146
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juli 1006.
een jaar moet worden verleend en dit gaat niet op. De
lieer Schoondermark is begonnen de wenschelijkheid van
uitstel te bepleiten op grond van de afwezigheid van den
burgemeester en enkele leden die speciaal met het onder
wijs op de hoogte zijn. Daarvoor is spreker wel warm
gestemd. liet bestuur der Ambachtsschool is ook op eene
spoedige beslissing gesteld en voornamelijk is het in het
belang der burgeravondschool de zaak zoo spoedig mogelijk
tot een goed einde te brengen. Een en ander geeft spreker
aanleiding zijn stem uit te brengen overeenkomstig het
voorstel van den heer Schoondermark.
De Voorzitter zegt, dat wij nu hebben a. een voorstel
van den heer Schoondermark, b. een motie van den
heer Duparc, waarvan het eerste lid dezelfde bedoeling
heeft als het voorstel van den heer Schoondermark. liet
gevolg van het aannemen van de motie Duparc zal zijn
dat de reorganisatie niet voor 1 October tot stand komt.
Dit schijnt voor den heer Duparc volstrekt geen bezwaar
te zijn. Spreker gelooft echter, dat de Raad die meening
niet is toegedaan. Spreker zal de motie Duparc het eerst
in stemming brengen als zijnde van de verste strekking.
Leden die tegen uitstel zijn op de lange baan, stemmen
eenvoudig tegen de motie.
De heer Besuijen acht de beteekenis, welke de Voor
zitter geeft aan een stem voor de motie-Du pare, onjuist.
Spreker zou voor de motie willen stemmen, maar vol
strekt niet geacht worden daarmee een poging te doen
om de zaak op de lange baan te schuiven. Wat hem
aanlokt in des lieeren Duparc's motie is de verzending
van het ontwerp naar de commissie van toezicht op het
lager onderwijs. Wanneer die commissie met eenigen
spoed werkt, kan zij toch best binnen een maand met
haar advies gereed zijn.
De heer Schoondermark wijst er op, dat aan den wenseh
van den heer Besuijen niet kan worden voldaan, omdat
de commissie vaeantie heeft.
De heer Besuijen interrompeert den lieer Schoonder
mark, zeggende „laat die commissie dan geen vaeantie
nemen".
De heer Schoondermark repliceert, dat het een feit is
en dat wij alleen met de feiten hebben te maken.
De motie van den heer Duparc wordt verworpen met
14 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Koopmans, Duparc en van
Messel.
Tegen de hoeren Beucker Andreae, Tigler Wijbrandi,
Lautenbach, Wilhelmij, Hijlkema, Oosterhoff, Beekhuis,
Beerends, Feitz, Besuijen, Schoondermark, Burger, Fed-
dema en Baart de la Faille.
De Voorzitter vraagt den heer Schoondermark wat de
bedoeling van zijn voorstel is, uitstel tot de of tot eene
volgende vergadering.
De heer Schoondermark repliceert, dat hij gaarne had
dat de burgemeester bij de behandeling tegenwoordig
was. Deze kan in de volgende vergadering niet tegen
woordig zijn, zoodat spreker gaarne behandeling over 5
weken zou willen voorstellen. Bestaat er echter gevaar,
dat de nieuwe regeling dan niet op tijd klaar komt, dan
wil spreker zich met 3 weken uitstel tevreden stellen.
Spreker is echter overtuigd, dat met de behandeling wel
kan worden gewacht totdat de burgemeester terug is.
De Voorzitter merkt op, dat ook nog de Koninklijke
goedkeuring op de schoolgeldheffing en goedkeuring van
Gedeputeerde Staten op de verordening betreffende «Ie
leeraren moet worden gevraagd en dat met een en ander
heel wat tijd gemoeid is. Stellen wij de behandeling vast
in de volgende vergadering, dan kan, wanneer onver
hoopt mocht blijken dat de zaak ook dan nog niet rijp
is voor afdoening, altijd weer uitstel tot de volgende
vergadering worden voorgesteld.
De heer Beekhuis merkt op, dat uitstel tot over drie
weken op de gronden door den heer Schoondermarck
aangevoerd, weinig zin heeft. Dan toch is de burge
meester ook niet tegenwoordig, evenmin als do heer van
Ketwich Verschuur. Nu zijn er 17 leden aanwezig,
terwijl de volgende vergadering misschien veel minder
voltallig zal zijn. Spreker zou liever de kwestie direct
behandelen, want dan bestaat er ten minste kans voor
1 October gereed te zijn.
De lieer Schoondermark zegt, dat de heer Beekhuis
één argument vergeet en nog wel een gewichtig argument
nl. dit, dat de raadsleden niet voldoende op de hoogte zijn.
De heer van Messel gaat met de algemeene beschou
wingen van den heer Duparc mee. Spreker zelf hoeft
er dikwijls op gewezen, dat voor belangrijke onderwerpen
de Baad te weinig tijd heeft om er zich in te werken.
Dit onderwerp is 10 maanden in handen van verschil
lende commissiën geweest en de Baad krijgt maar 5
dagen. Nu wordt door den Voorzitter beweerd, dat wanneer
het voorstel heden niet wordt behandeld, de reorganisatie
wellicht met 1 October niet in werking kan treden; dit
argument mag den Baad geen aanleiding geven, een zoo
belangrijke reorganisatie als de onderhavige te behan
delen, zonder dat de leden voldoende tijd hebben gehad
deze te bestudeeren. Waar nu reeds zóó langen tijd over
korter of langer uitstel der behandeling wordt gedebat
teerd, had men reeds in dien tijd het voorstel zelf kunnen
behandelen terecht kan hierbij van toepassing worden
het gezegdemet passen en meten wordt de tijd ver
sleten. Spreker zou uitstel willen tot eene der volgende
vergaderingen, te beslissen door Burgemeester en Wet
houders.
De heer Duparc zegt, dat nu de zaak niet naar de
commissie van toezicht op het lager onderwijs is ver
wezen, een tijdvak van drie weken voor het bestudeeren
door hem voldoende wordt geacht.
Het voorstel van den heer Schoondermark wordt met
algemeene stemmen aangenomen.
De heer Wilhelmij is intusschon vertrokken.
6. Voort-tel van Burgemeester en Wethouders tot op
heffing ter met het gemeentebestuur van Mc nu ld ui nadeel
aangegane gemeenschappelijke onder wijsregeling
Te dezer zake is door Burgemeester en Wethouders
uitgebracht het navolgend prae-advies
In een onderhoud dat wij in het laatst van het vorig
jaar met den Voorzitter en den Secretaris der commissie
van toezicht op het lager onderwijs hadden, werd onze
aandacht gevestigd op de omstandigheid, dat vele leer
lingen van buiten de gemeente, met name uit Leeuwar-
deradeel, onze betalende scholen 17 bezoeken, zonder
dat door hen in de kosten van het onderwijs meer wordt
bijgedragen dan het gewone schoolgeld bedraagt. Eene
eenvoudige berekening, waarbij evenwel de kosten wegens
stichting van schoolgebouwen en -localen buiten aanmer
king waren gelaten, gaf aan, dat, naar den toestand over
het jaar 19U4, de leerlingen uit die gemeente aan Leeu
warden ruim 115U.hadden gekost.
Bij raadpleging van de cijfers door onzen Voorzitter
naar de gegevens op 15 Januari van dit jaar opgezet,
bleek inderdaad niet alleen dat van onze gemeente voor
de schoolbevolking uit Leeuwarderadeel afkomstig, buiten
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juli 1906.
147
evenredigheid met de baten, zware offers worden gevergd,
doch ook dat de leerlingen uit Menaldumadeel niettegen
staande met deze gemeente sinds 1S96 een gemeenschap
pelijke regeling ter zake bestaat, aan Leeuwarden op
belangrijke kosten komen te staan. Krachtens die rege
ling kunnen kinderen uit Menaldumadeel op de scholen
der le en 2e klasse a alleen tegen betaling van het
volle schoolgeld worden toegelaten, terwijl die gemeente
voor de leerlingen op de scholen der 2e klasse b en dei-
derde klasse 10.per schoolgaand kind betaalt wat
de scholen 2e klasse b betreft, behalve het volle school
geld van ƒ3.50. Met het oog op de berekeningen naai
den toestand van den 15 Januari 1906, waarnaar wij
verwijzen, leek het billijk dat voor de kinderen uit beide
genoemde gemeenten het schoolbezoek van kinderen
uit andere buitengemeenten dan deze twee is voorals
nog niet belangrijk genoeg om stappen te doen ten einde
daarmede tot gemeenschappelijke regelingen te geraken
als volgt per leerling zou worden bijgedragen
Voor scholen der le khisse (2 en 3) ƒ21. het schoolgeld is/'3G.
school 2e (4) -12,-22.—
scholen 2e b (1. 5,6 oil 7) - 10 50 - 3.50
school 4e (12) -35.— ,.-25.—
terwijl op de kostelooze scholen (die der 3e klasse) geen
kinderen uit die gemeenten voortaan meer zouden worden
toegelaten.
In dien zin werden met Leeuwarderadeel en Menal
dumadeel de onderhandelingen gevoerd. Van het bestuur
van eerstgenoemde gemeente ontvingen wij bericht, dat
de voorgestelde regeling als te bezwarend niet kan worden
geaccepteerd en wij hebben daarom, voor zooveel noodig
met de medewerking der Commissie van Toezicht besloten,
vandaar afkomstige leerlingen voortaan niet meer op
onze openbare lagere scholen toe te laten. Het bestuur
van Menaldumadeel bleek evenmin voor de verhoogde
bijdrage te vinden en het komt ons, uit overweging dat
de bestaande gemeenschappelijke regeling met deze ge
meente voor Leeuwarden onnoodig financieel te bezwarend
is, daarom gcwenscht voor haar met ingang van de nieuwe
cursussen 1907/8 te beëindigen, waartoe art. 8 het recht
geeft. Is door U dit besluit genomen dan ligt het in
onze bedoeling de toelating tot de openbare scholen 1-12
van kinderen ook uit die gemeente met hot nieuwe
schooljaar te weren.
Wij hebben mitsdien de eer U voor te stellen te be
sluiten
met toepassing van art. 8 van het besluit tot vaststel
ling eener gemeenschappelijke regeling met het gemeente
bestuur van Menaldumadeel omtrent de toelating van
kinderen uit die gemeente tot openbare lagere scholen
te Leeuwarden dd. 16 Juni 1896 en 2 Juli d.a.v., goed
gekeurd door Gedeputeerde Staten van Friesland bij
resolutie van 6 Augustus 1896 2e afd. no. 47 (gemeen
teblad 1896 no. 14) deze regeling met liet einde van den
cursus 1906/1907 op te heffen en daarvan aan het ge
meentebestuur voornoemd vóór 1 Januari 1907 kennis
te geven.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Duparc heeft niets tegen het voorstel, omdat
de gemeente Menaldumadeel hierdoor, evenals vroeger
Leeuwarderadeel, krijgt wat haar toekomt. Spreker is
echter van oordeel, dat de uitsluiting ook van kinderen
uit andere gemeenten niet moet gelden voor school
12. De gemeenten belmoren zelve voor behoorlijk
lager onderwijs zorgen, niet echter voor een onderwijs
zooals op de school no. 12 wordt gegeven. Zoo iets is
niet te vergen, althans van plattelandsgemeenten. Spreker
wijst voorts op het gymnasium en de middelbare school
voor meisjes waar kinderen uit andere gemeenten wor
den toegelaten.
In school 12 is, evenals in genoemde twee inrichtingen,
daarvoor ruimte genoeg. Er is plaats voor plm. 400
leerlingen en er zijn er niet meer dan 204. Van deze
zijn er 32 van buiten. Voor deze leerlingen wordt f 800.—
schoolgeld jaarlijks betaald, wat de gemeente gemakkelijk
kan mee nemen, want, gelijk aan spreker is medegedeeld,
er behoefden door het bezoeken der school door deze 32
leerlingen geen nieuwe leerkrachten aangesteld en ook
geen hulpmiddelen meer te worden aangeschaft.
De heer Burger voelt veel voor het door den heer
Duparc gesprokene. Wat deze echter gezegd heeft over
school 12 is bezijden deze kwestie, liet voorstel is tot
opheffing der gemeenschappelijke onderwijsregeling met
de gemeente Menaldumadeel. Deze gemeente komt dus
in dezelfde positie als allo andere gemeenten. Wel acht
spreker het nuttig, dat de kwestie over school 12 onder
de aandacht is gebracht, doch voor de thans te nemen
beslissing telt zij niet mede.
De heer Besuijen weet niet of de zaak hem geheel
duidelijk is. Burgemeester en Wethouders stellen voor
de regeling met Menaldumadeel op te zeggen, zoodat bij
aanneming van dat voorstel de kinderen uit die gemeente
niet meer ter school kunnen gaan in Leeuwarden. Een
nieuwe regeling kan worden gemaakt. Maar geschiedt
dat niet door de Baden der betrokken gemeenten Spreker
meent van wel. Bij de stukken vindt men echter een
schema, een concept-regeling door Burgemeester en Wet
houders aan Menaldumadeel voorgelegd om dienst te doen
na opheffing der bestaande. Menaldumadeel weigerde op
dit concept in te gaan, daarna zijn de onderhandelingen
afgebroken.
Spreker bemerkt dat zijn voorstelling juist is.
Welnu, dan stelt spreker er prijs op hier openlijk te
verklaren, dat hij met het door Burgemeester en Wet
houders gemaakte concept niet sympathiseert. Het bezwaar
geldt niet het systeem, maar de afwezigheid van conse
quentie. Burgemeester en Wethouders meenen dat Leeuwar
den niet moet toeleggen op kinderen van andere gemeenten
en vraagt daarom per leerling uit andere gemeenten een
bijslag op het schoolgeld, gelijk aan het bedrag dat op
de Leeuwarder kinderen wordt toegelegd, te betalen dooi
de betrokken gemeenten. l)e kostelooze scholen worden
evenwel geheel uitgesloten van de regeling. Op welken
grond Waarom voor de leerlingen aldaar niet van de
betrokken gemeente het heele bedrag gevraagd. Aaa
scholen waar het schoolgeld 3.50 bedraagt wil men
Menaldumadeel 16.50 laten bijpassen. De consequentie
brengt dan mee dat men voor de kostelooze scholen een
bedrag van pl.m. 20.van Menaldumadeel vraagt.
De regeling is vooral noodzakelijk voor bewoners van
Schenkeschans, daar wonen geen rijke menschen, een
opname van de kostelooze scholen in de regeling is
daarom niet overbodig. Bij evcntueele wijziging van het
concept in dezen geest zou misschien Menaldumadeel
voor de regeling te vinden zijn.
De heer Koopmans zou hetzelfde hebben gevraagd als
de heer Duparc. Hij zal daarop niet terugkomen, alleen
dat raadslid zoo noodig steunen. Spreker zegt, dat door
een der raadsleden is beweerd, dat school 12 met kunst
en vliegwerk bevolkt is. Waarom de 800 schoolgeld niet
meegenomen? Wat de heer Burger zegt, dat Menaldu
madeel op denzelfden voet komt als de andere gemeenten,
is niet juist. Menaldumadeel komt op gelijken voet met
Leeuwarderadeel; uit Tictjerksteradeel, Bauwerderhem
laat men wel leerlingen toe. Spreker zou gaarne vernemen,
wat in deze het standpunt van Burgemeester en Wet
houders is.
Spreker gaat met den heer Besuijen moe en vraagt
kan de Baad niet een concept-verordening maken, waarbij
toelating op de scholen geregeld wordt?
Het komt spreker voor, dat deze zaak nu niet kan
worden beslist. Het is een zaak van groot belang voor
de provincie en andere gemeenten, en de Baad hoort er
nu voor het eerst iets van. Bovendien, verzet art. 52