158 Versla"; van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1-1 Augustus 1900. slissing van den baas. Stel je voor, een leeraar in plant en dierkunde zal den leerlingen liet détermineeren leeren naar liet stelsel van Candolle neen, beslist de directeur- tcekenleeraar, dit moet geschieden volgens Linnaeus. Of de directeur-teekenleeraar beslist, dat de leeraar in de natuurkunde zijn onderwijs aanvangt met de polarisatie van het licht, terwijl de leerlingen nog van natuurkunde niets weten. In liet reglement is te dezen opzichte geen consequentie te vinden, het is, zooals wij dit in de ka zerne noemen, rats, kool en aardappelen door elkaar. Laat ons, nu de verordening herzien wordt, en de wet ons niet belemmert, maar eerder de wetgever de bedoe ling had in de door spreker bedoelde richting te ï'egelen, geen half werk verrichten maar de regeling der zaken overlaten aan hen, die er verstand van hebben onderling overleg en profiteeren van de wenken van specialit dien op eenig terrein is de beste weg om tot goede, resultaten te konten. De zakendie het onderwijs raken aan de school vergadering, de administratie aan den directeur. Eigenaardig noemt spreker hot ten slotte dat, terwijl nog geen 8 maanden geleden de comedie der openbare examens op het Gymnasium is afgeschaft, onder alge- moene goedkeuring, deze exainèns hier blijven bestaan. Gok mist spreker in de verordening eene bepaling om trent het maximum leerlingen. In verband met een en ander heeft spreker eenige amendementen voor te stellen, die hij hoopt, dat voor een deel door Burgemeester en Wethouders kunnen worden overgenomen, voor een ander deel zeer zeker den steun zullen ontvangen van de hoeren in den Raad, die reeds in 1904 door woord en stem blijk gaven te symphatiseeren met het instituut school vergaderingen. De heer Tromp wenscht zijne meening kenbaar te maken ten opzichte vau twee kardinale punten in de voorgestelde wijziging, n.l. de verko. ing van den cursus met twee maanden en de daarmee samenhangende ver meerdering van het aantal lesuren per week dat van 1217 zal stijgen. Deze twee wijzigingen zijn gegrond op de overweging, dat het verloop zoo aanzienlijk is in de maand April. Volgens de rapporten is dit een ge volg van het feitdat de jongens in die maand en de volgende 's avonds niet gemist kinnen worden. Spreker neemt dit gaarne aan maar zou willen vragen of men opgrond daarvan in die maand en in September geen les moet geven, of dat men tot de conclusie moet komen dat die jongens veel te langen diensttijd hebben. Vol gens spreker is dit laatste het geval en moet men con- cludecrendat de bazen in zekeren zin veel te veel uitbuiten. Dit kan voor hem dan ook nimmer een reden zijn om den cursus te bekorten en in geen geval wanneer dit moet tengevolge hebben vermeer dering van hot aantal lesuren tot 17. Wanneer die jongens na hun langen dagtaak nog 3 uren les moe ten hebbendan is het gevolg dat er niet van ge profiteerd kan worden wegens vermoeienis. Spreker zegt dit mede op gezag van onderwijzers, die de praktijk kennen. Voor hem zal dan ook een lestijd van 2 uren het maximum zijn, waarmee hij zich kan vereenigen. De heer Hijlkenia zegt, dat in de vorige vergadering door de leden de opmerking is gemaakt, dat de tijd om het onderwerp te bestudeeren te kort was geweest, reden waarom de behandeling tot heden werd verdaagd. Uit het door den heer Duparc gesprokene heeft spreker op gemaakt, dat dit raadslid in die 3 weken niet gunstig voor de reorganisatie is gestemd geworden, omdat deze niet geeft, wat hij gaarne wil. De heer Duparc wil n.l. een vierjarigen cursus. Dit raadslid vindt, in tegenstelling met den heer Besuijen, niet veel goeds in de reorganisa tie. Laatstgenoemd raadslid wijst echter later op ver slechteringen. liet komt spreker voor niet goed te zijn over deze zaak uit te spreken la mort sans phrase, gelijk de heer Duparc dit wil, maar de zaak moet nu worden be handeld. De hoeren Duparc, Besuijen en Tromp zijn vooralge- kant tegen de vermeerdering van het aantal lesuren. Spreker is van oordeel, dat dit wel wat al te breed wordt uitgemeten. De heer Duparc heeft gezegd, dat de Com missie van Toezicht vroeger eene andere meening was toegedaan, in elk geval ziet zij er nu geen bezwaar meer in de Commissie toch heeft geïnformeerd bjj 35 ge meenten en uit de verstrekte gegevens de conclusie ge trokken, dat in die andere gemeenten dat grootere aan tal lesuren het grootste bezwaar niet is. In slechts 3 gemeenten wordt 2 uur les gegeven, in 31 meer. In 24 van de 81 van 3 tot 4 uur. Van een kwam geen ant woord in. Bovendien moet niet uit het oog worden ver loren, dat men iets kan onderwijzen, dat de geest niet zoo inspant, b.v. teekenen. Daardoor wordt dan reeds aan dat bezwaar tegemoet gekomen. Wat de andere be zwaren betreft, die komen wel aan het licht. De Raad moet den weg van den heer Duparc niet volgen. De zaak is van alle kanten bekeken. De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs en de Commissie van Toezicht hebben zich met de reorganisatie vereenigd, dus de schoolautoriteiten gaan mee. De bedoeling is de school onder te brengen in de ambachtsschool. Als de zaak wordt tegengehouden ziet spreker geen kans klaar te komen. Spreker geeft den Raad in overweging dit punt nu te behandelen en niet zooals de heer Duparc wil, het op de lange bran te schuiven. De heer Duparc zal beginnen met het slot der rede van den heer llijlkema. Deze heeft dezelfde woorden gebruikt als door een ander lid in de vorige vergade ring, n.l. dat spreker de zaak op de lange baan wenscht te schuiven. Van Burgemeester en Wethouders zou men kunnen zeggen, dat deze de zaak op de korte baan hebben gebracht. Spreker wijst er nogmaals op, dat het voorstel is gedaan na de resultaten van slechts één cursus. Spreker zou bijna gaan gelooven, dat de Com missie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs en de inspecteur, die in 1904 zich bij de nieuwe organisatie hebben moeten neerleggen, den spijt daarover niet heb ben kunnen onderdrukken en nu hebben gemeend, zoo spoedig mogelijk daartegen te moeten reageeren. Spreker heeft geenszins ontkend, dat er eenige verbe teringen vallen te constateerenvooral deze, om den tweejarigen cursus in een driejarigen te veranderen. Het hoofdbezwaar van spreker is echter de vermeer dering der lesuren van 12 tot 17 por week en het leerplan. De Inspecteur zelf schrijft geen voorstander te zijn van lessen op Zaterdagavond. Toch stelt hij ook dezen avond voor. Spreker vraagt, hoe weten Burgemeester en Wet houdersdat de jongens dan niet, evenzeer als vroeger, bij drie uren per avond zullen zitten te knikkebollen De heer llijlkema heeft gezegd, men kan, om het onderwijs minder inspannend te maken, teekenonderwijs geven. Spreker is echter van oordeel, dat het teekenen aan een burgeravondschool van geheel anderen aard is als het teekenen aan de lagere school. Spreker herhaalt, geen voorstel tot wijziging te zullen doen want de geheele economie van het ontwerp staat er mede in verband. Heeft de Raad zich in den doo spreker bedoelden zin uitgesproken, dan moet een nieuw voorstel worden aangebracht in overleg met den Inspec teur. Wat de heer Besuijen heeft gezegd ten opzichte van art. 21 van het ontwerp, drukt geheel de mccning van spreker uit. liet komt den Voorzitter voor, dat hij aan de alge- meene beschouwingen weinig heeft toe te voegen. Sp'-e- kcr is van oordeel, dat de heer Duparc zich moeilijk kan. losmaken van hetgeen in 1904 gegolden heeft als de beste wijze om eene oplossing te vinden. Spreker zegt met den heer Besuijen: als ik de bestaande regeling ver gelijk met de voorgestelde, dan kies ik de laatste want die is de beste. Verslag van de handelingen van den geementeraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Augustus 1900. 159 Wat het bezwaar van den lieer Tromp betreft, dat de jongens geen 17 uren les met vrucht kunnen volgen, hiervoor is het bewijs niet te leveren. Men moet de zaak eerst zien marcheeren en zich de jongens niet voor stellen als afgebeulde werklui. Als het onderwijs met frischheid en opgewektheid wordt gegeven, zal dit wel wat meevallen. De heer Duparc heeft gezegd dat de wet op het vak onderwijs vooreerst nog uit zal blijven. Als dat zoo is kunnen wij met de nieuwe regeling beter daarop wach ten, dan met de bestaande. Komt de wet op het vakon derwijs tot stand dan kunnen wij zien hoe ons daarbij aan te passen. Spreker stelt voor de algeineene beraadslagingen te sluiten en over te gaan tot de artikelsgewijze behandeling. Conform dit voorstel wordt besloten. Art. 1. Aan de burgeravondschool wordt onderwijs gegeven in a. de wiskunde; In de eerste beginselen der natuurkunde, der werk tuigkunde en der werktuigkennis r. de beginselen der Nederlandsche taal; d. het hand- en rechtlijnig teekenen, mede in toe passing op het ambacht e. de kennis der bouwstoffen het boekhouden. De heer Duparc zegt tegen te zullen stemmen omdat do vakken zullen worden onderwezen aan alle leerlingen. Dit artikel wordt aangenomen met 8 tegen 5 stemmen Vóór stemmen de hoerenSchoondermark, Komter, Jansen, Wilhelmij, Feddema, Menalda, Besuijen en llijl kema. tegen de hoerenTromp, Lautenbaeh, Koopmans, Feitz en Duparc. Art. 2. De cursus duurt drie jaren. De heer Tromp zegt, dat hij zijn stem tegen dit arti kel wil motivceren. liet ligt in sprekers bedoeling een vierjarigen cursus te hebben omdat dan zijn bezwaar om trent het te groot aantal lesuren was ondervangen. In plaats toch van gedurende 3 jaar 17 uur per week zou men kunnen verkrijgen gedurende 4 jaar 12 ii 13 uren per week, en daardoor zou de tegenwoordige toestand ten aanzien van het aantal lesuren per avond bestendigd kunnen blijven. In verband mot het door den heer Tromp gesprokene, deelt de heer Besuijen reeds nu mede, dat hij op art. 3 een amendement wil voorstellen om de lesuren van Za terdagavond te schrappen. Daardoor wordt dan ook ten deele aan de bezwaren van den lieer Tromp tegemoet gekomen. Het aantal lesuren wordt daardoor van 17 op 15 ge bracht. Men bedenke daarbij, dat deze resteerende 15 uren geen voortdurende gespannen aandacht vragen. Een groot deel daarvan is aan teekenen gewijd, dusaanniet- klassikaal onderricht. De heer Duparc is het in beginsel met den heer Tromp eens. Wat het afschaffen der lesuren op Zaterdag aan gaat, zou hij aan den lieer Besuijen willen vragen, hoe deze zoo staande de vergadering ze zou willen verdeden? De lieer Jansen zou er in beginsel voor zijn den duur van den cursus op 4 jaar te stellen. Spreker heeft echter den moed niet daartoe het voorstel te doen of een voor stel in dien geest te steunen omdat, als het wordt aan genomen, het geheele plan niet meer kan worden be handeld. Spreker zou die 4 jaar wensehen te verdeden in 2 jaar hoofdzakelijk voor voortgezet lager- en 2 jaar voor vakonderwijs. Dit zou een stap op den goeden wég- zijn en geheel geven wat jongens van 12 tot lf! jaar noodig hebben. Om echter de burgeravondschool ten spoedigste onder dak te brengen van de ambachtsschool, waar hij om vele redenen behoort, zal hij stemmen voor art. 2 zooals het thans luidt, opdat niet langdurig uitstel van de zaak liet gevolg wordt. Do heer Schoondermark heeft zich nog niet in het debat gemengd. Met den lieer Jansen, die goed kan oor deden over de opvoeding van a.s. ambachtslieden, wil spreker zeggen, dat hij van oordcel is, dat de heer Jansen gesproken heeft naar liet hart van ieder lid van den Raad. Hoe mooi onze lagere school ook moge zijn, er vallen nog treurige toestanden te constateeren. Er zijn toch jongens die ternauwernood kunnen lezen en geen fat soenlijken brief kunnen schrijven. Spreker gaat met den heer Tromp mee, omdat de jongens behoefte hebben aan voortgezet lager onderwijs. De heer Duparc zegt, dat hetgeen door den heer Jan sen in liet midden is gebracht, geheel teruggeeft wat door spreker als wenschelijk is verdedigd. Als*de heer Tromp het voorstel doet tot oprichting van een vierjarigen cursus zal spreker er zich geheel mede vereenigen. Dat do aanneming van het voorstel tot uitstel zal leiden, mag hier niet gelden. Het zou den heer Jansen spijten als art. 2 viel ten gevolge van de door hem gesproken woorden. Spreker zou de wijzigingen gaarne willen baseeren op die welke wij van den Minister krijgen bjj de beloofde regeling oj) het vakonderwijs. Spreker hoopt niet, dat door het vallen van art. 3 de geheele zaak in duigen valt en misschien voor zeer langen tijd wordt uitgesteld. De heer Hijlkcma zegt, dat het laatst door den heer Jansen gesprokene zeer juist is, want als art. 2 zooals het door den lieer Tromp is geamendeerd wordt aan genomen vervalt de geheele voorgestelde reorganisatie, omdat al hetgeen er verder staat is gebaseerd op een 3-jarigen cursus. Ook de Zaterdagavondlessen zjjn inliet kader begrepen en ingeweven. Bij zulke ingrijpende ver anderingen is verdere behandeling van het voorstel beslist onmogelijk. De heer Besuijen is van oordeel, dat de verdediging- van den heer llijlkema een ljjkzang van het voorstel is geweest. Men had den heer Jansen kunnen antwoorden, dat deze zijn doel kon bereiken door afschaffing der Zaterdagavondlessen. Van het le jaar konden 2 uren worden afgenomen voor teekenen, van het 2e voor kennis van bouwstoffen, terwijl het 3e jaar gebruikt kon worden voor am bach tsondcr wijs. Op deze wijze heeft men aan het verlangen van den heer Jansen reeds grootendeels voldaan. Twee jaar voor algemeeno ontwikkeling, het derde jaar onderricht in verband met het ambacht. De Voorzitter zegt dat wij een avondschool hebben met 2-jarigen cursus. Wordt nu het voorstel van Bur gemeester en Wethouders aangenomen, dan vormen de tegenwoordige leerlingen van het 2e jaar direct de bevolking voor het 3e. Decreteeren wij echtereen 4-jarigen cursus, dan zal het 4e jaar nagenoeg zonder leerlingen zijn. Is het ook daarom niet beter voorloopig de voorgestelde regeling aan te nemen liet is den heer Tromp uit de discussion allerminst gebleken, dat de reorganisatie urgent is en spreker acht het geen bezwaar nog 1 of 2 jaar op den tegenwoordigen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 4