164 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Augustus 1006.
geweest. Spreker merkt op dat dit dan toch zijne be
doeling niet is geweest, liet begrip faecale stollen is
bij spreker vast staand. Urine behoort wel tot de fae-
ealiën en faeces ook maar het is geen f'aecalie. Faeca-
liön is het mengsel van urine en faeceszooals dit op
de gebruikelijke wjjze in de tonnen gedeponeerd wordt.
Urine kan in de praktijk niet, zooals faeces, worden op
geborgen minstens 95 pCt. komt direct of indirect in
het grachtwater. "Wanneer nu bepaald wordtdat in
deze school de urine, welk quantum toch in 't niet
valt bij de totale afscheiding van urine niet mag ge
loosd worden op een riool, gaat het op principiënreiterei
gelijken, vooral wanneer men zelf op school 12 de
urine langs het riool laat wegvloeien. Men moge nu
wel beweren dat school 12 onder vigueur van de toen
malige politieverordening is opgerichtdaaruit zou al
leen blijken, dat het feit toen geoorloofd was; maar
daaruit kan onmogelijk volgen dat wat Burgemeester
en Wethouders thans voor in hooge mate ongezond en
gevaarlijk vinden voor slechts nog eenige maanden on
gevaarlijk in hunne oogen zou zijn. Ken dergelijke
totale verandering van inzicht in de hygiëne mag spreker
hij het Dagelijksch Bestuur niet aannemen.
De vergelijking tusschen het asehland en een school
gaat niet op. liet asehland is eeue bewaarplaats en aan
eene bewaarplaats mag men toch als eerste eisch stellen
dat ze bewaart hetgeen uien haar toevertrouwt. Even
min als men mag toelaten dat van een opslagplaats van
steenen b.v. een deel in 't water wordt gegooidmag
men toestaan dat ier afvloeit van het asehland.
Spreker zou er vóór zijn het bestuur in kwestie ver
gunning te verleenen, als niet incidenteel hierdoor de z.i.
nog niet onder de oogen geziene prinóipicele kwestie
van urine-afvoer zou kunnen worden geacht te zijn uit
gemaakt.
De Voorzitter zegt, dat de Raad zich hij verschillende
gelegenheden heeft uitgesproken dat urine niet in de
grachten mag afvloeien. Spreker wijst op de urinoirs.
Spreker protesteert tegen de uitdrukking van den heer
Feddema waar deze bijna zegt, Burgemeester en Wet
houders hebben uit partijdigheid gehandeld want zij
hebben slechts de verordening toegepast in den geest
van den Raad. Burgemeester en Wethouders konden
niet met een ander voorstel komen.
De heer Besuijen meent, dat de geschiedenis met de
urinoirs verkeerd wordt voorgesteld. Door hem is bij
de voorgaande bcgrooting gesproken over urinoirs met
watervloeiïng en de wenscheiijkheid uitgesproken hier
over het oordeel der Gezondheidscommissie in te winnen,
tenzij de aanwezige voorzitter dit oordcel kon melden.
Dr. de la Faille heeft toen gezegd dat het beter is,
dat urine afvloeit in tonnen. Nu spreker bemerkt, dat
er leden zijn, die de meening in twijfel trekken ziet hij
er geen bezwaar in deze kwestie nog eens ter tafel te
brengen.
Wordt hier uitgemaakt dat urine onder de faecaliën
moet worden gerekenddan is de bouwverordening niet
te handhaven dan moeten allen geverbaliseerd worden,
die een mannen-waterplaats achter hun huis hebben.
Dit is met vele arbeiders en burgers het geval. Al die
waterplaatsen loozen immers op de riolen.
Met verbazing hoorde spreker zijn rechterbuurman (den
heer Feddema) aan het Christelijk Schoolbestuur den
raad geven zich desnoods niet te storen aan de voor
schriften van Burgemeester en Wethouders en kalm hun
gang te gaan. Verwonderd is hij er over dat geen der
heeren hiertegen protesteerde. Van spreker moet men een
protest hier niet in de eerste plaats verwachtenhij
constateert met genoegen hoe duidelijk het weer is, dat
de heeren alleen eerbied voor het gezag hebben en pre
diken als dat gezag hun welgevallig of in eigen handen
is. 't Gaat hier als met de clericalendie onder 't
Ministerie-Kuyper over de handhaving van het gezag
een hoog woord voerden, maar terzelfder tijd las men hoe
de priesters en boeren in Frankrijk liet gezag met seizen en
hooivorken te lijf gingen. Dezelfde heer Feddema spoorde
onder het applaus dezer vergadering Burgemeester en
Wethouders aan tot strenge handhaving van het srezajr,
v-> O O O 7
toen twee werklieden der gasfabriek oen stuk hadden
onderteekend waarin een naar zijn oordeel scherpe
uitdrukking voorkwam. Op 't moment spoort hij het
Schoolbestuur aan maling te hebben aan hetzelfde gezag
van Burgemeester en Wethouders, 't Kan verkeeren.
Maar het teekent.
De heer Jansen stelt zich op hetzelfde standpunt als
de heer Feddema. Spreker wil niet beweren (lat Bur
gemeester en Wethouders partijdig handelenalthans
niet moedwillig, maar het kon er den schijn van hebben.
School XII, al meermalen genoemd, is wel gebouwd
onder vigueur der oude verordening, doch tijdens den
bouw was do nieuwe onder de hand al in werking ge-
O O
treden, zoodat Burgemeester en Wethouders wel hadden
kunnen zorgen, dat de urine van school XII niet op de
riolen uitloopt. Voortaan zal dus, als het voorstel van
Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen, voor
ieder verboden zijn een waterplaats te hebben, niet
alleen bij kleine huisjes maar vooral bij ieder wel inge
richt burger- en heerenhuis.
De heer Hijlkema protesteert tegen de uitdrukking van
den heer Feddema als zou hier ten aanzien van de
vereeniging aan tegenwerking zjjn te deuken, liet is
beneden de waardigheid van het Dagelijksch Bestuur
zich met dergelijke dingen in te laten. Pas hebben wij
den dam in de Potmarge gekregen om het grachtwater
schoon te houden en nu zal worden beslist: loos de
urine er maar in. Deze twee dingen staan toch lijnrecht
tegenover elkaar
De heer Feddema zegt dat door Burgemeester en W et
houders wordt beweerd, dat zij niets tegen deze inrich
ting hebben. Eigenaardig is het anders wel, dat dit de
eerste bouwvergunning is, waaraan zoodanige voorwaarde
wordt verbonden.
In de honderden andere bouwvergunningen aan spre
ker en anderen verleend is van deze voorwaarde geen
sprake. Spreker blijft het vreemd vinden, dat men voor
deze inrichting niet mag wat ieder ander wordt toegestaan.
De heer Tromp merkt op dat, wanneer hij aanstonds
tegen het prae-advies zal stemmen, hij daarmee niet ge
acht wil worden te zijn in principe een voorstander der
vergunning. De quaestie van urine-afvoer moet later
op principieele wjjze worden behandeld.
De Voorzitter zegtdat het gaat om de vrijstelling
van het bepaalde bij art. 39 der bouwverordening. Wie
die vrijstelling niet vraagt wordt zij ook niet geweigerd.
De conclusie van het prae-advies om te besluiten:
met handhaving van het besluit van Burgemeester en
Wethouders van 23 Mei 1906 no. 1836 491, op het
verzoek van appelleerend bestuur tot onvoorwaardelijke
goedkeuring van het ingezonden bouwplan van een
school aan de Margaretha de Heerstraat, afwijzend te
beschikken,
wordt verworpen met 8 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Komter, Duparc, Menalda,
Hijlkema,
tegen de heeren Schoondermark, Tromp, Lautonbuch,
Koopmans, Jansen, Feitz, Feddema en Besuijen.
11. Prae-advies vtn Burgemeester en Wethouders op
het adres van het bestuur der Vereeniging Centraal
Bureau voor Sociale adviezenom toekenning van een
iaarlijksche subsidie uit de gemeentekas.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Augustus 1906. 165
De heer Besuijen begint te zeggen dat, waar een achttal
heeren in 1903 zich verklaarden voor het verleenen van
subsidie aan het Bureau, waaronder de heer Komter, en
de fiuanciöcle positie van het bureau er niet beter op
geworden is, spreker de geringe hoop had gekoesterd,
dat de Wethouder Komter zijn mede wethouders had
kunnen overtuigen en petit comité en een gunstig prae-
advies zou worden uitgebracht, 't Is spreker tegenge
vallen. liet argument is geen speciaal gemeentebelang,
alsof dat het criterium moet zijn voor het verleenen
van gemeentelijk subsidie. Was het verleenen van subsi
die aan de tentoonstelling voor gemeente-administratie
op voorstel van Burgemeester en "Wethouders niet geheel
in strijd met de opvatting dat het een speciaal gemeen
tebelang moet zijn. Het bedrag was niet hoog, maar dat
behoeft hier evenmin het geval te zijn.
Wij zijn niet gul in het verleenen van subsidiën de
finantiën laten dit niet toe; wij gaven eens ƒ200 voor een
koninginnedag, wat aan het Friesch Genootschap en laten
overigens andere gemeenten opdraaien voor zaken van
groot algemeen belang en daaronder ook van groot be
lang voor de gemeente Leeuwarden. Verstrekt het Bureau
niet tegen zeer geringe vergoeding, soms kosteloos, ad
viezen op het uitgestrekte terrein van sociale aangele
genheden!''
Is men hierin zoo doorkneed, dat wij met zekerheid
kunnen zeggen: „wij zullen jullie nooit noodig hebben
Als toch eenmaal op het tapijt komen voorstellen be
treffende arbeidsbeurzen, erfpacht, werklieden-reglement,
armenzorg, woningvraagstuk, werkeloosheid, enz. zullen
dan Burgemeester en Wethouders nooit eenige inlichting
behoeven Op het terrein van werklieden-reglementen
schijnen zij niet zoo bijster thuis. Wij wachten nog
steeds op de uitvoering van een raadsbesluit in deze.
En als Burgemeester en Wethouders beweren, dat er
wel kans bestaat, dat het bureau nog eens van advies
moet dienen, zooals bij minimum-loon en maximum-ar
beidstijd geschiedde,dan zullen zij liet met spreker eens
zjjn, dat men alleen een advies kan krijgen van eene
inrichting, die bestaat.
Welnu, dan moeten wij ook voor dit bestaan zorg
dragen.
liet Rijk ging voor, vele gemeenten die ook van liet
groote nut der instelling proefondervindelijk waren over
tuigd kwamen daarna, n.l. Arnhem, Breda, den Haag,
Haarlem, Leiden, Maastricht, Rotterdam, Zaandam, Zwolle.
Deze subsidieeren met 25.300.Natuurlijk is
Leeuwarden met zijn kleinburgerlijken, antieken Raad niet
op de lijst te vinden.
Ondertusschen is de samenstelling wat veranderd en
de nood van het Bureau gestegen. Spreker waagt het
dus nog eens eone poging tc doen en stelt dus voor tot
wedcropzeggens toe 50. subsidie te verleenen.
De heer Duparc zal over liet voorstel zelf niet spreken.
Hij wenscht alleen op te komen tegen den uitval, dien
den heer Besuijen ook nu weder heeft gemeend, zich
tegen zijn medeleden te mogen veroorloven, door te
spreken van „kleinburgerlijke, antieke raad". Spreker
geeft dat raadslid in overweging, dergelijke uitdrukkingen
voortaan achterwege te laten. Wat zou hij wel zeggen,
indien men hier telkens over de tekortkomingen der
sociaal-democraten ging spreken? De heer Besuijen gelieve
te bedenken, dat ieder raadslid, van welke richting ook,
het decorum van den Raad dient op te houden.
De Voorzitter wil den heer Besuijen opmerken, dat
hij niet heeft meegewerkt tot het ongunstig prae-advies.
Spreker zal het voorstel Besuijen steunen.
De heer Hijlkema heeft gehoord, dat door den heer
Besuijen gevraagd is of Burgemeester en Wethouders
denken de adviezen van het Bureau niet meer noodig Ie
hebben. Dat denken zij niet, maar wanneer zij advies
vragen, betalen zij het. Dat is ook een standpunt. Wan
neer het Bureau eene vereeniging was, die heslist gratis
advies gaf, dan zou ook spreker voor het verleenen van
subsidie zijn. Met het geven van subsidie moet de Raad
ook voorzichtig zijn, want er zijn zooveel analoge ge
vallen. Waar de Raad de vorige keer afwijzend beschikte
en geen nieuwe gezichtspunten zijn geopend, kan hij
daar nu niet op terug komen.
De heer Lautenbach had het zwijgen kunnen bewaren.
Nu echter de heer Hijlkema de opmerking maakt, dat
Burgemeester en Wethouders de gevraagde adviezen
betalen zegt spreker dat de heer Hijlkema uit het oog
verliestdat om advies te kunnen geven, de inrichting
moet blijven bestaan. Talrijke vereenigingen worden
gratis door het Bureau geholpen, zoodat subsidiën hier
levensvoorwaarden zijn. Spreker zou willen vragen of er
één lichaam te vinden is, dat zoo onpartijdig is. De heer
Hjjlkema zegtdat er geen nieuwe argumenten zijn
maar op die manier zou de minderheid altijd het stem
pel van onjuistheid op zich gedrukt zien, terwijl de
meerderheid steeds zich zelf zou kronen.
Een argument toch heeft alleen waarde als het juist
is, nieuw of oud doet absoluut niets ter zake.
De heer Besuijen zegt, dat hetgeen hij van den Raad
heeft gezegd als kleinburgerlijk, geen persoonlijke belee-
diging in zich sluit. Zegt men: „De Kamer is anti
revolutionair", beteekent dat dan dat ieder lid persoonlijk
antirevolutionair is? De heer Duparc kon beter weten.
Wil de heer Duparc er niet op worden aangezien.klein
burgerlijk te zijn, dai moet lijj dit door daden bewijzen,
en beginnen met voor sprekers voorstel te stemmen.
De heer Duparc zal als protest tegen de wijze van
optreden van den heer Besuijen tegen diens voorstel
stemmen.
De conclusie van het prae-advies, luidende:
aan het bestuur der Vereeniging Centraal Bureau voor
sociale adviezen te berichten, dat zijn verzoek wederom
moet worden afgewezen,
wordt verworpen met 10 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Duparc en Hjjlkema,
tegen de heeren: Schoondermark, Tromp, Komter,
Lautenbach, Koopmans, Jansen, Feitz, Feddema, Menalda
en Besuijen.
liet voorstel van den heer Besuijen wordt hierna aan
genomen met 11 tegen 1 stem.
Vóór stemmen de heeren: Schoondermark, Tromp,
Komter, Lautenbach, Koopmans, Jansen, Feitz, Feddema,
Menalda, Besuijen en Hijlkema,
tegen de heer Duparc.
De heer Duparc stelt wegens het vergevorderde uur
voor, de behandeling van punt 12, dat misschien aanlei
ding tot debat geeft, aan te houden tot de volgende ver
gadering.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter sluit hierna de vergadering.