12 er slag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1906. willen deen verdwijnen. Spreker heeft met genoegen gelezen het rapport van den Directeur der Gemeentewer ken, waar deze er op wijst, dat het voorstel van Burge meester en Wethouders groote schade dreigt te berok kenen aan onze mooie oude Oldehove. Het gezicht op dit oude bouwwerk zal voor altijd benadeeld worden, door in de onmiddellijke nabijheid daarvan een huis te bouwen van meer dan 10 M. hoog, en waar nu onzer zijds een verzoek aan de regeering is gericht om steun voor de restauratie van dat mooie bouwwerk, wenscht spreker tot beschadiging daarvan niet mede te werken hij zal dus tegen liet voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De lieer Beekhuis zegt, dat het voor den Voorzitter geen geheim is, dat er in het college van Burgemeester en Wetl ïouders verschil van opinie bestaat omtrent deze zaak. Spreker toch kan niet met het voorstel meegaan. Na het gesprokene door den heer Kom ter had spreker van het woord kunnen afzien, want ook hem komt het voor dat, door aanneming van het voorstel van Burge meester en Wethouders een soort van vandalisme in Leeu warden zou worden gepleegd. Wij hebben de mooie Oldehove, moeten wij nu toestaan dat door liet bouwen van een huis met twee verdiepingen, het gezicht opdat bouwwerk wordt belemmerd en dat het in de toekomst onmogelijk wordt om aldaar geheel ruim baan te krijgen? Spreker meent van niet en zal daarom tegen stemmen. De heer Haverschmidt wil in 't kort zijn stem tegen het voorstel motiveeren. De Singel tussehen Nieuwestad en Oldehove is een onmisbaar onderdeel van den openbaren wandelweg en uit een oogpunt van orde en veiligheid kan men aan de slaapsteeën en bedelaarskwartieren van de Torenstraat geen uitgang verleenen. Aan eene bevredigende frontverandering op groote schaal van de 17 perceelen in die straat valt niet te den ken, tenzij eene bouwvereeniging zich over de gehoele wijk ontfermt. Dit zijn oude bezwaren, door spreker reeds vroeger te berde gebracht, maar hij ontleent evenals de beide vorige sprekers een nieuw bezwaar aan de stukken, namelijk de restauratie van de Oldehove, waarvoor men rijkssub sidie hoopt te kunnen aanvragen, en nu gaat het niet aan, dat de Baad mogelijk maakt het plaatsen van een gebouw van 1U Meter onmiddellijk voor den toren, die slechts 40 Meter hoogte heeft. De heer van Ketwich Verschuur verkeert in hetzelfde geval als de heer Haverschmidt. Spreker meent zich te herinneren, dat hij bij eene vorige gelegenheid, toen er sprake was van een verzoek om verbetering van dezen bouw val, heeft gestemd om het verzoek toe te staan. Des tijds bevroedde bij niet, dat het zou worden een huis van 10 M. hoogte, maar verkeerde hij in de meening, dat die schuur enkel eenige herstelling zoude ondergaan. Het is ook zijne opinie dat er onmiddellijk voor den Oldehove geen hooge huizen moeten worden gebouwd, die 't gezicht er op belemmeren en hij zal daarom tegen liet voorstel stemmen. De Voorzitter zal niets anders ter verdediging van het voorstel aanvoeren, dan dat het bijna woordelijk gelijk luidend is aan het den 28sten Juni 19U5 door den Baad genomen besluit; het is de uiting van de eerbiediging van 's Baads wil. Den heer Fedtlema lijkt het bijna een hopeloos werk toe, om na het gesprokene door het groot aantal voor afgegane bestrijders, het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat ook sprekers gevoelen juist weergeeft, nog te verdedigen. W at den laatstcn spreker, den lieer van Ketwich Ver schuur betreft, die een vorige maal met een gelijkluidend voorstel van Burgemeester en Wethouders inedeging naar sprekers meening, dezen wil hij opmerkzaam maken dat zijn ommekeer berust op een verkeerden grondook de andere sprekers, de lieeren Komter, Beekhuis en Haver schmidt komen met dezelfde opmerking, waarmee de Directeur van Gemeentewerken als nieuw argument is komen aandragen het te stichten 10 Meter hooge ge bouw zal „drukkend" werken op de Oldehove; ja, zegt de heer van Ketwich Verschuur, thans staat er een huis van misschien 4 meter hoog. Ja, zegt spreker, maar ge vergeet dat het 4 meter hooge dak is ingestort, vroeger was dit pand zeker 8 Meter hoog. 1 Lij gelooft met deze j raming niet te overdrijven. En wat wil men nu toch, beletten, vraagt spreker. Den eigenaar beletten om te bouwen met den gevel naar de Torenstraat, zoo mogelijk nog hooger dan 10 Meter, kan niemand hem. Eu de kans dat zulks zal geschieden is groot bij eventueele verwerping van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De misstand wordt dan nog grooter en de kans op verbetering van den toestand aan de Westersingel wordt voor jaren onmogelijk. Wil j men hier afdoende verbetering, zoo van buurt als van weg, laat de Baad dan dit voorstel aannemen. De kans wordt met de verbetering weer grooterspre ker zelf trachtte in het vorige jaar de westzijde van de Torenstraat aan te koopen, maar stuitte op onoverkome lijke bezwaren. Thans zullen de eigenaren zelf misschien tot verbetering overgaan. Maar voor het geval de Baad het verzoek-Doodkorte verwerpt, wat bereikt men daarmee? Geen macht toch is in staat dit pand te onteigenen; door aankoop tegen hoogen prijs kan de gemeente alléén eigenares worden. En tegen hoogen prijs wordt dan de Oldehove iets meer vrij. Voor het geval van verwerping zou spreker het van deze plaats willen uitroepen: „wordt ge gedwarsboomd, bouw dan aan de Torenstraat, aanvrager". Spr. herhaalt dat de Baad zich wel bewust zij van zijne handelwijze, door te coupeereu dat van hier eerlang eene groote verhuizing mogelijk zij. De hoer Haverschmidt merkt nog op dat men door aanneming van het voorstel aan de ruïne een voorrecht geeft, dat zij krachtens eene oude overeenkomst thans niet bezit, namelijk den uitgang aan de Westerplantage; zonder dien uitgang heeft het bouwen weinig waarde. Nog wijst spreker den Voorzitter op het feit, dat men vroeger te maken had met andere eigenaars en met een ander gebouw, terwijl de restauratieplannen van de Ol dehove werden behandeld na de onderhandelingen met Bijkersma en Edema. Spreker meent derhalve dat de Baad geheel vrij staat in zijne beslissing. De heer Koopmans meent te moeten opmerken, dat uit het door den Voorzitter aangehaalde besluit duidelijk blijkt, dat de Baad ten vorigen jare van oordeel was, dat do toestand verbetering eischte en dat de manier, waarop Burgemeester en Wethouders die hadden voor gesteld, goed was. Spreker heeft in 19U4 een gelijk voorstel als hier tegenwoordig, gedaan en gaat ook thans met Burgemeester en Wethouders mee, want als er eerst maar één is toegestaan, zullen wel meer volgen. De beraadslaging wordt gesloten. Thans wordt in stemming gebracht de conclusie van het prae-advies van Burgemeester en Wethouders n.l. om te besluiten I. Aan W. G. Doodkortealhier tegen betaling van ƒ927.5U in eens vergunning te verleenen tot het maken en hebben van uitgangen aan de noordzijde en westzijde van de Wes terplantage, ten behoeve van een ten westen van de Ol dehove te stichten gebouw, onder voorwaarde, dat de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1906. gevelteekcning aan de zijde der plantage door Burge meester en Wethouders worde goedgekeurd en de rooiing van het te stichten gebouw aldaar door Burgemeester en Wethouders worde aangewezen. II. Burgemeester en Wethouders te machtigen tot dadel ijken aanleg van het geheele riool, tot het aanbrengen, hetzij der geheele 5 Meter breede bestrating, hetzij alleen tot voor zoover het pand der adressanten strekt, tot ge deeltelijken aanleg voor zoover genoelnd perceel betreft van een trottoir breed 2.80 M., een en ander op de wijze en tot een kostenbedrag hoogstens van 3500.als door den directeur der gemeentewerken nader is omschreven. III. Burgemeester en Wethouders te machtigen voortaan ten behoeve van te verbouwen panden aan de Toren straat uitgang te verleenen op de Westerplantage, mits door betrokkenen eene vergoeding worde betaald naar ƒ95.per M. gevellengte, de teekeniug voor den gevel aan de zijde der plantage door Burgemeester en V et- houders worde goedgekeurd en de rooiing van het te stichten gebouw aan die zijde door Burgemeester en Wethouders worde aangewezen, waartegenover van ge meentewege in den aanleg van bestrating en trottoir op de wijze, zooals boven is omschreven, voor het betreffende perceel zal worden voorzien. Sub I wordt aangenomen met 9 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de lieeren Tigler Wijbrandij, Beerends, Hijlkema, Koopmans, Baart de la Faille, Duparc, Besuijen, Lautenbach en Feddema. Tegen de lieeren Beucker Andreae, Jansen, Beekhuis, Menalda, Burger, Komter, van Ketwich Verschuur en Haverschmidt. De heeren Tromp en Wilhelmjj zijn vertrokken. Sub 2 en 6 worden met algemeene stemmen aange nomen. De vergadering wordt hierna gesloten. i

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 7