bestaan als deze
laatste een taai bestaan bezitten".
Zoo brengen andere economische verhoudinger andere
ideologie, b. v. andere rechtsbegrippen mee. In de praktijk
is dit merkbaar aan liet „stakingsrecht", het „postenrecht",
„solidariteit", enz., welke rechtsbegrippen in de twee klas-
sen der maatschappij geheel van elkander afwijken.
Een sterk staaltje van verschillend rechtsbegrip is wel,
dat Mr. Besier te Hilversum 2 jaar straf minder eisehte,
toen hij vernam, dat de beklaagde geen aanhanger was
van de omverwerpings-theorie.
Zeer terecht beweren Burgemeester en Wethouders
dat, „als het verschil in sociaal milieu een bezwaar is
j tegen hun rechtspraak, dit toch ook een bezwaar zou zijn
j tegen den gewonen rechter", maar ten onrechte voegen
zij er aan toe, „dat toch nooit ernstige klachten tegen
onze rechtspraak zijn gehoord". Spreker zou willen vragen
„Zjjn Burgemeester en Wethouders dan vreemdelingen in
Jeruzalem
Het verschil in economiscben toestand is inderdaad een
bezwaar tegen de gewone rechtspraak, en ernstige
grieven worden voortdurend geuit. Zijn Burgemeester en
Wethouders dan blind voor het werk der sociaal-demo
craten, welke aandringen op grondige wijziging van onze
rechtsbedeeling, is het woord klassenjustitie voor hen
een zinledig scheldwoord Zjjn de 60U0U stemmen, in
1905 uitgebracht op de sociaal-democraten, geen ernstige
stemmen Is het verzet van 50000 arbeiders tegen het
arbeidscontract, omdat het zou worden opgenomen in het
Burgerlijk Wetboek en berechting door den Burgerlijken
Rechter zou geschieden, hun onbekend-' Trouwens reeds
is van burgerlijke zijde toegegeven, dat eene ingrijpende
verandering in de rechtsbedeeling noodig is, door opname
van het leekeneleinent in de rechtbanken, die te beslissen
hebben over geschillen, voortvloeiende uit de Ongevallen
Wet. Nu mogen Burgemeester en Wethouders beweren,
dat die proefneming op een fiasco is uitgeloopcn, dat
doen de betrokken arbeiders zeker niet. En niet alleen
zij, maar ook de juristen, zeker jong-juristen, zijn van
datzelfde oordeel. Men leze b.v. wat Mr. E. van Ketwich
Verschuur schrijft over deze kwestie in het Groene
Weekblad „Het materiaal, in geschriften en statistieken
over de werking der speciale arbeidsrechtbanken neerge
legd, vonnt een omvangrijke verzameling, een verzameling,
welke van de zegeningen dezer instelling een onbetwistbare
getuigenis aflegt; en verder: „Van een amendement tot
invoering van speciale arbeidsrechtbanken behoeft de
minister niet te vreezen. Immers, wij zeiden het reeds,
alleen van soc. democratische zijde is met nadruk de in
voering dier rechtspraak verlangd. Geen der andere par
tijen toonde voor de zaak eenige belangstelling. Aan wie
de schuld, dat zoo langzamerhand allen die sociaal voelen
en vooruitgang willen, zieli werpen in de gretig geopende
armen der sociaal-democratie."
De arbeiders zullen misschien niet direct zoo duidelijk
inzien, wat de oorzaak is van het feit, dat de heeren
soms andere rechtsbegrippen hebben dan zij, dat het feit
bestaat, voelen zij echter aan den lijve. Uit dit verschil in
rechtsbegrip volgt voor spreker reeds de noodzak* lijklicid
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1906.
7
van de invoering van een scheidsgerecht, waarin ook j
arbeiders zitting hebben.
Burgemeester en Wethouders klagen, dat het indienen
van het voorstel op zichzelf het zoo noodzakelijke ver
trouwen in de rechtspraak van Burgemeester en Wet
houders dreigt te schokken. Spreker kan het college
geruststellen, het vertrouwen wordt niet geschokt, kan
niet worden geschokt, want het bestaat niet.
Deze uitspraak nu is geen beleediging aan de personen
van Burgemeester en Wethouders, maar treft de kwaliteit
zooals ook de Kamer van Arbeid aangeeft.
Ook uit het feit, dat Burgemeester en Wethouders
belmoren tot eene andere klasse dan de personen, waar
over zij recht spreken blijkt, in verband met wat spreker over
het hist, materialisme zei, al voldoende, dat dit vertrouwen
niet kan bestaan. Spreker wil een paar voorbeelden
noemen, waaruit de waarheid blijkt.
1". Op last van een meerdere moest een man van
de reiniging urine over de steenen laten loopen, waar
door die urine in de Potmarge stroomde. Toen kwamen j
er klachten van den directeur der Leeuwarder Stroocar-
tonfabriek en werd de man gestraft met schorsing. De
man wilde geen recht zoekentoen men hem vroeg,
waarom hij niet in hooger beroep ging bjj Burgemeester
en Wethouders, was het antwoord: „als ik dan eens
word ontslagen Eerst toen hem door de vereenigingen
gegarandeerd werd, dat hij in geval van ontslag geen
schade zou lijden, vroeg hij herstel van het aan hem
gepleegde onrecht. De woorden van dezen werkman
doen u zien dat van vertrouwen geen sprake was. Deze
straf is tevens de eenige welke werd ingetrokken en het
onrecht dus erkend.
2". Prins Hendrik der Nederlanden zou onze stad
een bezoek brengen en daarvoor moest een gaslantaarn
voor het huis van den Gouverneur worden opgeknapt.
Een houder moest worden vernieuwd. Deze zat er
echter zoo vast opgeroest, dat hij er onmogelijk was af
te krijgen.
Het werk duurde hierdoor lang, te lang naar den zin
van den Directeur der gasfabriek, den lieer de Ronde.
Deze stuurde een opzichter om den man op liet kantoor
te halen. Daar aangekomen werd de werkman uitge
scholden voor lui, vadsig enz. en hem toegevoegd, dat
er vlugger werklui zouden worden gezonden. „Ga je
gang", antwoordde de beleedigde werkman. Spreker zelf
zou misschien nog krasser antwoord hebben gegeven.
De man werd gestraft, een ander er heen gestuurd, die
toch ook het werk dien dag niet klaar kon krijgen, waar
uit blijkt dat de le werkman geen schuld had. Uier
was ook ten onrechte gestraft. Op een desbetreffend
adres aan Burgemeester en Wethouders is tot nu toe
geen antwoord gekomen. Zoo zorgt men er zelf voor,
geen vertrouwen te wekken.
Spreker behoeft ook niet in herinnering te brengen
de kwestie van den tonnenman, die een dag in de kast
heeft gezeten tengevolge van regelingen, die de gemeente
treft.
Een gemeentewerkman heeft spreker geschreven dat
het vertrouwen in de rechtspraak van Burgemeester en
Wethouders niet meer wordt gevonden.
Welnu, de afwezigheid van dat vertrouwen is een
tweede argument voor de noodzakelijkheid van de invoering
van een scheidsgerecht, want ieder zal het met spreker
eens zijn, dat, wil de rechtspraak wat goeds uitwerken,
vertrouwen in die rechtspraak een eerste vereisclite is.
Misschien is die afwezigheid van vertrouwen te betreuren,
maar dat doet tot het bestaan van het feit niets af en
daarmee moet rekening worden gehouden.
In verband met die afwezigheid van vertrouwen wil
spreker een enkel woord zeggen over de vreemdsoortige
nota van de twee patroons uit de Kamer van Arbeid,
welke o.a. blijkens de woorden: „mede in verband met het
advies van den secretaris", alleen ter wille van dezen is
toegevoegd ter vermijding zijner ontslagaanvrage. Hier
door reeds is de nota van weinig belang; een enkel woord
dus slechts.
De nota loopt over het woord noodzakelijkwaarbij
zij zich niet aansluiten. Men zie nu pag. 274 f van
het advies der Kamer, waar staat:
„Kan het uitblijven, dat door deze handelwijze bij de
„werklieden het idee gewekt wordt van niet steeds recht-
vaardig te worden beoordeeld!-'"
M. a. w. het vertrouwen bestaat niet, maar spruit
daaruit voor die beide patroons niet voort de noodzake
lijkheid van een scheidsgerecht.
Op pag. 274 b leest men
„liet opleggen der straf zal dus steeds eenzijdig zijn."
Zie nu nog pag. 274 f waar staat:
„Vloeit daaruit niet voor ieder weldenkend mensch de
noodzakelijkheid van een scheidsgerecht voort, nog liever
vandaag dan morgen in te voeren?
„Burgemeester en Wethouders hooren den werkman
alleen bij ontslag, in andere gevallen niet".
Volgt nu
daaruit niet vanzelf, dat Burgemeester en Wethouders
geen beroepsinstantie kunnen zjjn, want zij zijn geroepen
om straffen, die door hunne Ambtenaren onder hunne
goedkeuring zjjn opgelegd, te herzien. Zij kunnen zich
zelf toch niet corrigeeren Tot zoover over de noodzake
lijkheid. De meerderheid in de Kamer van Arbeid heeft
waarlijk een gemakkelijke taak wanneer ze haar gelijk
tegenover de minderheid moet bewijzen. Thans wil
spreker aantoonen, dat ook de rechtvaardigheid het in
stellen van een scheidsgerecht eischt. Hierna is de Kamer
eenstemmig. De heer van Ketwich Verschuur hoeft
gezegd, dat men nu maar, omdat het in de lucht hangt,
zoo op eens aan komt met een scheidsgerecht. Dit is
niet zoo. De zaak staat in nauw verband met de beweging
in 1908, welke de bezittende klasse nog wol niet uit het
geheugen zal zjjn. Spreker behoeft niet te memoreeren,
dat het Minister Kuyper was, die toen aan plm. 8ÜUÜ0
arbeiders bjj spoor en tractie het stakingsrecht ontnam.
Een groot recht, want dit was voor de arbeiders hot
laatste middel, om als alle andere waren uitgeput, ver
betering in hun arbeidsvoorwaarden te krijgen. Diezelfde
Minister nu vond, dat het niet aanging, den arbeiders
dat groote recht te ontnemen, zonder er iets voor in de
plaats te geven. Spreker wil opmerken, dat geen tegen
wicht zwaar genoeg is. Echter is hier voldoende, te
constateeren dat Minister Kuyper zich zedelijk verplicht
gevoelde tot aanbrengen van een tegenwicht.
Bjj de spoorwegen bestaat dat tegenwicht inde zooge
naamde groepsvertegenwoordiging. Ook de gemeente
werklieden is dat stakingsrecht ontnomen. Om dezen
tegemoet te komen zou in de gemeentewet een nieuw
artikel worden ingelascht art. 145 bis, volgens hetwelk
bij verordening de voorwaarden moesten worden vastgesteld
waaronder allen, die in dienst der gemeente zijn, in dienst
worden genomen en daarin werkzaam zjjndaaronder-
begrepen de regeling, onderscheidenlijk van hunne bezol
diging of van hun loon en van hunne diensturen, alsmede
de voorschriften omtrent de indiensttreding en het ein
digen der dienstbetrekking; omtrent de verbindbaarheid
der dienstreglementen, het geven van ongevraagd ontslag,
het opleggen van disciplinaire straffen, de gelegenheid tot
het inbrengen van bezwaren daartegen en de eindbeslis
sing daarover. Voorts werd bepaald, dat voor iederen
diensttak een afzonderlijke loonregeling zou moeten worden
vastgesteld en dat, als bij een gemeentebedrijf meer dan
vijf personen in dienst zjjn, voor dit personeel een scheids
gerecht zou moeten worden ingesteld. De betreffende
verordeningen zouden aan de goedkeuring van Gedepu
teerde Staten onderworpen zjjn.
Dus een scheidsgerecht reeds voor vijf werd noodig
geacht, dat is wat anders, dan de heer van Ketwich
Verschuur, die dat voor 124 man nog overbodig oordeelt.
Dat deed Minister Kuyper. Zullen nu Burgemeester
en Wethouders en de Leeuwarder Raad achter bljjven
Men moet niet uit het oog verliezen, dat dan alleen de
gemeentewerklieden blijven staan buiten alleswant de
gewone arbeiders hebben nog de Kamer van Arbeid. (Al
acht spreker dit instituut van weinig beteekenis.)
Hiermede acht spreker ook de rechtvaardigheid van