168 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Augustus 1906.
als zoodanig moet worden gebruikt en dat daarop gcene
gebouwen of boomen mogen worden geplaatst, dan met
schriftelijke toestemming van de eigenaren van gezegde
molens
2. de kosten van overdracht en die van uitzetten en
opmeten door een landmeter van het kadaster komen
voor rekening van de koopers
3. de betaling van de kooppenningen zal ten kantore
van den gemeenteontvanger moeten geschieden binnen
ecne maand na het passeeren der in deze noodige akte
van overdracht
4. de koopers zullen binnen eene maand na het pas
seeren der akte van overdracht op de scheiding met het
overige aan de gemeente blijvende terrein een voldoende
veekeerende scheiding moeten plaatsen en ten allen tijde
onderhouden ten genoegen van Burgemeester en Wet
houders
5. door en op kosten van de koopers zal het bestaande
inrjjhck mede binnen eene maand na het passeeren der
akte moeten worden verplaatst op een dam, door hen in
de sloot te maken onmiddellijk naast het aan te koopen
terrein, een en ander ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders;
6. de koopers eerbiedigen alle rechten van overweg
e. d., welke eigenaren van den nabijgelegen schiphuizen
op genoemden grond eventueel zouden mogen hebben
7. de huurder van het betrokken perceel land moet
door de koopers schadeloos worden gesteld overeenkom
stig het bestaande huurcontract en naar genoegen van
Burgemeester en Wethouders;
8. de afloop van het hemel-, huis- en fabriekswater,
op het te verkoopen terrein vallende, zal steeds moeten
geschieden naar het Vliet en nimmer naar de in de na
bijheid liggende slooten of naar omliggende terreinen,
terwijl het thans van gemeentewege daarop afloopende
water moet worden ontvangen en geduld
9. het terrein inag binnen de eerste 10 jaar na den
datum van verkoop niet worden verkocht of geëxploiteerd
als bouwterrein;
I 0. bijaldien door de koopers de bovengenoemde voor
waarden niet worden nagekomen, kan door de gemeente
ontbinding van den koop worden gevorderd, terwijl in
dit geval de koopprijs aan haar verblijft
11. bij overgang van den eigendom van het te ver
krijgen terrein zijn de koopers verplicht de nakoming
van het sub 6, 8 en 9 en de opneming in volgende akten
van het in dit no. bepaalde aan hunne rechtverkrijgenden
op te leggen.
Deze conclusie wordt aangenomen met opeen na alge-
meene stemmen.
De heer Besuijen verzoekt aanteekening dat hij er zich
tegen verklaart.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om van
1'. Boersma in eigendom over te nemen een gedeelte ge
dempte sloot Achter de Hoorn.
Met algemeene stemmen wordt besloten:
I. van P. Boersma, alhier, in eigendom over te ne
men het op de overgelegde toekening in roode arceering
aangeduide gedeelte gedempte sloot voor den prijs van
J I.de kosten van overdracht te dragen door de ge
meenteen onder nader door Burgemeester en Wethou
ders te stellen voorwaarden;
II. dit gedeelte te bestemmen voor den openbaren
dienst.
7. 1'rae-advi.es can Burgemeester en Wethouders op
In t adres der Commissie tot, Werkverschaffing alhier, strek
kende tot hel hekomen van gemeentegrond in erfpacht en
tot Iwl toekennen van een subsidie uit de gemeentekas.
To dezer zake is door Burgemeester en Wethouders
uitgebracht het navolgend prae-advies
Met intrekking van het d.d. 5 Februari 1.1. aan Uwe
vergadering gericht adreswaarbij een gedeelte terrein,
tbans deel uitmakende van het aan M. Beintema ver
huurde gardeniersland aan de Eestraat, in erfpacht wordt
gevraagd, verzoekt de commissie voor de werkverschaf
fing bij request van 7 Mei d. a. v. op uitvoerig uiteen
gezette gronden terzelfder plaatse in erfpacht te mogen
ontvangen een gedeelte grond, met het haar vroeger tot
wederopzegging in gebruik afgestane terrein groot 41
45 Meter togen nader te bepalen canontevens
wordt ten behoeve van een op dien grond op te richten
gebouw een subsidie van 8000.uit de gemeentekas
gevraagd. Aangaande dit verzoek wordt door Uwe ver
gadering ons prae-advies verlangd.
De commissiediesinds zij haar adres inzond zich
constitueerde tot eene Vereeniging en op hare statuten
de Koninklijke goedkeuring verwierf, zoodat zij als
rechtspersoon kan optreden (K. B. 30 Mei 1906 no. 48)
valt als instelling van weldadigheid onder de Armenwet
en mitsdien zijn op haar toepasselijk artt. 59 en 60 dier
wet, luidende:
„Art. 59.
„Na het in werking komen dezer wet mogen geene
„subsidiën uit fondsen van burgerlijke gemeenten aan
„besturen van instellingen van weldadigheid worden toe-
„gestaandan bij een met redenen omkleed besluit van
„den gemeenteraad.
„Art. 60.
„Bij dat besluit moet blijken:
dat de volstrekte noodzakelijkheid van het sub
sidie is bewezen door de rekening en verantwoording
„van de inkomsten en uitgaven van het betrokken be
stuur over het laatst af'geloopen en de begrooting voor
„het loopend of eerstvolgend dienstjaar;
bdat ten behoeve van het betrokken bestuur, naar
„het oordeel van den gemeenteraad, op eene billijke
„wijze is bijgedragen door hen, van wie overeenkomstig
„den aard der instelling, in den regel bijdragen kunnen
„worden verwacht;
„c. dat het bestuur der instelling overeenkomstig
„haren aard en hare bestemming aan zijne verplichtin-
„gen naar vermogen voldoet."
Adressanten hebben niet de gegevens verstrekt, waar
uit zou moeten blijken, dat door hunne vereeniging aan
de voorwaarde van art. 60 is voldaan. Ofschoon dus
reeds hierop de verleening van een gemeentelijk subsidie
zou moeten afstuiten, terwijl het hun, naar het ons wil
toeschijnen ook wel niet zal gelukken uit de rekening-
van het vorige en de begrooting van het loopende jaar
de noodzakelijkheid van een dergelijk subsidie aanneme
lijk te makenmeenen wijdat er nog andere redenen
zijn, die de inwilliging van het verzoek, zooals het daar
ligt, minder geraden maken.
Gelijk in het adres zelf reeds wordt gereleveerd, is de
oprichting der commissie voor de werkverschaffing destijds
een tijdelijke maatregel geweest en met het oog op dat
karakter is haar bij raadsbesluit tot wederopzegging de
beschikking over een stuk land en een oud schoolgebouw,
beide aan de Eestraat gelegen, gegeven, aan liet gebruik
van welk laatste in 1902 een einde is gemaakt. Doch
verder dan tot in gebruik geven van gemeente eigendom
heeft men niet willen gaan en een subsidie uit de ge
meentekas is toenmaals niet toegestaan. Wij wenschen
nu te dezen aanzien hetzelfde standpunt in te nemen als
onze ambtsvoorgangers in 1886 en ondanks de meerdere
stabiliteit, die de commissie nu de Vereeniging in den
loop der jaren wellicht heeft gekregen, haar blijven be
schouwen, zooals men haar vóór twintig jaren beschouwde,
n.l. als een Vereeniging van personen, die in tijden van
gebrek en nood bijspringt, maar dat ook slechts behoort
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Augustus 1906. 169
te doen zoolang de omstandigheden zulks noodzakeljjk
maken. In dien gedachtengang is de gemeente er in
1886 voor te vinden geweest de helpende hand toe te
steken door bovengenoemde eigendommen in bruikleen
af te staan, doch daarmede is, en naar wij meenen ook
nog nu, het hare gedaan. Bij wijze van vergoeding voor
het gemis van het schoolgebouw sinds 1902 kan aan de
Vereeniging wel de meerdere grond, die zij bij haar adres
vraagt, worden afgestaan en dan niet in erfpacht, doch
op dezelfde wijze als het terrein-gedeelte, het kadastrale
perceel gemeente Leeuwarden sectie F no. 2108, waarover
zij reeds van 1886 af de beschikking heeft.
Derhalve zal worden verkregen bovendien hot gedeelte
van het kadastrale perceel no. 2107, dat op bijgaande
teekening door roode lijnen is aangeduid en behoort tot
het aan M. Beintema verhuurde gardeniersland, terwijl
de aan den huurder daardoor verschuldigd wordende
schadeloosstelling door de gemeente zal worden gedragen.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten volgens
het hierbij gaand ontwerp.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Baart de la Faille zegt, dat Burgemeester en
Wethouders de afwijzing van het verzoek motiveeren op
grond van artt. 59 en 60 der Armenwetwaarbij in
art. -60 het toekennen eener subsidie afhankelijk wordt
gemaakt van het overleggen eener rekening en verant
woording waaruit de noodlijdendheid blijktwaaruit
tevens blijkt dat de instelling niet voldoende door par
ticulieren wordt gesteund en het bestuur naar vermogen
aan zijne verplichtingen voldoet. Spreker zal niet de
principieele kwestie behandelen omtrent hot al of niet
gewenschte van het bestaan der Vereeniging voor Werk-
verschafffing ofschoon zjj in haar 20-jarig bestaanstjjd-
perk bewijzen geleverd heeft recht van bestaan te hebben.
Het heeft spreker verwonderd, dat Burgemeester en
Wethouders afwijzend prae-adviseerden op grond van het
niet verstrekken der gegevensbedoeld in art. 60 der
Armenwet. De Vereeniging heeft toch iu haar verslag
reeds 20 jaren rekening en verantwoording gedaan waaruit
de noodlijdendheid blijkt. Deze blijkt ook uit de moeite
die zij heeft, telken jare haar budget sluitend te krijgen.
Tevens blijkt daar dus uit, dat de Vereeniging den steun
van ƒ8000.noodig heeft voor de stichting van een
gebouw. Spreker vindt het motief van Burgemeester en
Wethouders wel wat gezocht. De Vereeniging heeft
rechtspersoonlijkheid en heeft, vóór zij dit kreeg, grond
in erfpacht aangevraagd.
Verder is zij misschien eenigszins in mora geweest
door liet niet overleggen der rekening en verantwoor
ding, doch zij is ieder oogenblik bereid dit te doen. Spre
ker acht het motief van Burgemeester en Wethouders
zwak en vindt geen enkele reden om mee te gaan
omdat hij het werk der Vereeniging in het belang der
gemeente acht, zoodat de aanvraag om subsidie op goede
gronden steunt.
De heer Besuijen merkt op, dat men bij du behande
ling van het moeielijk vraagstuk der werkeloosheid aller
eerst twee soorten van werkeloozen moet onderscheiden.
Men heeft personen, die doorloopend of regelmatig
werkeloos zijn, omdat zij behooren tot de geheel oube-
kwanien, geestelijk of lichamelijk zwakken, ouden van
dagen, invaliden, onhandelbaren o'f gedemoraliseerden.
Deze werkeloozen dienen niet tot de werkeloozen in
socialen zin gerekend te worden. IS'iet gebrek aan werk,
maar gebrek aan energie, zedelijke of lichamelijke kracht
is de oorzaak hunner werkeloosheid.
De tegenwoordige vorm van produceeren, het kapita
lisme, heeft een ander soort van werkeloosheid doen
ontstaan, waarvan de oorzaak niet bij den arbeider, maar
in het kapitalisme schuilt. Deze werkeloosheid, gevolg
van het privaatbezit der productiemiddelen, heeft ver
schillende oorzaken, n.l. invoering van verbeterde machi
nes, opheffing of inkrimping van eenig bedrijf, tijdelijke
slapte in een tak van nijverheid, onevenredige toename
van de arbeidersbevolking, verlies van betrekking door
militieplicht.
Deze onmiddellijke oorzaken wortelen in ons tegen
woordig voortbrengingssysteem, zijn een gevolg van de
inrichting der maatschappij.
Duidelijk is het dus, dat het de plicht dier maatschappij
is de ellendige gevolgen, buiten schuld van den arbeids-
willige ontstaan, op te heffen, op zijn minst daartoe be
hulpzaam te zijn.
En die ellendige gevolgen, zij zijn bij verschillende
onmiddellijke oorzaken altijd dezelfde, n.l. deze gebrek
aan het noodige levensonderhoud. Er ontstaat een toe
stand, die niemand onzer zich goed zal kunnen indenken.
De loop van een dergelijke geschiedenis is ongeveer deze.
Er is oen flink werkman, met gezond lichaam, arbeid-
willig, in staat om zich en zijn gezin te onderhouden
door zijn arbeid in de maatschappij.
De nijverheid heeft hem niet meer noodig, hij wordt
tijdelijk overbodig, loopt van patroon tot patroon, alles
te vergeefs.
Het thuiskomen is hem eene kwelling, de vragende
blik zijner vrouw, zijner kinderen en zijner ouders pij
nigt hem.
De meubeltjes gaan stuk voor stuk de deur uit, de
woning wordt kaal en leeg, hij wordt grimmig en zoekt
zijn heil op straat.
Eerst treedt op bij man en vrouw moedeloosheid,
daarna onverschilligheid, eindelijk algcheele Verdooving.
Men raakt gewend aan slecht voedsel, stelt lagere levens-
eischen, daalt af van de zedelijke ladder en verliest alle
verantwoordelijkheidsgevoel, liet slot, bij een eenigszins
langdurende werkeloosheid, is verval tot pauperisme. Ge
woon geworden aan straatloopen, wordt de arbeider straat
slijper, kennismaking met de werkeloozen der Ie categorie,
de dégénérés, voert tot zuipen, vechten, stelen, tot de
gevangenis, daarmede wordt du werkman doorloopend
een paria en armlastig.
Op welk standpunt men nu ook staat, voorkoming van
zulk een geschiedenis is ieders plicht. Hier kan de ge
meente liet niet laten aankomen op particuliere liefdadig
heid.
Particuliere liefdadigheid wordt eerst dan ingeroe|»m
als een deel van het eergevoel van den skilled labourer
reeds is verspeeld.
1 Let spreekt dan ook van zelf, dat door vele sociologen
herhaaldelijk is gezocht naar middelen ter bestrijding der
werkeloosheid. Zooals adressanten opmerken is het 110-
menteel een punt van onderzoek te Amsterdam en 's
Gravenhage. Alleen zoekt men daar niet in de richting
werk verschaffing, dat had erbij moeten worden gezegd,
maar in de richting van Verzekering legen werkeloosheid
Ook in Utrecht en Arnhem heeft men het vraagstuk
der werkeloosheid onder de oogen gezien, en kwam men
tot de conclusie, dat veel beter dan een „werkverschaf
fing" het in de hand werken van een werkeloozen-ver
zekering is. Spreker zegt veel beter, want bij verwerping
van dezen weg zou hij het goede voor het betere moeten
accepteeren.
Het verzekeren kan geschieden op meer dan een manier,
het zou ons te ver voeren, deze verschillende wijzen te
deinonstreeren. Spreker acht het beter, de door hem
verzamelde gegevens af te staan aan een eventueel te
benoemen raadscommissie, tot welker in het leven roepen
het spreker vergund zal zjju een motie in te dienen.
Mocht men echter, door verwerping der motie voor
stellen van sprekers kant wenschen uit te lokken, dan
is er nog altijd gelegenheid de zaken in het breede uiteen
te zetten.
Spreker meent er evenwel de aandacht op te moeten
vestigen, dat in de steden, waar het onderzoek gereed
is of in de door adressanten genoemde gemeenten, een
navolging van het Gentsche stelsel van verzekering tegen
werkeloosheid het meest practische geleek.