236 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906. steeds midden in den nacht. Neemt men in aan merking dat ook des Zondags moet worden opgesto ken en gebluscht, dan komt spreker op 56 en 62 werkuren per week, De totale werktijd was dus al in den zomer 2 uur langer dan die der andere werk lieden. En onder de nieuwe regeling komt er op eiken werkdag een uur bij, totaal dus 2 a 3 uur meer dan den werktijd der anderen. Nu moet men niet vergeten, dat het nachtwerk een kwaad uur is. Het wordt op 1 uur gerekend, doch met den tijd benoodigd voor opstaan en weer te bed gaan wordt het zeker wel 13/4 uur. Boven dien is het onbillijk, dat geen rekening wordt ge houden met het feit, dat deze dienst gedaan wordt onder ongunstige omstandigheden. Werd hiervoor nu nog 2 uur gerekend, dan zou men kunnen zeggen ze staan gelijk met de andere. Ook Zondags moeten zij hun werk doen en ook dit wordt als gewoon werk betaald. Spreker is van oordeel dat elk uur, dat niet onmiddellijk aan den gewonen werktijd aansluit, als overuur extra diende te worden betaald. Spreker meent, dat waar de werktijd is geregeld op 60 uren, het niet aangaat, dat de lantaarnopstekers 62 hebben. Is dit niet té vermijden, dan hebben ze recht op een verhoogd loon. Onder de oude regeling werd het verschil goedgemaakt door den Directeur Spreker zal niet tegenspreken, dat deze ambtenaar met wat te veel willekeur te werk ging en dat hij zijn bevoegdheid te buiten is gegaan, maar de billijk heid brengt mee, dat voor nacht- en zwaarder werk beter wordt betaald. De eigenmachtigheid van den vorigen Directeur had dus een billijken ondergrond. De lantaarnopstekers genoten dan ook feitelijk een hooger loon dan de anderen. De heer Hijlkema er kende dit. Spreker meent dat het ook volkomen bil lijk was. Bij de nieuwe regeling komt spreker 2 fouten tegen n.l. deze: de werktijd der lantaarnopstekers is te langbovendien is het loon te laag, op een of andere wijze moet daarin worden voorzien, b v. door voor nachtwerk enz. een verhoogd loon uit te betalen. Onder de oude verordening hadden deze menschen een tamelijk hoog loon. Zij hadden een soort ver kregen recht hetgeen door de gascommissie is erkend, daar zij hun als vergoeding over het laatste halfjaar van 1905 een zekere som heeft doen uitbetalen. Afgezien dus zelfs van de algemeene opmerking, zijn deze werklieden bij de nieuwe regeling onbillijk behandeld, doordat niet voor hen een overgangstoestand is ge maakt. Hetgeen zij onder de oude regeling meer verdienden dan thans had hun op de een of andere manier, al ware het bij wijze van persoonlijke toelage, moeten worden vergoed. Spreker stelt de volgende motie voor: „de Raad van oordeel, dat, gelet op het nachtwerk en het Zondagswerk der lantaarnopstekershun arbeid reeds zoodanig zwaar is te achten, dat de verzwaring van hun ar beidsdag bij de nieuwe regeling van 15 Februari 1906 onbillijk moet worden geacht, en dat de billijkheid medebrengt dat het loon, waarop de lantaarnopstekers onder de vroegere re geling feitelijk konden rekenen, hun, zij het dan ook bij wijze van persoonlijke toelage voor het vervolg worde gewaarborgdalthans zoo lang hun werk in verband met vroeger niet is verlicht noodigt Burgemeester en Wethouders uit, bij het gebruik van de op de begrooting uitgetrokken som voor verhooging van werkloonen der werklieden aan de gasfabriek, met deze inzichten rekening te houden". Het eerste lid der motie is van algemeenen aard; het tweede geldt alleen do personen der tegenwoor dige lantaarnopstekers, wier verdiensten door de nieu we regeling zijn verminderd. De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Burger is voorgesteld volgno. 141 met ƒ200,— teverlioogen en tevensdat hij de motie van den heer Burger met het artikel in behandeling zal brengen. De heer Duparc wenscht allereerst een vraag be treffende de watergasfabriek te doen. Deze fabriek staat nu reeds sedert Mei stil. Daarover worden door het publiek allerlei conjectureu uitgesproken. Spreker heeft zelfs hooren zeggendat de watergasfabriek is geweest wat men in figuurlijken zin wel eens noemt een bullekalf, dat de voor die fabriek bestede ƒ60000 is weggesmeten geld. Spreker neemt van zulk soort praatjes gewoonlijk geen nota. Hij is toch van meening, dat de watergasfabriek alleen werd gesticht om in het winterseizoen dienst te doen. Gaarne zou hij echter door Burgemeester en Wethouders nader over de zaak worden ingelicht. Wat de jaarwedde van den boekhouder betreft, spreker ondersteunt gaarne het voorstel tot verhoo ging. Spreker blijft daardoor geheel in de lijn, die hij vroeger herhaaldelijk omtrent de bezoldiging van dezen ambtenaar heeft aangenomen. Een ambtenaar, die, zooals de boekhouder der gas fabriekreeds bijna 40 dienstjaren heeft, verdient eindelijk wel op zijn maximum gebracht te worden. Wel is waar is bij de nieuwe regeling het maximum lager vastgesteld doch dat kan alleen gelden voor een lateren opvolger, niet voor den tegenwoordigen boek houder, die spreker wil niet het woord recht ge bruiken billijke aanspraak mag maken op het bij zijne aanstelling bepaald maximum. De heer Besuijen zal zich bij den heer Burger aan sluiten. Lantaarn opsteken is een zeer onaangename vermoeiende werkkring, zelfs wanneer het verzoek van adressanten wordt ingewilligd en de dienst weer om 9 uur zal aanvangen met behoud van het oude loon plus wat nog inkwam, al was het niet reglementair Hoe de heer Hijlkema kan zeggen op pag. 202 handelingen 1906, dat hun arbeidsduur 60 uur is, zal wel ieder een raadsel zijn, of het is een drukfout en moet 68 zijn, immers van 8 12 4 uur, van U/a 61/2 5 uur 2 uur voor blusschen, dan moet het opsteken in de diensturen vallen wordt dus 11 uur per dag of 66 uur per week, daarbij nog 2 bluschuren op Zondag is 68 uur. Van een behoorlijke rusttijd is geen sprake, omdat deze midden in den nacht door bluschwerk wordt onderbroken. De 5 adresseerende mannen hebben respectievelijk 39, 35, 31, 23 en 14 dienstjaren en een leeftijd tueschen 66 en 40 jaar. Waar zij zich moesten verheugen in een korten arbeidsdag, hebben zij de langste, minstens 68 uur, de stokers 56, de andere werklieden 60. Wij behoeven niet te pleiten voor deze 5, ook voor de andere 8 moet de arbeidsduur worden inge kort door later beginnen om een langen tijd van onaf gebroken rust te krijgen. Men redt daarmee het systeem, de gelijkvormigheid. Zooals de regeling nu is, is de vergelijking van den dokter, die een zieke huisgenoot genezen wil en daartoe van de anderen wat gezondheid afneemt, door de arbeiders zeer juist gekozen. De memorie van antwoord is onjuist. Zij staan niet in evenredigheid tot de stokers in loon. Deze hebben 1een achturigen arbeidsdag 2. het minste loon is 10.50. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad ven Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906. 237 3. voor nachtarbeid 1- toelage en een vrijen Zon dag in de drie weken. De lantaarnopstekers werken 68 uur, het minste loon is 10.25, de 1.— missen zij en nooit hebben ze onafgebroken nachtrust of een vrijen Zondag. Dit kan niet worden ontkend. Burgemeester en Wethouders moeten nu ook de verhouding zoo wij zigen, dat zij gelijk komen aan de stokers m. a. w. minste loon f 10 50, >h van 1.- afgerond f 11.- en arbeidstijd gelijk aan die van hen voor men geen 8 uren dag geldt. Het vervoer van cokes, vervolgt spreker, geschiedt bij inschrijving, niet in eigen beheer. De loonen van de cokesrijders zijn 7.- a ƒ8.— „minimaal", zou de commissie van rapporteurs zeggen. Mag de gemeente daarvan gebruik maken of moet zij niet zorgen, dat voor haar niet tegen dat loon wordt gewerkt Zoo goed als minimumloon in de bestekken is voorgeschreven, dient dit ook hier te geschieden. Hoe denken Burgemeester en Wethou ders hier te handelen of zullen ze het cokesvervoer in eigen beheer nemen? Spreker komt tot de klerken. Deze menschen mis sen een instructie en zouden zeer zeker vooruitgaan bij het tot stand komen van een ambtenaren-regle ment. Nu schijnt het echter toch, dat hun op de een of andere wijze is duidelijk gemaakt, dat zij moe ten werken van 9-12 en van 2-8. Zijn dat kan tooruren De secretarie werkt ten minste van 9—1 en van 2 5, de gasfabriek dus 54 uur, de secretarie 42. Terwijl de werkzaamheden in de laatste 25 jaar zijn verdubbeld is het klerkenpersoneel gelijk geble ven en zoo zit er een klerk met 24 dienstja ren op ƒ900.— en een met 24 dienstjaren op 12.— per week, week aan week, avond op avond cijfertjes te zetten, te tellen, droog en vervelend, eentonig, naargeestig, geestdoodend werk Als wij straks meer uitgaven voor krankzinnigenverpleging krijgen, is het de zuinigheid die de wijsheid bedroog. De lui zijn te vreesachtig om bij een vakvereeni- ging aan te dringen op tusschenkomst, is dat nu niet je ware uitbuiting. Mannen met boorden, hoeden-proletariërs voor 1200 centen Spreker moet Burgemeester en Wethouders drin gend uitnoodigen, den arbeidstijd gelijk te maken aan die van het stadhuis en de loonen aanzienlijk te verhoogen, vooral voor hen die 24 dienstjaren hebben. Dit moet maar van de gasfabriekwinst af. Waar daarvoor meer personeel, dus meer geld dan 112.— noodig is, stelt spreker voor het getal 112 te veran deren in 912 met gewijzigde redactie: uitbreiding van het aantal klerken en verhooging hunner loonen. De heer Lautenbach zal over deze zaak niet uit weiden Hij wil alleen een opmerking maken en een eigenaardig geval constateeren. Spreker zat in de sectie waarvan de heer Hijlkema voorzitter was. Op de opmerking dat de nieuwe Directeur schriel was tegenover losse werklieden en bij ziekte direct het loon inhield werd gezegd dat dit een abuis was, want dat bij ziekte binnen een week nooit loon wordt inge houden vooral niet bij de z.g.n. vast-lossc werklieden. Wat staat nu in de Memorie van Antwoord? „Aan losse werklieden wordt slechts bij uitzondering in geval van ziekte of verlof loon uitbetaald." Spreker meent in elk geval, dat het geen usance is, dat bij een patroon, die een zaak van eenigen omvang bezit, een werkman, die ziek is, direct aan den dijk wordt gezet. Spreker hoopt dat hiermee gebroken zal worden. Deze toestand verbleekt bij die onder den vroegeren Directeur. Op de opmerking, dat de vaste stoker nog nimmer was vervangen, werd geantwoord, dat dit geschiedt met het oog op inkrim ping van personeel. Spreker zal inlichtingen afwachten. Hij constateert echter dat, als een niet-vaste stoker we ken aaneen een vasten stoker vervangt, het billijk is dat deze vervanger hetzelfde loon krijgt. De heer Tromp zegt dat hem uit de opmerkingen betreffende de lantaarnopstekers gebleken is, dat deze worden gerecruteerd uit de werklieden aan de gas fabriek. Het komt spreker voor, dat dit minder goed is. Deze lui toch hebben een voldoende dagtaak en genieten buitenlucht in voldoende mate. Spreker wil de gascommissie in overweging geven de lantaarnop stekers te recruteeren uit schoenmakers, kleermakers enz., menschen die den geheelen dag in huis zitten en die bijna nooit met de lucht in aanraking komen. Wat het loon betreft, gelooft spreker dat de tijd die voor het uitdraaien wordt besteed, dubbel of driedub bel moet worden betaald. De tijd voor hot blusschen noodig, kan niet op l uur gerekend worden, het is moer. Wat de verhooging der salarissen van de klerken aangaat, spreker moet zich daartegen verzet ten, want als men nu voor geestdoodend werk, zooals de heer Besuijen het noemt, meer gaat betalen, dan zullen b.v. de onderwijzers, die toch geen geestdoo dend, maar geestelijk hooger staand werk verrichten, spoedig ook weer komen 0111 verhooging. Zoo wordt de eene partij tegen de andere uitgespeeld. De heer Beerends geeft te kennen, dat de commis sie van rapporteurs het met den heer Burger eens is, waar zij in hun rapport zetten„rapporteurs zijn eenstemmig van oordeel, vooral met het oog op het nacht- en Zondagswerk dezer beambten, dat een be tere regeling daarvan gewenscht is en zoude tot Bur gemeester en Wethouders de vraag willen richten of dat college den tijd nog niet gekomen achtwaarop aan den boekhouder het maximum van zijn salaris moet worden toegekend". Burgemeester en Wet houders antwoorden hierop, zeggende: „dein één adem genoemde salarissen van den boekhouder en den op zichter zijn moeielijk te vergelijken. Op advies der gascommissie is het salaris van den opzichter op het maximum gebracht, wegens diens ijver en geschikt heid." Bezit de boekhouder dan geen ijver en ge schiktheid? De man heeft toch 38 jaar tot volle tevredenheid gewerkt. Een ander antwoord ware ge wenscht geweest. De heer Hijlkema zegt, dat er heel wat gesproken is in hoofdzaak over den boekhouder, den opzichter en de lantaarnopstekers. Wat den boekhouder betreft, bij de behandeling der vorige begrooting was men algemeen van gevoelen dat het salaris feitelijk te hoog was. Dit hooge trac- tement schijnt ook in vroegere jaren, hoewel de man 38 dienstjaren heeft en daarom wel opzijn maximum mag staan, altijd de reden geweest te zijn waarom hij er niet op is gebracht. Bij de gascommissie is dit meer dan eens besproken en er is besloten met het desbetreffend advies aan Burgemeester en Wet houders te wachten tot het aanstaand jubileum. De opzichterdie nu op zijn maximum wordt ge zet, is een. bekwaam ambtenaar, volkomen berekend voor zijn taak. Waar nu ten opzichte der gasfabriek groote plannen aanhangig zijn, is het wcnschelijk een dergelijk ambtenaar te behouden. De heer Besuijen zelf heeft immers herhaaldelijk gezegd: men moet goede krachten goed betalen, opdat ze niet wegloopen. Wanneer nu de gascommissie den opzichter niet had beloofd hem op zijn maximum te zullen brengen ware hij zeker al voor onze fabriek verloren geweest.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 12