156 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Augustus 1906. verkondigd, beschouwingen geleverd, die niet onweerspro ken mogen blijven. De in 1904 georganiseerde burgeravondschool is met October van dat jaar geopend. Toen Burgemeester en Wethouders in Augustus 1905 begonnen met het advies van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar On derwijs over een reorganisatie der school te vragen, was er dus nog slechts de ervaring van één cursus ver kregen. Terwijl thans, blijkens de toelichting, die Commissie, nu zij haar denkbeelden in de ontwerp-verordening van 1904 niet had mogen belichaamd zien, den pas beëin digden strijd niet wenschte te heropenen, zijn Burge meester en Wethouders toch reeds binnen het jaar be gonnen te tornen aan de, na zooveel moeite verkregen toestemming der Hooge Regeering tot de reorganisatie der school op den tegenwoordigen voet. Wel werpt de inspecteur, de heer de Groot, in zijn brief' aan Burge meester en Wethouders van 29 Mei 1906, alle verant woordelijkheid van de „zoogenaamde" reorganisatie, gelijk hij haar noemt, van zich af en voegt hij er aan toe, dat het nimmer zijn bedoeling is geweest, het onderwijs aan de school in te krimpen. Doch de reor ganisatie is vastgesteld, geheel overeenkomstig het verlangen van den toenmaligen Minister Kuyper, en zeer zeker, na den inspecteur, die in deze zaak een zoo belangrijke rol heeft gespeeld, te hebben geraadpleegd. Nu heet het in het advies der Commissie van Toezicht op het Middel baar Onderwijs, van 7 Februari 1906, op gezag van den inspecteur, wel tot tweemalen, „dat de reorganisatie, ge lijk zij thans is tot stand gekomen, op een misverstand berustte". Spreker meent dit echter te moeten ontkennen, zoowel voor zichzelf als voor zijn medeleden. Meer dan twee jaren hadden èn Burgemeester en Wethouders èn do leden van den Baad de zaak van alle kanten bezien en wisten zij heel goed wat zij dedenBurgemeester en Wethouders in hun voorstel, de Raad in zijn besluit, liet compliment van misverstand laat spreker dan ook geheel voor rekening van hem, die het woord gebruikte. Evenzeer moet spreker opkomen tegen de door den inspecteur gebezigde uitdrukking, „dat, toen door de weigering der Provinciale Staten 0111 subsidie te verlee- nen ook het Rijk zijn subsidie introk, alleen het voor de school ingekrompen leerplan ik mag wel zeggen van den toenmaligen Burgemeester overbleef." Spre ker noemt dit een bedekt verwijt van drijven van onzen laatst-vorigen Burgemeester. De inspecteur kon echter deze woorden gerust schrijven want hij behoefde geen tegenspraak van dezen te duchten. Spreker meent echter de partij van onzen waardigen vorigen Burgemeester Roëll te moeten opnemen. Deze heeft te veel gedaan voor de in 1904 tot stand gekomen reorganisatie, waar aan eindelijk, na een lange reeks van jaren, de ophef- fing der nooit aan haar doel beantwoord hebbende bur gerdagschool en de oprichting der uitmuntende school voor meer uitgebreid lager onderwijs en den daaraan verbonden lateren avondcursus van handel en admini stratie is te danken, dan dat niet een woord van protest tegen de bedoelde uitdrukking dient te worden uitge sproken.] Spreker komt tot het voorstel zelf. „Bevredigd heeft de reorganisatie echter niemand" zeggen Burgemeester en Wethouders. Dit is boud gesproken nadat er nog zoo weinig er varing van deze reorganisatie was opgedaan. En eenige regelen verder luidt liet„dat het de blijk bare bedoeling der wet is geweestaan toekomstige ambachtslieden w/ronderwijs te verstrekken. Hoe komen Burgemeester en Wethouders aan deze bewering wil spreker vragen. „De burgerscholenvoornamelijk be stemd voor aanstaande ambachtsliedenbeoogen niets anders", zooals de vader der wet op het middelbaar onderwijs, de Minister Thorbecke, het uitdrukte, dan geest en zintuig van den leerling zóó te ontwikkelen dat hij voor de practjjk bekwaam wordt. Volksonder wijs maar houger volksonderwijste geven aan leerlin gen uit den boerenstand en uit den kring der hand werkslieden". Uitdrukkelijk verklaarde de Minister niet te wenschendat de scholen gingen africhten voor een bepaalde industrienoch dat er een soort werkplaats van werd gemaakt. Van daar dan ook het slot van liet derde lid van art. 14 der wet, dat de burgeravondschool aan een openbare lagere school kan worden verbonden. De burgerscholen moeten, gelijk gelukkig al meer en meer wordt erkend, scholen zijn, waarbij de voorbereiding voor de bedrijven der nijvere maatschappij op den voor grond treedt. Hoe zou het ook mogelijk zijn, m/ronderwijs te geven aan de burgeravondschool te Leeuwarden die voortdu rend ook gedurende den laatsten cursus behalve door timmerlieden en smedenmede werd bezocht door kler ken, stucadoors tuinlieden molenmakers goudsmeden, horlogemakersgardeniers Wat zullen althans de meeste dezer leerlingen hebben aan werktuigkundewerk tuigkennis teekenen in toepassing op het ambacht en kennis der bouwstoffen de in het nieuwe leerplan opge nomen vakken Ieder zal moeten erkennendat de leerstof hier over de hoofden der leerlingen heengaat. Waar intusschen te Leeuwarden wordt gezorgd voor vakonderwijs aan landbouwers en ook voor hen, die in de /cZeix-industrie zullen gaan is er geen overwegend bezwaarde burgeravondschool in hoof lzaak te bestem men voor aanstaande ambachtslieden, zonder dat men het beginsel van vakonderwijsdat toch niet alleen in teekeneu bestaat, al te veel op den voorgrond plaatst. Spreker zegt aanstaande ambachtslieden. Want een jongen van 12 jaar heeft nog jaren noodig vóór hij een goed ambachtsman is. Hij komt nog zooveel te kort aan algemeene ontwikkelingdat er noodzakelijk herhaling en aanvulling moet plaats hebben van het genoten lager onderwijs. In verband hiermede, mag het ongemotiveerd worden genoemd, reeds in liet eerste leerjaar negen van de zeven tien uren aan teekenen te besteden, zooals bij de nieuwe regeling wordt voorgesteld. Hoofdzaak moet dan zijn het sc/mo/onderwijs. liet teekeneu kan en moei zich in den eersten tijd alléén bepalen tot liet leeren gebruiken van het teekengereedschap. Van ya/ronderwijs kan hier nog geen sprake zijn, om de eenvoudige reden, dat de jongen, vooral omdat hij in de werkplaats is, waar men hem vaak meer als boodschapper dan als leerling be handelt nog niets van het vak kent. Fa/ronder wijs dat wil zeggen vakteekenenlevert eerst voldoende vruch ten, als de leerling iets meer is dan een zoogenaamde krullejongen. Spreker komt tot den voorgestelden werktijd van Oc tober tot en met Maartin plaats vanzooals tot dus verrevan September tot en met April, verder 17 les uren in de week, in plaats van 12, gelijk thans, met verandering van den tweejarigen cursus in een driejarige. Van meer dan één zijde heeft spreker vroeger en later vernomen, dat vele jongens reeds lang vóór 1 April van de school zijn verdwenen. Als de dagen langer worden en er werk is, dan zullen ook verder verschei dene jongens de school verlatenonverschillig of de cursus 1 April of 1 Mei eindigt. De groote fout is echter de verlenging van den leertijd van 12 tot 17 uren per week. Dat is te duur gekocht, wat men ook moge zeggen van andere plaatsen, waar gelijke regeling bestaat. Leerlingen van 12, 13 en 14 jaren hebben na hun dagtaak, dikwijls van acht uren, aan twee uren avondonderwijs reeds méér dan genoeg. Niet alleen op onderwijskundige, maar ook en vooral op hygiënische gronden is het verwerpelijk, kinderen, want dat zijn de meesten nog, eerst 's avonds omstreeks halftien te doen te huis komen om hun dag taak te doen eindigen. Wat, vraagt spreker, kan er op deze wijze worden van de opvoeding in het huisgezin van knapen van 12 tot 14 jaar? Spreker vindt hierbij een bondgenoot in niemand minder dan de Commissie van Toezicht op het Middelbaar (Jnder- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Augustus 1906. 157 wijs zelve. In haar verslag omtrent de burgeravondschool over 1904 (Gemeenteverslag blz. 177) toch vraagt zij, met het oog op een verschuiven van den schooltijd van 68 tot 79 uur, wat vruchten het onderwijs zal kunnen opleveren voor jongens, die van den vroegen morgen tot 's avonds 7 uur in het ambacht zijn werkzaam geweest Spreker zou willen vragen, of dit niet nog te meer klemt bij een leertijd van drie uren 's avonds. Geheel eens is spr. liet intusschen met den Inspecteur en de Commissie, als zij mede de noodzakelijkheid erkennen van een voortgezetten cursus. Toch willen zij daarmede wachten totdat de plannen van de tegenwoordige Regeering ten opzichte van het vakonderwijs een vasteren vorm hebben verkregen. Maar welke plannen zijn dit? Wat weet men er nog van af? Spreker heeft er te vergeefs naar gezocht op het menu der sociale hervormingen, welke van deze Regeering zijn te wachten. Het zal zeker nog lang duren eer deze plannen, als zjj te eeniger tijd bekend worden, tot uitvoering zullen komen. Waarom dan gewacht met het oprichten van een vier-jarigen cursus, twee jaren voor voortgezet onderwijs en daarna twee jaren hoofd zakelijk voor vakonderwijs, en niet reeds dadelijk daartoe overgegaan Het zij spreker vergund, ook een aanhaling te doen uit het verslag der Commissie van Toezicht op het lager onderwijs over 1903, opgenomen in het gemeenteverslag over dat jaar, blz. 111. De Commissie wijst daar opeen belangrijk stuk, voorkomende in het Juni-nummer van het Tijdschrift der Maatschappij van Nijverheid 1903, blz. 422432, geschreven door den sedert overleden industrieel Westerouen van Meeteren, die, op grond van de resultaten van het onderzoek eencr Engelsche enquête commissie, bestaande uit 22 afgevaardigden van Engelsche trade-unions, aantoont, dat de superioriteit van het vak onderwijs en de resultaten daarvan, zoomede van den vakman, in Amerika boven de Europeesche Staten het gevolg is van de betere voorbereiding voor vakonderwijs door het genieten van voortgezet lager onderwijs gedurende ten minste twee jaren. Zoo iets lag ook in het bovendien veel goeds bevattende wetsontwerp tot herziening der wet op het middelbaar onderwijs van minister Kuyper, dat echter de tegenwoordige Regeering heeft gemeend te moeten intrekken. Spreker zal geen poging doen, om het voarstel in zijn geest te wijzigen, wat betreft leerplan, cursus en lesuren. Daarvoor zou een geheel nieuw ontwerp moeten worden opgemaakt. Spr. zal zich daarom bepalen tot tegenstemmen. Schaart de meerderheid der leden zich aan zijn zijde, dan kunnen Burgemeester en Wethouders de zaak nader overwegen, om dan later tijdignl. als men kan aan nemen dat er niet zoovele leden op reis zijn, een nieuw voorstel tot reorganisatie der burgeravondschool in den door spreker en anderen verlangden zin aan te bieden. De heer Besuijen heeft den heer Duparc slechts ge deeltelijk verstaan. Wat hij wel heeft begrepen is dat de heer Duparc ecu van sprekers bezwaren deelt. In't geheel denkt spreker er echter iets anders over. Spreker heeft om zicli heen gezien en nagegaan wat er gebeurt met de kinderen, die het lager onderwijs hebben afgeloo- pen Dan is de oogst niet schraal. Wjj hebben in Leeuwarden de Ambachtsschool, Herhalingsschool, school 12 met herhalingscursus, Huishoudschool, Winterteeken- eursus voor volwassenen. Met deze inrichtingen wordt hier nog al wat gedaan op het gebied van het onderwijs voor hen, die de lagere school achter zich hebben. W ij zijn in dit opzicht natuurlijk nog lang niet waar wjj moeten zijn. Leerplicht tot 14 jarigen leeftijd met ver plichte herhaling tot 18 jaar blijft een dringende eiseh, maar is een zaak voor Rijksregeling. Gaan wij onder- tusschen voort te doen, wat de gemeente binnen de per ken der wet is toegestaan, dan zijn wjj op den goeden weg. Op dit standpunt staande is de aangeboden wijzi ging van het reglement op de Burgeravondschool eene verbetering. De uitbreiding van den cursus tot oen driejarigen, de vermeerdering van het aantal leervakken, evenzoo de po ging, om een meer geregeld bezoek te waarborgen door het getal maanden, waarover het cursusjaar loopt te ver minderen, zijn toe te juichen; alleen bij de laatst bedoel de wjjziging is het aantal lesuren per week17spre ker wel wat hoog geklommen en zou het zeker aanbe veling verdienen het voorbeeld van zusterin richtingen te volgen en overeenkomstig het advies van den Inspecteur de Groot, tenminste Zaterdagsavonds geen school te hou den. In dien zin zal door spreker een amendement wor den ingediend. Naast deze wijzigingen, die verbeteringen zijn, heeft het college van Burgemeester en Wethouders ook een stap terug gedaan, een reactionaire daad gepleegd, door het beginsel van kosteloos onderwijs, hetwelk bjj de bur geravondschool was doorgevoerd, terug te nemen. Voor deze wijziging is nergens eene motiveering te vinden wel zjjn er èn bjj den Inspecteur, èn bjj de Commissie van Toezicht argumenten te vinden voor de handhaving van het bestaande artikel 6. Spreker zal een poging doen dit oude artikel te bandhaven. Eindelijk komt het spreker voor, dat de ontwerper van de wjjzigingen in groote haast zijn arbeid heeft verricht. Het reglement heeft een halve, geen behoorlijke herzie ning ondergaan. Geen rekening is er gehouden met den tegenwoordig meer en meer op den voorgrond tredenden dringenden wensch betreffende verandering in de verhouding tus- schen hoofd en leerkracht. Overbodig is het om hier nogmaals onder de aandacht te brengen, hoe de Commissie van Toezicht op liet lager onderwijs in haar schoolver- slagen herhaaldelijk wjjst op het gewicht van schoolver gaderingen, dat in vele steden de vergaderingen verplicht en gereglementeerd zjjn, dat het onderwijs zeer gebaat is met de medezeggenschap van den onderwijzer. Het stuitend kwetsende, gelegen in art. 21 der wet op het lager onderwijs, waarin het hoofd wordt beschouwd als „het paedagogisch licht", zooals de heer de Vries het noemde op het congres voor volksonderwijs, de onder- wjjzers als zjjn knechtjes, wordt tegenwoordig door ieder gevoeld. De Hoofdenvereeniging, het Nederl. Ündenv. genoot schap, de Nederl. Bond van Onderwijzers en de verga dering Volksonderwijs, de laatste tengevolge het hier te Leeuwarden met donderend applaus gevallen besluit, adresseeren om wetswijziging, opdat aan den klasseonder wijzer medezeggenschap in schoolzaken kan worden ver leend. De wet op het Middelbaar Onderwijs kent niet het beruchte art. 21 der lager onderwijswet, liier is mén dus geheel vrjj, niet gebonden door een toestand voor 30 jaren vastgegoten in wetsvorm. De toenmalige wet gever heeft zeker begrepen, dat een uitsluiten van het medezeggenschap van leeraren heelemaal onverdedigbaar zou zjjn. De Directeur toch is niet eens, zooals het hoofd L. O., de gelijke van den onderwijzer uit de le, 2e, of 3e klasse; hij heeft een eigen terrein en is op dat der andere leeraren volslagen leek, die er dikwijls minder van weet dan de leerlingen. Wat weet een directeur- scheikunde-lecraar van de hoogte van de Ilymalaya of Popocatepetl, of van een onderricht-methode in het lezen, geen snars. Van een man, intellectueel hooger staande dan zijn leeraren, is dan ook geen sprake. Vergelijkend examen bestaat niet, men kiest uit de leeraren, die albn weer evenveel bevoegdheid hebben, liet directeurschap mag dus hoogstens zjjn een eerebaantje, een voorzitter schap, waaraan administratieve arbeid is verbonden. Dit behoort de redeneering te zjjn, zoo bedoelt ook de wet, zoo is de verordening half omdat men dit standpunt in artikel 5 erkent en in art. 21 laat varen. Komische speling van het toeval. Ook hier weer art. 21 der verordening, even despotisch als art. 21 der wet op het lager onderwijs. Terwijl art. 5 overleg met de leer aren aan den directeur voorschrijft, komt art. 21 zeggen, dat de knechten zich hebben te gedragen naar de be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 3