102 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1906. De Voorzitter is van oordeel, dat de heer Feddema de zaak te licht acht. Door het belanghebbende ge meentebestuur wordt jaarlijks een zekere som betaald voor de vergunning tot het berijden van den weg. Daar tegenover rust op de gemeente Leeuwarden dan ook de plicht te zorgen, dat die weg berijdbaar is. De beste oplossing is daarom, nu dezerzijds de berijdbaarheid van dieu weg niet in alle opzichten kan worden gewaarborgd, dat worde besloten tot intrekking der vergunning. Dan houdt liet betalen der retributie op en kan Menalduma- deel verzoeken den trekweg zonder betaling te mogen blijven berijden, alsdan natuurlijk op haar eigen risico. Daarmede is dan de zaak voor den Raad en regie, en kan bedaard worden overwogen wat men aan dien weg doen zal. IJ et voorstel van Burgemeester en Wethouders, lui dende te besluiten met ingang van heden in te trekken: a. de bij raadsbesluit van 26 Juli 1855 no. 6 tot wederopzeggens toe aan ,1. 11. Zijlstra te Dronrijp ver leende, thans door II. Bultjes aldaar uitgeoefend wor dende vergunning om den Harlinger trekweg tusscheu Dronrijp en zijne woning bij gelegenheden als vrije reed te gebruiken b. de bij raadsbesluit van 22 December 1896 no. 9 tot wederopzeggens toe aan het gemeentebestuur van Menaldumadeel verleende vergunning om bet gedeelte van den trekweg, gelegen tusschen Dronrijp en het perceel land, ten kadaster bekend gemeente Dronrijp sectie D no. 452 tot vervoer met handwagens van ascli, faeealiën en straatvuil te gebruiken, wordt aangenomen met 17 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de hoeren Tigler Wijbrandi, Beucker Andreae, Schoondermark, Burger, Besuijen, Komter, Du- parc, Lautenbueh, Wilhelmij, Beekhuis, Beerends, Menalda, Feitz, Tromp, van Ketwieh Verschuur, Hijlkema en llaverschmidt, en tegen de heeren Jansen, Peddema, Koopmans en Baart de la Faille. 5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders Inzake het adres van de feestcommissie voor de alhier te honden tentoonstelling om ter bekoming van eene vergunning tot verkoop van sterken drank in het klein in het feestgebouw aan li. M. de Koningin het verzoek te doenbedoeld bij art. 5 der Drankwet. De heer Besuijen is voorstander van het intrekken van vergunningen, dus een tegenstander van het verleenen er van. Met gemengde gevoelens heeft spreker het verzoek van het tentoonstellingscomité om vergunning voor verkoop van sterken drank in het klein op het tentoon stellingsterrein Arendstuin, gelezen. Hij wist niet of er reden was tot verblijding of tot leedwezen. Spreker mag niet zeggen, dat het hem genoegen deed, dat hem weer een dergelijk verzoek van de bourgeoisie onder de oogeu kwam, want het past niet vreugde te scheppen in andermans treurigen toestand. Aog minder kan spreker beweren, dat het verzoek den Raad tot sprekers leedwezen bereikt, want de aanvraag spijt spreker volstrekt niet. De bezittende klasse demonstreert in die aanvragen om vergunning weer voor de zooveelste maal haar zede lijke inzinking. Spreker ziet in dit verzoek een symptoon van verval van de heerschende klasse, of minstens een stilstand in haar zedelijke ontwikkeling. Is het voor die klasse niet diep treurig en ontmoedigend, wanneer haar leden geen leest kunnen vieren zonder den prikkel van de jenever lucht Zie daartegenover de opkomende klasse der georga- pjscerde werkers, die op hun feesten den borrel weren, naar de drankbestrijders-organisaties, die grootendeels uit arbeiders bestaan. Het tentoonstellingscomité heeft het nog niet eens tot neutraliteit, laat staan tot nuch terheid gebracht. Wanneer het in het drankvraagstuk neutraal had willen zijn, had men niet de kleinzieligheid moeten hebben de blauwe tent der geheelonthouders een plaatsje op het terrein te weigeren. Of blauwe tent en dan vergunning vragen óf geen blauwe tent maar dan ook geen vergunning, dat was een neutraal standpunt; in plaats daarvan koos het comité partij en welvoor do desch. Er zouden argumenten zijn om het verzoek te weige ren, maar spreker weet bij ondervinding, dat men ze negeeren zal. De overgroote meerderheid in dit college, waarvan misschien nog vele leden bij het drankkapitaal zijn geiuteresseerd, heeft partij gekozen. De Voorzitter interrompeert den heer Besuijen en zegt, dat diens laatste opmerking niets ter zake doet. Spreker verzoekt dat raadslid niet op deze manier voort te gaan met zijne medeleden in hun particuliere beroepen in de onderwerpen van beraadslaging te betrekken. De heer Besuijen zegt verder, dat men zich hier van zijne verplichtingen ontlast acht, wanneer men zijn sym pathie heeft uitgesproken voor het ethisch streven der drankbestrijders, ja alleen de heer Burger neemt het woord om te zeggen datdat zelfs die sympathie bij hem niet eens bestaat. Ilij maakt het daardoor niet veel beter. Wordt daarna gestemd, dan stemmen 2 of 3 leden tegen den drank, de rest er voor. Toch wil spreker een argument tegen het praeadvics van Burgemeester en Wethouders aanvoeren. Zij beweren, dat pgeen wettelijke bezwaren bestaan en het overigens van belang schijnt, dit in het gebouw sterke drank verkrijg baar is". Is dat een motiveering Als er stond, dat het van belang was, dat er in het gebouw brandbluselnniddelen aanwezig waren, of nu de Blauwe Teut geweerd is en er wel eens blauwe oogcn kunnen komen, dat er verbandmiddelen moeten zijn, meir zou geen nadere ver klaring noodig achten. Zonder verdere motiveering zullen velen echter niet het belang inzien van de aanwezigheid van brandewijn of tladderae. In Leeuwarden zjjn 170 vergunningen, het wettelijk maximum is 85, er is dus voor iemand, die zich wil bedrinken of wil borrelen, 100 meer gelegenheid dan de wet voldoende acht. Up iedere 200 inwoners of 35 woningen is 1 kroeg, zoodat men waarachtig niet kan beweren, dat er noodzakelijk nog meer gelegenheid moet zijn. Zoo moeielijk als een vreemdeling hier een urinoir vindt, zoo gemakkelijk vindt hij een drankhuis. Dan herinnert spreker aan de aanvraag van 1'. ter Veer om vergunning tot het plaatsen van kiosken in onze gemeente voor den verkoop van alcoholvrije dranken. Toen heette heteen ongeoorloofde concurrentie wordt den ingezetenen aangedaan, nu hoort men dit argument niet. Wordt dan nu geen concurrentie aan de ingezetenen aangedaan (denk b.v. aan den Prinsentuin) wanneer op het tentoonstellingsterrein de bezoekers, vreemdelingen, vet gevoerd worden, en dat terwijl de beconcurreerde burgers jaar in, jaar uit een hoog vergunningsrecht moeten betalen P Spreker zal daarover niet klagen, maar het blijkt ook hieruit duidelijk, welke kwasi-argumenten worden ge bruikt om de drankbestrijding te dwarsboomeu en den alcohol te steunen. lie heer Koopmans heeft bij het inzien der stukken opgemerkt, dat als argument in de aanvraag aan H. M. de Koningin is ingevoegd de zinsnede, dat de Raad het wenscheljjk acht, dat er sterke drank verkrijgbaar is op het tentoonstellingsterrein. Spreker kan niet mee gaan met het voorstel zooals het daar ligt, want niemand kan het bestaan dier wenschelijkheid aantoonen. Wanneer dan ook geen enkel lid der vergadering hem overtuigt van Verslag van de handelingen van den gemeentei*aad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1906. 103 het tegendeel van het door hem beweerde, dan zal spreker tegen het prae-advies stemmen. De heer Feddema zegt, dat door den heer Besuijen is beweerd, dat als er sprake is van drankbestrijding, de Raad zijn mond houdt. Spreker wil nu eens een enkel woord zeggen. Hij doet dit niet om bij den heer Besuijen in het gevlei te komen, maar spreker gevoelt veel voor het door dat lid gesprokene. Hij schaart zich daarom aan diens zijde, omdat principieel do argumenten van den heer Besuijen steekhoudend zijn. De Voorzitter wijst er op, dat de geheele zaak hierop neerkomt, dat de leden, die nu met zooveel kracht tegen het prae-advies te velde trekkennog wettelijker willen zijn dan de Drankwet zelf. Deze toch heeft nadrukke lijk de gelegenheid opengesteld eene vergunning te ver leenen boven het maximum voor eene inrichting van maatschappelijk verkeer. Het mag dan slechts een deel zijn dier inrichting en de aanvrager moet voldoen aan de voorwaardedat deze van den drankverkoop geen hoofddoel maakt. Aan de leden die zich stooten aan de uitdrukking, dat het van belang is, dat er sterke drank wordt verkocht, kan spreker zeggen, dat die ver klaring bij de aanvraag moet worden gedaan. Het doen van de aanvraag op zich zelf is al het uitspreken der wenschelijkheid, dat er sterke drank wordt verkocht. De heer Besuijen vindt de bestrijding niet erg sterk, en vertrouwt haast dat de voorzitter dit oordeel deelt. De wijzewaarop hij heeft gesproken van borrels en drank had misschien wel wat anders kunnen zijn. Hij heeft echter zoo gesproken., gedachtig aan het sprookje van Riet de Smeerpoets. Deze werd eerst met despons gewasschen en toen dat niet hielp met den boender. Ook spreker heeft al zoo lang de spons gebruikt, dat hij heeft gedacht, nu zal ik den boeuder eens hau- teeren, misschien helpt het beter. De beraadslaging wordt gesloten. De conclusie van het prae-advies van Burgemeester en Wethouders luidende te besluiten aan II. M. de Koningin de gevraagde machtiging te verzoeken en daartoe den hiernevens in ontwerp bij- gaanden brief te verzenden, wordt aangenomen met 14 tegen 7 stemmen, Vóór stemmen de heeren: Tigler Wijbrandi, Beucker Andreae, Schoondermark. Burger, Komter, Duparc, Wil helmij Beekhuis, Menalda, Feitz, Baart de la Faille, van Ketwieh Verschuur, Hijlkema en llaverschmidt. Tegen de heeren: Jansen, Besuijen, Lautenbach, Bee rends, Tromp, Feddema en Koopmans. 6. l'rae-advies van Burgemeester en Wethouders omtrent het adres van D. Boersma te Oranjewoud om hem ont heffing te verleenen van de verplichting tot bebouwing van in koop gewaagden grond aan het Nieuwe Kanaal. Met algemeene stemmen wordt besloten aan adressant de gevraagde ontheffing te verleenen en tot dat einde het bij het prae-advies in ontwerp gevoegd besluit. 7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van JDrent om in koop te mogen erlangen een strookje grond aan de Wester plantage achter zijn perceel Torenstraat no. 21. Met algemeene stemmen wordt besloten adressant in antwoord op zijn verzoek te kennen te geven, dat, wat de overneming van den grond aangaat, dit pas in gunstige overweging zal kunnen worden ge nomen, indien door hem tevens wordt overgegaan tot j plaatsing van zijn pand in eene door Bui'gemeester en Wethouders aan de zijde der plantage aan te geven rooiïng i onder betaling eener som berekend naar ƒ35 per strek- kenden meter gevellengte en onder verplichting de teeke- ning van den gevel aan die zijde door Burgemeester en I Wethouders te doen goedkeuren, waartegen hem uitgang zal worden verleend op een langs zijn perceel van ge meentewege aan te leggen straat. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot irij- ziging der verordening op de jaarwedden enz. van het onderwijzend personeel aan de scholen voor openbaar lager onderwijs alhier. (Bijlage no. 14). De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter deelt mede, dat bij hem is ingekomen een amendement van de heeren Havërschmidt, van Ket wieh Verschuur en Schoondermark, luidende: Ter tegemoetkoming in de bijdrage voor pensionueering van weduwen en weezen der onderwijzers, aan hot man nelijk personeel van bijstand der openbare scholen 1 II j eene jaarlijksche toelage te geven van ƒ25. De buitensporige verhooging, zegt de heer Havërschmidt, door Gedeputeerde Staten van de tractementen ter pro vinciale griffie werkt nog altijd na en het zou wel een wonder mogen heeten als we nu niets hoorden van de onderwijzers. Een verordening, die hunne jaarwedde regelt, heeft een kort bestaan. Spreker herinnert zich de regelingen van 1892, 1894, 1897 en 1901, de laatste een uitvloeisel van de wet van Juli 1901. Het Rijk gaf toen 5000.a 5500.gulden. Burgemeester en Wethouders voegden er nog 3000 gulden b j, de heer van Ketwieh Verschuur verbeterde nog de positie van het personeel zonder hoofdacte en spreker slaagde er in de tegemoetkoming te brengen van 50 op 75 gulden. Dit kostte nu met elkaar wel geen 27000 gulden, zooals „de bescheiden wensch" van den boud luidde, maar de Raad ontving de bewijzen vau te vredenheid en verwachtte dat de salariskwestie voorlan gen tijd van de baan zou zijn, dat men in elk geval de bij de wet voorgeschreven tienjaarlijkse lie herziening zonder een tusschenbeurt zou kunnen afwachten. Wanneer men nu de stukken leest is de toestand al weer allertreurigst en men moet zich verbazen hoe nog 136 personen lust gevoelden aan het Aprilexamen deel te nemen. Mutatie onder het personeel zal ten allen tijde wel blijven bestaan, zoolang er euergie is in het corpsen de mensehen vooruit willen in de wereld; liet zijn waarlijk niet altijd de besten, die zich hier al te gemakkelijk neervleieu. Onze gemeente zoekt goede onderwijskrachten ten koste van het platteland en de groote Hollandsche steden halen ze weer van ons; dit is niet tegen te gaan en een heel slecht middel zou zijn het concurreereu der ge meenten onderling met het tractement. Trouwens het veelgeprezen Amsterdam, dat zeer terecht groote waarde hecht aan het bezit der hoofdacte, verlangt uitsluitend personeel met die acte. Hoewel spreker van meening is dat de zaak in 1901 goed was geregeld, zal hij zich met de wijzigingen van Burgemeester en Wet houders, die niet van ingrijpenden aard zijn, vereenigen. Met zijne beide medeleden van de schoolcommissie, de heeren van Ketwieh Verschuur en Schoondermark, wenscht spreker uit een billijkheids oogpunt nog eene kleine aan vulling voor te stellen. Met 1 Januari 1906 betaalt het mannelijk personeel in plaats van 2 pCt., 7 pCt. van de jaarwedde, waarvoor dan later ook weduwen-en weezenpeusioen wordt genoten. Dit is een zwaar otï'er, 42 gulden van de 600 of ruim 68 van de 975 en op het voetspoor van andere gemeenten wenschen de voorstellers hen daarin bij te staan,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 4