Voortgezet Donderdag 1 NO 1£!
«*v'-in
244 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
De heer Beekhuis wil even eene opmerking maken
naar aanleiding van' het gezegde van den heer Be-
suijen, dat de leden van den Raad hier niet zitten
om een woord van goedkeuring, maar om aanmer
kingen te doen hooren. Spreker is van oordeel, dat
een raadslid op twee manieren te werk kan gaan,
afbrekend of opbouwend, in samenwerking met Bur
gemeester en Wethouders. Spreker kan zich voor
stellen, dat de eerste methode gevolgd wordt door
die raadsleden, die over de hoofden hunner medeleden
heen tot de kiezers spreken, want het groote publiek
heeft nu eenmaal nocht aan onnöcht, zooals de Friezen
het uitdrukken.
De tweede methode zal echter worden gevolgd
door hen, wie het te doen is om werkelijk iets tot
stand te brengen.
De laatsten handelen, naar spreker meent, meer
in het werkelijk belang der gemeente. Vandaar dat
spreker een woord van protest wilde doen hooren
tegen de uitdrukking door den heer Besuijen gebezigd.
De heer Jansen heeft gisteren bij de behandeling
van een punt, waarbij een minimum-loon van ƒ9,—
te pas kwam, gezegd, dat hij daarop zou terugkomen
om aan te dikken dat het minimum-loon voor iederen
werkman op 9, moet worden gebracht. Er is
reeds veel over dit onderwerp gesproken zonder
nieuwe gezichtspunten op te leveren. Spreker zal
er daarom mee volstaan, met het voorstel-Lautenbach,
waarin dit denkbeeld is belichaamd, mee te gaan.
Er rest spreker echter nog iets en wel dit, dat bij
de asehlui steeds gewezen wordt op de emolumenten,
die als loon worden gerekend. Door rapporteurs
wordt er op gewezen, dat dit eene onbillijkheid ten
opzichte dier asehlui in zich sluit met betrekking tot
hun pensioen. Als die emolumenten ook voor de
berekening van dat pensioen werden bijgerekend,
dan was het wat anders. Dit gebeurt niet, want zij
worden gepensioneerd naar het loon.
Spreker kan zich niet begrijpen dat die emolumenten
altijd als loon worden gerekend. Wat ziet men toch
in het dagelijksch leven Niet alleen de asch- en
tonneman, maar iedere werkman krijgt wel een fooitje,
stucadoors, ververs enz die hun werk tot genoegen
der klanten van hun patroon hebben vervuld. Moet
nu de patroon Zaterdagsavonds zeggen zie zoo je
loon is b v. 12,-, je hebt 1,- fooi ontvangen,
dus ik geef je er ƒ11,— bij Dat doet hij niet en
de knecht zou er terecht ontevreden over zijn als
het al gebeurde. Spreker wil die emolumenten buiten
rekening laten omdat elke werkman ze ontvangt.
Wat hot voddenuitzoeken op het aschland betreft,
dat zou voor de gemeente schadelijk zijn. Spreker
gaat daarom niet mee met het desbetreffend voorstel
van den heer Besuijen. Niet alleen om de schade
zal spreker daar niet mee gaan, maar ook omdat hij
zich voorstelt, dat de werklui niet prettig gestemd
zullen zijn als hun die vodden worden afgenomen.
Het uitzoeken der vodden is hun eigen wil. Zij
kunnen ze gedeeltelijk op straat sorteeren en ze zoo
verkoopen. Zij willen er echter wat meer uithalen
en nemen ze daarom mee naar huis om ze beter
uit te zoeken. Dit is moeielijk te keeren. Spreker
beveelt nogmaals dringend verhooging van volgno.
143 met 988.-.
De Voorzitter verzoekt den leden dringend zich in
hunne redevoeringen te beperken. De Raad heeft
nu reeds 1 »/2 uur vergaderd en er is nog niets afge
daan. Morgen is het Vrijdag en dan is het onmoge
lijk voor verschillende leden om te vergaderen. Wan
neer de heeren wat minder in de détails der bedrijven
afdaalden zou dit in hooge mate bevorderlijk zijn
aan eene snellere afhandeling der begrooting.
van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906.
De heer Hijlkema wijst den heer Jansen er op, dat
hij fooien en emolumenten verwart. Over fooien is
niet gesproken. Fooien toch is iets geheel anders
dan emolumenten.
Emolumenten is iets dat in den gewonen dienst
tijd verdiend wordt boven het loon. Wanneer deze
nu niet in rekening worden gebracht, zou er eene
onbillijkheid worden begaan tegenover de anderen.
De asehlui zouden een te hoog loon krijgen en de
anderen zouden ook om verhooging aankloppen.
De heer Oosterhoff heeft voorgesteld volgno. 143
met 842.— te verhoogen.
Wanneer dit voorstel wordt verworpen, zegt dat
raadslid, geeft hij Burgemeester en Wethouders in
overweging om eens na te gaan of, met het oog op den
pensioengrondslag, die emolumenten ook op een vast
bedrag kunnen worden gesteld, ten einde dit bij het
loon te voegen voor de berekening van dien pensioens
grondslag. Spreker wil gaarne met Burgemeester en
Wethouders deze zaak bespreken, maar ontraadt ver
hooging van volgno. 143, ten doel hebbende de loonen
der asehlui te verhoogen, beslist. Spreker herhaalt
dat bij de nieuwe regeling aan de gasfabriek in de
eerste plaats is gelet op een betere regeling en in
de tweede plaats op het loon hier echter is eerst
op loonsverhooging en daarna op de regeling gelet.
Dit moet niet uit het oog worden verloren. Wan
neer men één groep willekeurig verhoogt, wordt de
evenredigheid weer verbroken. Wanneer Burgemees
ter en Wethouders kunnen besluiten de emolumenten
bij het loon te rekenen ter berekening van den pen-
sioens-grondslag, is aan den wensch van den heer Oos
terhoff voldaan. Op de andere punten zal spreker
niet terugkomen, hij gelooft dat de Raad voldoende
is ingelicht.
De heer Komter zegtdat er terecht op gewezen
is, dat de zaak te breed is. opgevat en dat de dis
cussion een te grooten omvang krijgen. Spreker zal
daarom alleen wijzen op de financieele gevolgen in
verband met den stand der begrooting. Door de
gisteren aangenomen verhoogingen is het bedrag voor
onvoorziene uitgaven reeds van ongeveer ƒ5000.—
gereduceerd tot pl.m. ƒ3600. Dit is lager dan
spreker het ooit gekend heeft. Als de Raad op deze
manier voortgaatdan dient hij ook te overwegen
waaruit die verschillende verhoogingon moeten worden
betaald. De hoofdelijke omslag heeft het bij de veror
dening bepaalde maximum bereikt, zoodat langs dien
weg de deur niet open staat. In bijlage 24 kan
men lezen dat er reeds ƒ5200.— meer is uitgetrok
ken voor loonsverhooging en uitbreiding van het per
soneel bij de gemeentereiniging. Spreker meent hierop
met nadruk te moeten wijzen en moet beslist ontra
den nog verder te gaan.
De heer Besuijen kan nu laten zien, dat men niet
altijd met Burgemeester en Wethouders van meening
behoeft te verschillen. Hij is het absoluut eens met
de heeren Hijlkema en Komter, dat de voorstellen
van de heeren Lautenbach-Jansen en van de com
missie van rapporteurs gevaarlijk zijn. Wanneer toch
die voorstellen mochten worden aangenomen, blijft
de door spreker geschetste onhygiënische toestand be
staan. Die toestand kan door eenvoudige loonsver
hooging niet worden verbannen. Spreker staat aan
de zijde van den heer Hijlkema ten opzichte van
loonsverhooging met behoud der emolumenten en
wil trachten 'te komen tot loonsverhooging met
afschaffing der emolumenten. Daarom is het door
hem voorgestelde bedrag ook hooger, en tevens voorde
gemeente aannemelijker.
Spreker heeft het vorig jaar gezegd verbied het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
fooienaannemen en verhoog het loon met ƒ1.- per
week. Dit is niet gebeurd, het loon is ƒ0.50 ver
hoogd en het aannemen van fooien is niet verboden.
Nu dit weer is gebeurd, is het loon toch met ƒ1.—
verhoogd en blijft het fooienaannemen geoorloofd. Wan
neer sprekers voorstel verleden jaar was aangenomen,
zouden de fooien uit de wereld zijn geweest.
Wanneer sprekers voorsteldat hij nu heeft ge
daan, wordt aangenomen, dan kost dat de gemeente
geen centwant dan komen de emolumentendie
spreker dan maar op de helft van ƒ2600.— zal
schatten, in de gemeentekas en is die dus quitte.
Spreker constateert dat zijn voorstel verre de voor
keur verdient.
De heer Beekhuis meende een soort boetpredikatie
te moeten houden. Hij heeft gezegd, dat spreker
altijd het Dagelijksch Bestuur afbrak en nooit mee
werkte of opbouwde Nog gister heeft spreker even
wel gezegd, dat Burgemeester en Wethouders bij de
discussiën over de salarissen der commiezen zich
naar zijn oordeel op het juiste standpunt plaatsten.
Spreker heeft bovendien Burgemeester en Wethouders
bedankt voor het vrije Zaterdagmiddaguurtje etc.
Overigens schijnt de heer Beekhuis geen hoogen
dunk van zijn Friezen te koesteren, waar hij beweert
dat zij altijd Schadenfreude zouden hebben. Een der
gelijke leelijke karaktertrek heeft spreker in hen niet
ontdekt en zal dus Mr. Beekhuis voor hen moeten
verantwoorden
De heer Beekhuis mag spreker beschuldigen van
afbreken, in sprekers oogen is de door hem gevolgde
manier van handelen opbouwen en acht hij juist
hen, die het maatschappelijk gebouw niet restaureeren
naar de eischen des tijds, maar het laten afbrokkelen
en vervallen, de afbrekers. Dat zijn de conservatieven.
Niet alleen in figuurlijken, zelfs in letterlijken zin is
Besuijen de opbouwerMr. Beekhuis de afbreker.
Als sociaal-democraat toch is spreker voor gemeente
lijken woningbouw, wil dus bouwen; Mr. Beekhuis
tegen gemeentelijken woningbouw verklaart alleen
onbewoonbaar, breekt dus af.
De heer Tromp zou met het voorstel van de com
missie van rapporteurs kunnen meegaan, om het loon
op 9. te brengen, als hij daardoor kon verkrijgen
de opheffing van den door den heer Besuijen geschet-
sten onhygiënischen toestand. Die toestand behoeft
er niet te bestaan en mag niet blijven bestendigd.
Voor het sorteeren van vodden toch is er wel een
andere categorie van menschon en de ongesorteerde
lompen hebben ook waarde. De heer Besuijen zegt,
dat de gemiddelde opbrengst pl m. ƒ1.— is. Een
aschman die 8.25 verdient, zou het dus brengen
op ƒ9.25. Wanneer nu het loon op ƒ9.— werd
gesteld en de opbrengst der ongesorteerde lompen
aan de asehlui afgestaan, dan hadden rappor
teurs hun ƒ9.- loon voor den pensioensgrondslag én
de onhygiënische toestand was opgeheven.
De heer Baart de la Faille zegt, dat hij, waar de
heer Besuijen een beroep heeft gedaan op de medici,
ter bestrijding van onhygiënische toestanden, een op
merking wenscht te maken en inlichtingen wenscht
te vragen.
Zooals de heer Besuijen den toestand heeft ge
schetst voor een werkman, die in zijn kamer vuile
vodden sorteert, geeft spreker toe, dat dit onhygi
ënisch is. Is dit echter wel juist? Als Voorzitter
der gezondheidscommissie heeft spreker eens bezoek
gehad van een lid eener firma, die zich bezig houdt
met het verzenden van lompen. Deze verzocht hem
te willen bevorderen, dat de lompen van het asch
land werden gedesinfecteerd. Spreker heeft toen een
van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906. 245
onderzoek ingesteld en van den opzichter van het
aschland vernomen, dat de lompen van de asch wor
den gescheiden en op het aschland gewasschen. Bij
die gelegenheid heeft spreker er op aangedrongen bij
het waschwater creolin te doen, opdat geen infectie-
stoffen blijven aankleven. Op het aschland zelf wordt
dus gelegenheid gegeven de lompen te reinigen. Daarna
worden ze thuis gesorteerd. Indien dit juist is, dan
vervalt het bezwaar van den heer Besuijen geheel.
Spreker wenscht de zaak tot de juiste proporties te
rug te brengen. Spreker vraagt daarom den heer
Besuijen of zijne opvatting de juiste is.
De heer van Messel wenscht in 't kort te bewijzen
waarom hij den heer Besuijen van inconsequentie heeft
beschuldigd.
Dat geachte lid ontraadt ten sterkste, noch 't voorstel
van rapporteurs, noch dat van de heeren Lautenbach en
Jansen aan te nemen, omdat beiden eene onregelmatige
loons-regeling tusschen de werklieden in 't leven roepen.
ZEd. beveelt daarom aan zijn voorstel, behelzende
ontneming der emolumenten aan de werklieden van
de stadsreiniging en de opbrengst aan te wenden ten
bate der gemeente met daartegenover verhooging van
ƒ1.— per weekloon aan genoemde werklieden.
Doch direct daarop laat hij volgen, datwanneer
zijn voorstel valt, hij in elk geval zal stemmen voor
't voorstel Lautenbach Jansen, omdat hij zich ten al
len tijde voor iedere loonsverhooging zal verklaren.
Hierdoor bewijst hij foch zijn eigen inconsequentie,
want, als zijn voorstel valt en dat van de heeren Lauten
bach en Jansen wordt aangenomen, dan komt nog veel
onregelmatiger regeling tot stand, daar de werklieden
dan èn de emolumenten èn loonsverhooging zullen
genieten, en dit druischt toch geheel in tegen do
strekking eener billijke loonregeling. Wat de onhy
giënische toestand betreft, gelooft spreker met, dat
er onder de schifters in vodden, die zich van den
morgen tot den avond daarmede onledig houden,
veel ziekten heerschen, want hij kent er, die heel
oud zijn. De heer Besuijen is ten opzichte van deze
kwestie aan het overdrijven.
De heer Besuijen antwoordt den heer Baart de la
Faille, dat het wasschcn op het aschland slechts door
enkelen geschiedt. Men moest de asehlui er toe ver
plichten. Het drogen echter gebeurt in elk geval op
de zoldertjes der eenkamer-woningen.
De heer Hijlkema merkt op dat de heer Tromp ge
zegd heeft, dat ongesorteerde lompen ook waarde
hebben. Dit is wel zoo, maar als ze gesorteerd zijn
brengen ze belangrijk meer op. Wanneer de asehlui
zelf konden besluiten de lompen ongesorteerd te ver
koopen, was deze kwestie van de baan. Spreker is
het met den heer van Messel eens dat hier boven
dien overdreven wordt want ook de voddenschifters
zitten midden in de lompen. Wij kunnen het de
asehlui toch ook bezwaarlijk verbieden.
Naar aanleiding dezer laatste woorden, zal de heer
Tromp trachten het sorteeren-thuis van gemeente
wege te laten verbieden. Spreker wil daartoe het
loon met 0.75 verhoogen en den asehlui hot rende
ment dor ongesorteerde vodden afstaan. Hiertoe
moet volgno. 143 met 842 worden verhoogd,
met dien verstande dat de aschophalers bovendien
de opbrengst der ongesorteerde vodden krijgen.
Rapporteurs nemen dit voorstel over en trekken
het hunne in.