258 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad Art. 21 der Wet op het Lager Onderwijs legt te recht de regeling van ongeveer alles, wat dat onder wijs op de school raakt, in handen van het hoofd der school en hij alleen is daarvoor ook aansprakelijk en tot adviseeren geroepen. Een groot deel van de tegenwoordige klasse-onderwijzers wil daarin echter med espreken en regelen en tegen dit laatste bestaat reeds op zich zelf'doch vooral zonder die aanspra kelijkheid, groot bezwaar. Een tijd lang hebben die onderwijzers gemeend door de verplichte schoolver gaderingen dit regelingsrecht te kunnen veroveren, doch velen zijn daarvan reeds teruggekomen, en slechts in een enkele gemeente zijn ze ingevoerd De ontknech- ting (sic) van het personeel moet dus volgens velen op andere wijze gezocht worden en wel door wijzi ging van art. 21 der wet; dienaangaande leest men in het Bondsorgaan „de Bode", bijvoegsel van 12 Febr. 1904 dan ook „Met behoud van art. 21 der „Onderwijswet zijn verplichte schoolvergaderingen „niets anders dan een belachelijke of een onschuldige „komediewaarmee de klasse-onderwijzers worden zoet gehouden." Waarom ze dan alhier in te voeren Vele onderwijzers willen zich op één lijn stellen met het hoofd en dit gaat niet aan, vooral niet zoo lang het hoofd alleen verantwoordelijk en art. 21 der wet op het L. O. nog van kracht is. Spreker zal tegen het voorstel stemmen. Het komt spreker voor, hij herhaalt het, dat, waar in onze gemeente de schoolvergaderingen, die buiten kijf, goed geleid veel goeds kunnen uitwerken, vrijwillig worden ge houden, het niet noodig is, en zelfs gevaarlijk zoude zijn, dwingend op te treden. De heer OosterhofF doet opmerken, dat de vorige spreker, de heer van Ketwich Verschuur, eigenlijk te gen een denkbeeidigen vijand gestreden heeft Al de door hem aangevoerde argumenten en bezwaren gelden alleen de gereglementeerde schoolvergaderin gen en rapporteurs hebben immers uitdrukkelijk ver klaard, dat zij geen gereglementeerde schoolvergade ringen wenschen. Hun standpunt is, dat, als de Raad schoolvergaderingen nuttig vindt, niet één hoofd moet kunnen weigeren. Bovendien kunnen er iederen dag meer weigeraars komen. Spreker acht het ge makkelijker den maatregel nu te nemen dan wanneer er meer hoofden weigerachtig zijn. Rapporteurs handhaven hun voorstel. De heer van Ketwich Verschuur repliceert, dat op 27 September 1904 het advies der commissie van toezicht geleid heeft tot het raadsbesluit, genomen met 15 tegen 2 stemmen, om de schoolvergaderingen niet verplichtend te stellen. Ook de schoolopziener had er zich toen sterk tegen verklaard. Spreker zou het onbehoorlijk vinden als de Raad, zonder die schoolautoriteiten opnieuw te hooren, thans incidenteel besloot die verplichte schoolvergaderingen in te voeren. De heer Besuijen wenscht gestemd te hebben over zijn voorstel, betreffende de klassehoofden, en wel of Burgemeester en Wethouders daarover prae-advies zullen uitbrengen. De Voorzitter antwoordt, dat eerst de beginsel kwestie moet zijn uitgemaakt. De heer Besuijen heeft een motie voorgesteld en wonscht Burgemeester en Wethouders gelegenheid te geven daarop te prae-adviseeren. Heeft niet bij de vorige begrooting de voorzitter zelf voorgesteld twee van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906. door spreker ingediende moties in een volgende ver gadering te behandelen? Hetzelfde zou spreker ook nu wenschen: een directe behandeling van zulke ge wichtige zaken zou anders incidenteel genoemd wor den. De Voorzitter geeft den heer Besuijen te kennen, dat hij zijn voorstel dan anders moet redigeeren. Spreker is niet geroepen om den heer Besuijen aan eene redactie zijner voorstellen te helpen, maar hij wil hem gaarne voorlichten, dat hij, om zijn doel te bereiken zal moeten voorstellen dat de Raad Bur gemeester en Wethouders uitnoodigt een onderzoek in te stellen naar de wenschelijkheid en mogelijk heid, enz. De heer Besuijen trekt zijn eerste voorstel in en dient het volgende daarvoor in de plaats in De Raad, noodigt Burgemeester en Wethouders uit on derzoek in te stellen naar de wenschelijkheid tot het nemen van een proef met het aanstellen van klasse- hoofden. De heer Menalda merkt op, dat er in de sectie ge wezen is op het inrichten van een speelplaats bij school 2. Burgemeester en Wethouders hebben ge antwoord dat dit denkbeeld in overweging blijft. Spreker maakt daaruit op dat het reeds in overwe ging is geweest en hoewel hij, na al wat reeds over de nauwsluitende begrooting is gezegd, niet op inrich ting dier speelplaats in 1907 zal aandringen, beveelt hij die toch ten zeerste bij Burgemeester en Wet houders aan, te meer, waar het hem voorkomt dat de kosten daarvan niet belangrijk zijn en die speelplaats zoowel de leerlingen der school als de personen, die de St. Anthonystraat bij hot aan- en uitgaan daarvan moeten passeeren, zal ten goede komen. De heer Schoondermark belooft den heer Menalda op deze zaak bij Burgemeester en Wethouders te zullen aandringen, opdat te gelegener tijd een speel plaats bij school no. 2 verrijze. Het voorstel van de Commissie van rapporteurs wordt met 10 tegen 9 stemmen verworpen. Vóór stemmen de heerenKoopmans, Oosterhoff, Lautenbach, Komter, Haverschmidt, Beerends, Schoon dermark, Jansen en Besuijen, Tegen de heeren: Beucker AndreaeWiihelmy Burger, Menalda, Hijlkema, Beekhuis, Tigler Wijbrandi, van Ketwich Verschuur, Duparc en van Messel. Het voorstel van den heer Besuijen wordt even eens met 10 tegen 9 stemmen verworpen. Vóór stemmen de heeren: Koopmans, Wiihelmy, OosterhoffLautenbach KomterBurger, Beerends Jansen en Besuijen. Tegen de heerenBeucker Andreae, Haverschmidt, Schoondermark, Menalda, Hijlkema, Beekhuis, Tigler Wijbrandi, van Ketwich Verschuur, Duparc en van Messel. De heeren Baart de la FailleFeitz en Tromp waren bij deze stemming niet aanwezig. Volgno. 204 wordt ongewijzigd aangenomen. Volgnos. 205- 250 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 251. Inschrijving op het Grootboek der Voortgezet Donderdag 1 NO". 1906. Verslag van de handelingen vanden gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906. 259 Nederl. Werkel. Schuld in verband met den afkoop van grondpachten. De heer Besuijen zegt, dat de premies, die van de pensioenen worden gestort, in de gewone inkomsten woulen verteerd. Wanneer het rijkspensioen even tueel mocht worden ingevoerd, zal het dus gebeuren, dat er geen fondsen voorhanden zijn om de noodige restitution te doen. Spreker wil die bijdrage beleg gen, evenals met de grondpachten gebeurt. Spreker stelt voor aan dezen post toe te voegen volgno. 254a; Inschrijving op het Grootboek enz. 650. Er wordt iets meer ontvangen. Van dat meerdere zou een staatje kunnen worden gemaakt. De bedoeling is te voorkomen, dat de pensioen premies in de gewone inkomsten verdwijnen en de begrooting bij eventuëele invoering van Rijkspensi oen geen schok krijgt. De heer Komter antwoordt, dat de schok, waarvan de heer Besuijen gewaagdeniet te vreezen is en dat ook de rechten op pensioen van de betrokken ambtenaren er niet minder vast om staan, al is er geen afzonderlijk potjewaarin hunne premiën zijn gestort. Spreker heeft reeds vroeger gezegd, dat de pensioenregeling jaren oud is en in verband hiermede meent hijdat men het bedrag, noodig voor eene eventueele storting, kan leenen. Wij zitten midden in de periode, keeren 9 a 10000.— uit en ont vangen aan premiën terug f 900. Het komt spreker voor, dat de tegenwoordige be grooting door de pas genoemde uitkeeringen reeds zoo zeer is belast, dat er alle aanleiding bestaat het geringe bedrag aan premiën onder de gewone ont vangsten te behouden. De hoer Burger constateert, dat dit punt uitvoerig is besproken in het rapport der rekening over 1905. Hij zal de verdediging gaarne overlaten aan den heer Besuijen, die de kwestie in de Commissie voor de rekening had te berde gebracht, en zich bepalen tot eonige losse opmerkingen. Het bedrag van den post behoort te zijn 900. want het moet sluiten op volgno. 66 der ontvangsten. Het gaat niet aan, het verbruiken der pensioenbij drage onder de gewone middelen te vergoelijken door te wijzen op de groote uitgaven aan pensioenen. De personen, die deze pensioenen genieten, hebben daar voor niets bijgedragende thans ontvangen stortin gen dienen niet voor hen, maar voor degenen, die ze storten. En zelfs om later aan deze personen de pensioenen to kunnen betalen, daarvoor zijn de stor tingen nog niet voldoende. Wij moeten zien te ko men tot het brengen van den pensioenlast op de jaren, waarin de diensten der ambtenaren worden gepres teerd. De aanbevolen maatregel is in die richting nog maar een bescheiden stap. Komt het tot defi nitieve regeling, dan zal ook bovendien nog vrij wat moeten worden bijgepast. Al duurt de invoering van het Rijkspensioen ook 10 jaar, dan nog is het in dien tusschentijd opteleg gen bedrag niet meer dan een druppel in een emmer water. De heer Hijlkema zegt dat er destijds een fout is begaantoen de pensioneering is geregeld. De premies zijn in de gewone ontvangsten opgenomen en verbruikt. In plaats daarvan had men die bij dragen moeten storten in een pensioenfonds en dit fonds aanvullen met een bedrag uit de gemeentekas, telken jare bij de begrooting vast te stellen. Te eeniger tijd zal men daartoe moeten overgaan. Spreker zou als begin wel willen meegaan dien post voor uitgave uit te trokken, doch vraagt of, na hetgeen is medegedeeld omtrent de begrooting voor 1907het niet beter is hiermee nog een jaar te wachten. Op een enkel jaar komt het nu toch niet aan. De heer Beucker^Andreae zou voor dezen post een memoriepost wenschen te zien uitgetrokkendan staat het in de begrooting en wordt hij het volgende jaar van zelf gevonden. De heer Beekhuis gelooftdat de heer Beucker Andreae niet juist is in zijne redeneering. Men trekt een memoriepost uit als men het bedrag niet kan bepalen. Zoodra men dit echter weet, moet hij door een cijferpost worden vervangen. Beter is het, zoo als de heer Hijlkema zegt, een jaar te wachten. De heer Besuijen moet met den laatsten spreker van meening verschillen Hij gelooft niet dat dit noodzakelijk is. De Voorzitter doet opmerken, dat een memoriepost wel degelijk door een cijferpost moet worden ver vangen als het bedrag bekend is. De heer Koopmans betuigt namens rapporteurs in stemming met het voorstel. Zij zijn van oordeel, dat er een post, hetzij een cijfer-, hetzij een memoriepost op de begrooting moet worden gebrachtdoch refe- reeren zich verder aan hun uitgebracht rapport. Do heer Komter doet nogmaals opmerken, dat wij voor een post op de begrooting geen dekking hebben, zoodat de verhoogingen, die aangenomen .en Burge meester en Wethouders als wenschen op het hart zijn gedrukt, gevaar loopen niet bekostigd te kunnen worden. De wal keert het schip. Hetzij het een cijfer of memoriepost is, hij moet de begrooting van 1907 drukken. De Voorzitter geeft te kennen dat alle Wethouders zeker gaarne zullen willen verklaren, dat er op de begrooting voor 1908 een dergelijke post zal voor komen. De heer Besuijen repliceert dat de Wethouder van financiën zich niet positief uitspreekt en wacht met de intrekking op besliste toezegging. De Voorzitter is overtuigd, dat de Wethouder van financiën het onderschrijft, als spreker zegt dat op de begrooting voor 1908 een dergelijke post zal voor komen. De heer Besuijen trekt zijn voorstel in. Volgno. 251 wordt onveranderd vastgesteld, even als volgnos. 252 266. INKOMSTEN. Volgno. 1. Batig slot der door den gemeenteraad gesloten rekening over het dienstjaar 1905 zoover daar aan niet reeds eene bepaalde bestemming is gegeven. De heer Koopmans zegt, dat de Memoxie van Ant woord luidt, dat er een misverstand in het spel is. Rapporteurs zeggen niet wat met den post moet ge beuren, zij vragen alleen waarom paradeert die post weer op de begrooting? Burgemeester en Wethou ders beweren dat het werk in 1906 nog in uitvoe ring was. Dat is zoo, doch de eerste dam heeft gekost f 900. en de tweede misschien evenveel. Deze zal

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 23