Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Juni 1 906.
het onderzoek der rekening van het Stads-Ziekenhuis.
De conclusie strekt tot goedkeuring der rekening in ont
vang en uitgaaf' op 12060.69.
De Voorzitter stelt voor de rekening en het rapport
in eene volgende vergadering te behandelen en dankt de
commissie voor den door haar verrichten arbeid.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Menalda brengt rapport uit ter zake het on
derzoek van de rekening en verantwoording van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken. De conclusie strekt
tot goedkeuring der rekening en verantwoording in ont
vang en uitgaaf op 657.59.
De Voorzitter stelt voor de rekening en het rapport in
eene volgende vergadering te behandelen en dankt de
conMirassie voor den door haar verrichten arbeid.-
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Lauten-
baeh verlof is gevraagd het woord te mogen voeren over
eene zaak vreemd aan de orde van den dag. Spreker
stelt voor den heer Lautenbach het gevraagde verlof te
verleenen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Lautenbach zegt, dat hetgeen hij te zeggen
heeft, niets nieuws is. De zaak zelf is al herhaalde malen
besproken, liet betreft n.l. den vreeselijken toestand van
vervuiling van de sloot aan de Cichoreibuurt. Spreker
is er heden morgen geweest en heeft geconstateerd, dat
de stank onverdrageljjk is. De vervuiling hoeft zulke
kolossale afmetingen aangenomen, dat men kan spreken
van een dam ter breedte van wel 1| Meter. Spreker
vraagt van Burgemeester en Wcthoudel-s de toezegging,
dat aan dien onhoudbaren toestond, die groot gevaar voor
besmettelijke ziekten oplevert, zoo spoedig mogelijk een
einde zal worden gemaakt.
De Voorzitter antwoordt, dat de gesproken woorden
aanleiding zullen geven tot een nader onderzoek en zoo
mogelijk tot opheffing van den toestand, die de oorzaak
is van de opmerking van den heer Lautenbach.
V. I hans komen de voor heden op den oproepingsbrief
vermelde punten aan de orde.
1. Voorstel van Burgemeester en Wethoudersom aan
A. Algera te Lieve Vrouwen-Parochie in koop af te slaan
het aan de gemeente toebehoorrndv gedeelte eener sloot aan
den Noordersingel en hem vergunning te verleenen tot
demping dier sloot.
Met algemeene stemmen wordt besloten
1. aan A. Algera te Lieve Vrouwen-Parochie inkoop
al te staan liet aan de gemeente toebehoorende gedeelte
sloot aan den Noordersingel, gelegen ten Zuid-Oosten der
in de as van die sloot gedachte lijn, bohoorende tot de
kadastrale gemeente Leeuwarden sectie E doch ongenum
merd, en zich uitstrekkende voor het kadastrale perceel,
gemeente en sectie alsvoren, no. 1741, ter grootte van
pl.ra. 41.50 M1., voor den prijs van 2.50 per M*. en
op nader door Burgemeester en Wethouders te stellen
voorwaarden;
2. aan A. Algera voornoemd vergunning te verleenen
om, zoodra de sub 1 bedoelde overdracht tot stand
is gekomen, de sloot over de volle breedte, op zijn
kosten en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders
met goede specie te dempen ter hoogte van den tuin
vóór het perceel plaatselijk gemerkt Noordersingel no. 4,
onder voorwaarde
a. dat op de scheiding, tusschen het eigendom der
gemeente en het zijne, een ijzeren hek van voldoende
hoogte en naar genoegen van Burgemeester en Wethouders
wordt geplaatst, in de rooiïng, die nader door Burge
meester en Wethouders zal worden aangewezen;
b. dat hij gedoogt dat het vóór zijn perceel liggende
voetpad, voor zoover dit onbestraat is, ten behoeve van
den afloop van regenwater over het bestrate voetpad
wordt verhoogd, terwijl tevens genoegen moet worden
genomen met de voortdurende aanwezigheid van opgaande
hoornen op minder dan 2 M. afstand van zijn te ver
krijgen erf.
2. I borstel van Burgemeester en Wethouders om aan
M. de Koningin een adres te richten, betreffende eene
eveulueelr vermindering der garnizoenssterkste alhier.
De beraadslaging wordt geopend.
W anneer het garnizoen mocht worden verminderd, zegt
de heer Haverschmidt, dan zou de oorzaak kunnen zijn
het gemis aan oefeningsterrein en het ontbreken van
goede schietbanen
Toch heeft het garnizoen de vrije beschikking over
een groot terrein aan het Kalverdjjkje, gedraineerd en
geëgaliseerd, waarvoor het Kijk 200.- huur per jaar
betaalt, maar welk terrein nooit wordt gebruikt, omdat
het ligt in het verlengde van de as van de schietbaan.
Alleen de boer, die het land tegen billijken prijs in
huur heeft, omdat hij het tjjdens exercitiën moet ont
ruimen, hetgeen nimmer plaats vindt, heeft er profijt van.
Nu is in October 1995 eene overeenkomst gesloten
met het Kijk tot het maken van een verhard voetpad
naar op het bewuste terrein aan te leggen schietbanen,
maar van uitvoering is nog geen sprake.
Spreker vraagt of aan Burgemeester en Wethouders
ook een reden bekend is, en of de Kaad die reden mag
weten, waarom nog altijd niet met dit werk is aangevangen.
De heer Koopmans zou gaarne weten, of het ook aan
Burgemeester en Wethouders bekend is, waarom eene
eventueele vermindering van garnizoenssterkte zal plaats
hebben en op welke wijze Burgemeester en Wethouders
het gerucht hebben vernomen. Spreker had er nog niets
van gehoord. De heer Haverschmidt heeft gezegd, dat
de oorzaak misschien moet worden gezocht in liet gemis
aan schietbanen en geschikt oefeningsterrein. Nu is ten
vorigen jare de Minister van Oorlog hier geweest en
heeft het terrein der Wilhelminabaan gezien. Spreker
meende te kunnen constateeren, dat dit terrein den Mi
nister wel aanstond. De onderhandelingen zijn echter
afgesprongen, zonder dat spreker de redenen bekend zijn.
Indien het was omdat de huur te hoog was, dan zou er
misschien wel een mouw aan zijn te passen. Wanneer
de gemeente b.v. als tusschen persoon optrad en het ter
rein van het comité huurde, zou deze het weer aan den
Minister kunnen overdoen. Dit zou de gemeente wel iets
kosten, doch het weegt niet op tegen het groote belang
dat zij heeft bij het gevestigd blijven van het garnizoen,
liet zou zjju een druppel in een emmer water.
De Voorzitter antwoordt, dat aan Burgemeester en
Wethouders geen andere redenen voor eene mogelijke
vermindering van de garnizoenssterkte bekend zijn, dan
vermoedelijke belangen van landsverdediging. Wat de
redenen aangaat, door de beide vorige sprekers genoemd,
van deze hebben Burgemeester en Wethouders niets ge
hoord, zoodat deze niet op den voorgrond kunnen staan.
Spreker wil in gesloten vergadering mededeolëu, hoe
Burgemeester en Wethouders de geruchten ter oorc zijn
gekomen en stelt daarom voor de deuren voor eenige
oogenblikken te sluiten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Juni 1906. 121
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Na heropening deelt de Voorzitter mede, dat het voor
stel in zooverre is gewijzigd, dat thans wordt voorgesteld
een afschrift van het adres te zenden aan den Minister
van Oorlog en aan den afgevaardigde voor het kies
district Leeuwarden, den heer Thomson.
De heer Besuijen heeft bezwaar tegen dit laatste.
Waarom alleen aan den afgevaardigde voor het kies
district Leeuwarden. De heer Thomson toch vertegen
woordigt niet alleen het district Leeuwarden maar het
geheele Nederlandsche kiezerscorps. Wanneer er een
afschrift wordt gezonden, zal dit moeten geschieden aan
alle kamerleden, en niet alleen aan den heer Thomson.
Dat een particulier de verdediging van zijn belangen
opdraagt aan den districtsafgevaardigde (misschien het
eenige kamerlid dat hij persoonlijk kent) laat zich hooren,
voor een officieel lichaam gaat het niet aan.
De heer Koopmans stelt voor aan Burgemeester en
Wethouders of aan eene commissie uit den Kaad op te
dragen het adres persoonlijk aan 11. M. de Koningin of
den Minister te overhandigen. Het gebeurt toch dikwijls,
dat een adres onvolledig is en dat er enkele punten
worden vergeten. Deze zouden dan mondeling kunnen
worden toegelicht.
De heer Jansen ondersteunt dit voorstel.
De Voorzitter vraagt of de Kaad zich met den inhoud
van het adres kan vereenigen.
Niemand verklaart zich er tegen.
Hierop vraagt de Voorzitter of een afschrift zal worden
gezonden aan den Minister van Oorlog.
Ook deze vraag wordt met algemeene stemmen toe
stemmend beantwoord.
Ten slotte wordt in stemming gebracht de vraag of een
afschrift zal worden gezonden aan den afgevaardigde voor
het kiesdistrict Leeuwarden.
Met 16 tegen 6 stemmen wordt hiertoe besloten.
Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Lauten
bach, Jansen, Beerends, Feitz, Wilhelmij, Tigler Wijbrandi,
Komter, Schoondermark, Burger, Haverschmidt, Beek
huis, van Ketwich Verschuur, Menalda, Koopmans en
van Messel en
tegen de heeren Oosterhoff, Baart de la Faille, Be
suijen, Tromp, Duparc en Hijlkema.
De Voorzitter brengt nu in behandeling het voorstel
van den heer Koopmans om het adres door Burgemeester
en Wethouders persoonlijk aan H. M. de Koningin te
doen overhandigen.
De heer Besuijen zegtHet gerucht wil dat vermin
dering van garnizoen in aantocht is. Wat de oorzaken
zijn, welke de regeering tot een dergelijk plan zouden
hebben gebracht, is ons niet bekend. Ik stel mij nu eens
een oogenblik op het standpunt mijner twee-en-twintig
medeleden, op het burgerlijk standpunt van hen, die het
leger beschouwen als een instrument dat dienen moet
om den vaderlandschen bodem te verdedigen. Het geval
kan zich dan voordoen, dat de Minister van Oorlog van
meening is, wellicht het noodzakelijk acht, dat de troepen
worden verplaatst naar den IJsel ter bevordering van 's
lands verdedigbaarheid.
Mag men dan van uw standpunt aan een dergelijk
plan hinderpalen in den weg leggen Mag dan het voor
deel dat Leeuwardens burgerij uit de leveranties enz.
trekt zwaarder wegen dan de bevordering van de ver
dedigbaarheid
't Zou voor u juister zijn zich eerst te vergewissen
of het inderdaad in de bedoeling ligt tot garnizoens
vermindering over te gaan en aan de Regeering vriendelijk
te verzoeken de motieven te mogen vernemen welke tot
dit plan leidden. Krijgt men dan werkelijk ten antwoord
dat 's lands verdedigbaarheid het eischt, dan brengt uw
standpunt mee, dat iedere verdere actie achterwege blijve.
Voor geldverspilling door het zenden van deputaties is
dan geen motief. Zoolang men de gronden van het regee-
ringsplan niet kent moet men zich verzetten tegen liet
voorstel-Koopmans.
De heer Burger zegt, dat het voorstel van den heer
Koopmans door den Voorzitter geformuleerd is en daardoor
nader gepreciseerd, waardoor het wellicht eenigszins afwijkt
van de bedoeling van den voorsteller. De heer Koopmans
dubiëerde tusschen persoonlijke aanbieding aan 11. M. de
Koningin of aan den Minister van Oorlog eene'-zijds en
anderzijds tusschen aanbieding door Burgemeester en
Wethouders of door eene commissie uit den Kaad. Spreker
gelooft dat persoonlijke overhandiging aan H. M. niet
de juiste weg is. De bedoeling is te argumenteeren en
het lijdt geen twijfel of dit kan bij den Minister van
Oorlog beter geschieden, dan bij II. M. de Koningin,
daar immers de vermindering van garnizoen zou ge
schieden op voordracht van den betrokken Minister. Spre
ker zou den heer Koopmans willen vragen, wat hij wensclit
en wat eigenlijk zijn voorstel is. Wil de heer Koopmans
het adres persoonlijk aan den Minister of aan II. M. de
Koningin laten overhandigen en wensclit hij dat dit
geschiedt door Burgemeester en Wethouders of door eene
raadscommissie
De heer Duparc acht aanbieding van het adres aan de
Koningin door eene raadscommissie geheel overbodig.
Men moet niet vergeten, dat wij in Nederland verant
woordelijke Ministers hebben, bjj wie teii slotte eigenlijk
toch de beslissing over de vraag omtrent het wenschelijke
j van de inwilliging van een verzoek behoort. Wat, vraagt
spreker, stelt men zich nu van een persoonlijk optreden
bij de Koningin méér voor dan van de aanbieding van
een adres Spreker twijfelt er geen oogenblik aan, of
een commissie zal door de Koningin welwillend ontvangen
en aangehoord worden. Het antwoord zal echter moeilijk
anders kunnen zijn, dan dat H. M. den Minister van
Oorlog zal raadplegen, geheel hetzelfde dus als wat met
een adres geschiedt. Leefden wij in Duitschland, waar
van het persoonlijk welbehagen van den Keizer zooveel
afhangt, zegt spreker, dan ware het wat anders. Zooals
men toch weet, verkreeg Crefeld onlangs cavalerie-gar-
nizoen, omdat de Keizer de Crefeldsche schoonen aan
dansers wilde helpen. Toch zou spreker en zeker geen
enkel Nederlander onder zoodanig régime willen leven,
al kon men daardoor ook in Leeuwarden weder een sterk
garnizoen verkrijgen.
Spreker heeft hooren zeggen, dat de Kaad, zooveel
mogelijk, inschikkelijk tegenover de Kegeering moet wezen.
Niemand liever dan hij wil daartoe medewerken. Men
vergete echter niet, dat de inschikkelijkheid van den
Kaad in vroegere jaren tegenover het departement van
Oorlog aan de gemeente schatten gelds heeft gekost, liet
was toen loven en bieden tusschen het departement van
Oorlog en de gemeentebesturen. Welke gemeente maar
het meeste geld voor gebouwen en inrichtingen ten be
hoeve van het garnizoen wilde geven, kreeg alles wat
men verlangde. Zoo ook Leeuwarden, doch de gemeente
is er de dupe van geworden. Bij spreker bestond steeds
en bestaat nog de vraag of de gemeentebesturen echter