Voortgezet Donderdag 1 IMOV. 1906. 254 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 81 October 1906. de heer Lautenbach reeds terecht opmerkte. Wie trekt zooveel uit de Stads-Armenkamer Dan wijst men er in de secties nog op, dat toch enkele personen speciaal in Leeuwarden komen wonen om hun dochters naar de Meisjesschool te zonden. Dat gaat daarmee als met den armen lompen-proletariër, die gaat wonen in de gemeente waar de bedeeling het grootst is. Zulke adspirant-inwoners geeft spre ker gaarne cadeau. Bovendien gelooft spreker er niets van, want onder dat kleine clubje leerlingen is '/s van buiten. Men behoeft niet in de gemeente te wonen om zijn kinde ren op de Meisjesschool te krijgen en de bedeeling te bemachtigen. Terwijl wij nu de regeling met Me- naldumadeel opzeggen, omdat wij geen uitgaven willen doen voor niet-Leeuwarders, gooit men met het geld, wanneer juffertjes van dezen op de Leeuwarder kost school (Midd. School voor Meisjes) worden geplaatst. Wat heerlijke consequentie! Wat wordt nu met de opheffing dier Middelbare school bereikt? Een niet onaanzienlijke besparing, al zal eenigen tijd wachtgeld moeten worden uitge geven. De ouders, die hunne kinderen Middelbaar onderwijs willen geven, wordt daardoor niets in den weg gelegd. Die gaan reeds naar de Rijks Hoogere Burgerschool, waarop 47 meisjes zijn. Wat leeren de jaarverslagen Dat de enkele meisjes, die eene bestemming krijgen, beter hunne opleiding elders hadden kunnen vinden. Jaarverslag 1903. Schoolgebouw onvoldoende. Afmetingen en venti leering laten veel te wonschen over. Leerlingen 97. Einddiploma 10. Bestemming nihil. 1904. Leerlingen 79. Eindexamen 10. Bestemming3 onderwijzeres 1 boekhouden M. O. 1 teekenen M. O. 1 staatsexamen. 1 kostschool. De drie eersten hadden kunnen worden opgeleid aan de Normaalschool, les in boekhouden wordt niet gegeven, voor teekenen M. O. ook niet, Grieksch en Latijn ook niet en do laatste had op een industrie school en Huishoudschool kunnen gaan. 1905. Leerlingen 70. Eindexamen 6. Bestemming: 1 onderwijzeres. I handelscorrespondente. 1906: Eindexamen 3. Bestemming? Zoo geven Rijks Hoogere Burgerschool, Normaal school, School 12, Instituut Poutsma en Industrie school alle mogelijke gelegenheid. Vermogende ouders, die hun kinderen nog ander onderwijs, vormen enz. willen doen leeren, of ze door vrouwen onderwezen willen hebben, hebben geld ge noog voor privaatles of kostschoolopleiding. Met ge noegen heeft spreker geconstateerd dat er in alle secties voorstanders zijn van opheffing, en van een besparing van 20000.— en er dus ook anderen zijn, die meenen dat deze bevoorrechting der rijken wat al te ver gaat. Voor hen en voor spreker is de opheffing geen punt van overweging meer en zouden wij direct kunnen stemmen voor een voorstel dat opheffing beoogt. Nu evenwel Burgemeester en Wethouders een onderzoek wel willen aanvaarden, zal spreker zijn voorstel tot op heffing indienen en voorstellen, dat Burgemeester en Wethouders hierop met prae-advies komen in een volgende vergadering. Do heer Duparc zal op de door de beide vorige sprekers behandelde kwestie, wat het principiëele punt betreft, niet antwoorden al voelt hij zich ook zoo sterk mogelijk tot bestrijding van de door hen aangevoerde gronden, hetzij tot geleidelijke, hetzij tot dadelijke' opheffing- der Middelbare School voor meisjes. Van het geduld der leden is sedert gisteren voor middag door sommige sprekers ook reeds zooveel ge vorderd, dat spreker van zijn kant dit geduld niet op een nieuwe proef zou willen stellen. Alleen dit wenscht spreker nu reeds te zeggen, dat hij met het oog op de gezegende vruchten die deze inrichting nu reeds sedert een dertigtal jaren voor honderden en honderden meisjes uit den beschaafden stand van Leeuwarden heeft opgeleverd en, volgens zijn innige overtuiging bij haar voortbestaan zal blijven opleveren, zich met alle hem gegeven macht en kracht tegen haar opheffing zal verklaren. Toch zal spreker zich niet verzetten tegen een door de Commissie van rapporteurs in te dienen voorstel, om Burgemeester en Wethouders uit te noo- digen, een onderzoek naar het al of niet wenschelijke der opheffing in te stellen. Spreker toch is evenzeer innig overtuigd, dat de uitslag van het onderzoek zal aantoonen, dat het behoud der inrichting voor onze stad niet alleen wenschelijk, maar zelfs noodzakelijk is En dan zal, nadat dit in het licht is gesteld, tevens een einde worden gemaakt aan het timmeren op deze inrichting, waarin van sommige zijden in den laatsten tijd een zeker behagen schijnt te worden geschept. De heer Schoondermark verwijst naar de memorie van antwoord, waarin Burgemeester en Wethouders hebben verklaarddat zij bereid zijn een onderzoek in te stellen. De Raad had daarmee tevreden kun nen zijn. Van het voorstel-Besuijen kan spreker de redactie niet goedkeuren Dat raadslid toch stelt opheffing voor en daarin ligt opgesloten dat de Raad zich nu al moet uitspreken over het al of niet opheffen dei- school. Laat de Raad aan Burgemeester en Wethou ders verzoeken een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van reorganisatie of wenschelijkheid van opheffing. Spreker kan den heer Besuijen mededeelen, dat toen hij pas lid was van den Raadhij ook van oordeel was dat de school voor de gemeente te duur was, waarom hij een voorstel heeft gedaan de school gelden te verhoogen. Dit voorstel werd toen ver worpen Spreker heeft dus op hetzelfde standpunt gestaan als de heer Besuijen. Dit standpunt is later tengevolge van het krijgen van nadere inlichtingen wel eenigszins gewijzigd De heer Besuijen zegtdat er nu op de Rijks Hoogere Burgerschool reeds 47 meisjes zijn en dat dit getal bij opheffing der meisjesschool zal worden vermeerderd. De Rijks Hoogere Burgerschool is ech ter vol en er kan geen leerliDg meer worden geplaatst. Evenals in Utrecht zou het Rijk wel eens kunnen zeggen: richt zelf eene Hoogere Burgerschool op. Dan was de gemeente van den wal in de sloot ge raakt. De heer Besuijen heeft gezegd de Meisjes school is geen opleidingsschool; het diploma geeft geen rechten. Spreker kan den heer Besuijen mede deelen, dat er een adres aan den Minister verzonden is om hierin verandering te brengen opdat ook dat diploma recht van toegang geve tot het Hooger On derwijs. In den Haag wordt reeds in deze richting gestuurd Spreker betwijfelt echter of men op den goeden weg isomdat in den regel meisjes meer aanleg hebben voor talen dan voor exacte weten schappen. Spreker zou den Raad willen uitnoodigen hot vol gende voorstel te doen: Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906. 255 De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders een onderzoek te willen instellen naar de wensche lijkheid van het al of niet opheffen van de Middel bare school voor Meisjes. Do Voorzitter logt het antwoord in do Memorie van Antwoord niet anders uit, dan dat Burgemeester en Wethouders geen onderzoek zullen instellen zonder daartoe uitdrukkelijk door den Raad te zijn uitge- noodigd. Wat de motie-Besuijen betreft, spreker zal deze in stemming brengen zooals zij luidt, maar niet het voorstel om daarover prae advies uit te brengen, daar zoodanig voorstel niet bij hem is ingekomen. Spreker zal dus eerst de motie Besuijen in stemming brengen. De heer Koopmans constateert dat het een hard draverij is om aan het woord te komen. Rapporteurs hebben overleg gepleegd en dienen nu ter bekorting der discussies het volgende voorstel in De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid tot opheffing of inkrimping van de Middelbare School voor Meisjes Zij meenen met dit voorstel op den goeden weg te zijn. De heer Burger kan kort zijn. Hij had willen voor stellen het voorstel van den heer Besuijen in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders ten fine van prae advies. Nu zal hij zich neerleggen bij het voorstel van Rapporteurs. Spreker wil in overweging geven om bij het onderzoek de kwestie van het schoolgeld onder de oogen te zien en te overwegen het idee om een proef te nemen met evenredig schoolgeld. Het zijn niet alleen kinderen van rijke ouders die de school bezoeken, ook uit den kleinen burgerstand gaan er kinderen ter school. Hij zou dan een betrekkelijk hoog maximum en een betrek kelijk laag minimum willen hebben, het maximum tevens te stellen als vast bedrag voor de leerlingen van buiten, doch dit dan ook te houden binnen zulke grenzen, dat dezen niet te zeer worden afgeschrikt. Men moet niet vergeten dat Leeuwarden een centraal punt is en tegenover de voordeelen zijner centrale ligging ook bijzondere verplichtingen heeft. De heer Besuijen repliceert dat hij er bij de vorige begrooting wel aan gedacht heeft, toen reeds opheffing voor te stellen. Hij is daarvan echter teruggekomen en achtte het beter eerst alleen in de sectievergade ring do zaak ter sprake te brengen, een volgend jaar (dat is nu) in openbare zitting. De leden hadden dan een vol jaar om zich te beraden. De heer Schoondermark heeft de mogelijkheid be sproken dat het Rijk, Leeuwarden zou kunnen op leggen zelf een H. Burgerschool op te richten. Spreker hoeft dit argument voorzien en een staatje voor zich, waarop de indeeling der leerlingen voor de Rijks Hoogere Burgerschool is vermeld. Er zijn 251 leer lingen. 204 jongens en 47 meisjes. Hiervan komen 117 van buiten. In de 4e en 5e klasse zitten leerlingen, die de R H.B.S. met 3-jarigen cursus te Harlingen en Ileoronveen doorliepen. Mot evenveel recht zou men kunnen veronderstellen dat te Harlingen de Hoogere Burgerschool tot een 5-jarigen cursus zou worden uitgebreid. In ieder geval is het duidelijk, dat waar op de R.H.B.S. 117 leerlingen van buiten gaan, het absoluut niet vaststaat, dat het Rijk de gemeente zal verplichten tot het oprichten van een gemeentelijke Hoogere Burgerschool over te gaan. Spreker zal, nu rapporteurs een voorstel hebben gedaan van dezelfde strekking als het zijne, zijn voorstel intrekken. De heer Duparc wenscht nog met een enkel woord terug te komen op het door enkele leden bij het sectie-onderzoek en ook heden weder geopperde donk beeld, dat bij opheffing der school de leerlingen wel een plaats zouden kunnen vinden op de Rijks Hoo gere Burgerschool voor jongens. Daargelaten de vraag, of vele ouders voor hunne dochters op deze school plaatsing zouden verlangen, meent spreker te moeten verklaren, dat dit denkbeeld zou blijken te zijn ge weest een illusie. Volgens de uit de eerste bron door spreker ingewonnen inlichtingen toch is de Hoogere Burgerschool voor jongens door haar bijna 240 leer lingen thans zóó vol geworden, dat van plaatsing van slechts weinig meer leerlingen moeielijk sprake kan zijn, allerminst van zoovele meisjes, voor wie de school eigenlijk niet bestemd is. Aan de voor geschreven verjaring van den Minister van Binnen- landsche Zaken tot plaatsing van nóg meer meisjes, dan nu reeds op de school gaan, valt dan ook zeker niet te denken, evenmin als aan verdere vergrooting der localiteit. Uit dezelfde bron, waaruit spreker zijn reeds genoemde inlichtingen putte, is hem toch gebleken, dat na de laatste vergrooting een nieuwe zoo goed als onmogelijk is. Zonder op een casu quo in te stellen onderzoek te willen vooruitloopen, zal men, zegt sprekerzien dat het een en ander dui delijk zal worden aangetoond. Spreker geeft rapportours in overweging de redactie van hun voorstel te veranderen in dier voege, dat een onderzoek wordt ingesteld naar de wenschelijkheid van de opheffing. De Voorzitter doet opmerken, dat de heer Koopmans do redactie van de Memorie van antwoord heeft ge volgd. De heer Menaltla zal oen enkel woord in het midden brengen. Spreker hoopt dat het voorstel van rap porteurs wordt aangenomen en dat het onderzoek het door den heer Duparc voorspelde resultaat zal ople veren. Spreker mag niet onweersproken laten de bewering, dat de ouders die hunne kinderen op de Middelb. Meisjesschool zenden, bedeeld worden, De andere inrichtingen van onderwijs kosten de gemeente ook veel geld en in verhouding niet veel minder. Spreker tracht dit te staven met de volgende cijfers. Bij de Middelb. School voor Meisjes was de verhou ding tusschen de ontvangen schoolgelden en de uit gaven in het jaar 1895 als 1 5,8, bij de scholen voor Lager Onderwijs was die verhouding in dat jaar als 1 5,5. Bij deze vergelijking zijn de kosten voor schoollokalen en onderwijzerswoningen voor het Lager Onderwijs, die in dat jaar f 48501,25 bedroegen,bui ten rekening gelaten. Zooals men ziet is dus de uitdrukking „bedoeling" volstrekt niet gewettigd. De heer OosterhofF verklaart namens rapporteurs de redactiewijziging van den heer Duparc over te nemen. Spreker wil den heer Besuijen wijzen op het groote verschil tusschen zijn voorstel en het hunne. Het voorstel van rapporteurs praejudiceert niets, het voorstel van den heer Besuijen echter stelt den Raad voor de vraag opheffen of niet. Rapporteurs stellen eenvoudig een onderzoek voor. De heer Beekhuis hoeft een kloin amendement voor te stellen op het voorstel van rapporteurs. In dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 21