216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906. en achtergelegen gardenierslanden, doch vooralsnog zijn de plannen tot die uitgifte zooals zij zijn inge diend van eene verwezenlijking te ver verwijderd en is ook de verkoop van bouwterrein en wat daarmede als inkomst kan worden verkregen te onzeker, dan dat het gerechtvaardigd zou schijnen hier uit te dekken de hooge kosten, die voor het Pieterselie- waltje zouden moeten worden gemaakt. Deze laatste plannen moeten dus geheel los van de andere worden beschouwd en wij hebben dan ook onder dagteeke- ning van den 5e Juni 1906 de volgende missive aan de gezondheids-commissie doen toekomen „ln verband met Uw schrijven van den 27 Decem ber 1904 betreffende het Pieterseliewaltje zijn door ons opnieuw pogingen in het werk gesteld om met den steun van direct belanghebbenden tot een bevre digende oplossing te geraken van de minder ge- wenschte toestanden daar ter plaatse Dientengevolge zijn langdurige onderhandelingen gevoerd en is ons door onze deskundigen opgave gedaan van de kosten, die met eene behoorlijke demping van de sloot en bestrating gepaard zouden gaan. Deze overtreffen echter in die mate de bedragen, die door de aanliggende eigenaren zijn toegezegd, dat wij, uit aanmerking van het gering gemeente belang dat bij deze zaak betrokken is, geene vrijheid hebben kunnen vinden tot het uitlokken van een raadsbe sluit, waarbij, als een' gevolg, ten koste der gemeente particuliere eigendommen een belangrijke waarde- rijzing zouden ondergaan Tot ons leedwezen hebben wij ons dus genoopt gezien, van verdere pogingen te dezer zake af te zien." Niettegenstaande het daarop ontvangen schrijven van de gezondheidscommissie van 26 Juli 1.1 en haar nader schrijven van 5 Oct. d. a. v. is dit ons stand punt gebleven en wij blijven liet eveneens innemen ten aanzien van het adres van 11. de Vries en drie andere onderteekenaren, d. d. 10 Sept. 1. 1. aan Uwe Vergadering gericht en door haar aan ons college ten fine van prae-advies gerenvoyeerd. Daarbij wordt verzocht de sloot langs het Pieterseliewaltje te dempen, op grond dat zij gevaar voor de gezond heid oplevert. Ten aanzien van dit bezwaar, hier meer dan in de andere in deze zaak gewisselde stukken op den voorgrond gesteld, zij opgemerkt dat van het beweerde gevaar tot dusver nog weinig gebleken is en dat Uwe vergadering, juist onder instemming der Ge zondheidscommissie, nog zeer onlangs de onbewoon baarverklaring van enkele panden hier ter plaatse heeft opgeheven. Onder wederoverlegging van het adres hebben wij op grond van een en ander de eer U voor te stellen te besluiten adressanten in antwoord to kennen te geven, dat voorshands voor inwilliging van hun verzoek geene termen bestaan. De heer Baart de la Faille had gehoopt, dat deze zaak die jaren lang reeds een onderwerp van be spreking heeft uitgemaakt, bij Burgemeester en Wet houders een gunstiger onthaal zou hebbon gevonden, ook omdat nu van verschillende zijden getracht wordt verbetering in den toestand te brengen. Spreker aarzelt niet den toestand van het Pieter seliewaltje te noemen de wondeplek van de gemeente. Een vreemdeling, die er passeert, zal van verbazing de handen in elkaar slaanals hij ziet welk een ellendig vervuilde sloot langs tal van woningen loopt, terwijl tevens een ellendig pad toegang tot die wo ningen geeft. Dit laatste zal spreker laten rusten. Op andere plaatsen in de gemeentespreker weet dit wel, bestaan dergelijke toestanden, b.v. op het Vliet, doch deze zijn aan hot oog onttrokken. Het Pieterseliewaltje daarentegen ligt open en bloot voor iedereen, die Oldegalileën passeert. Spre ker noemt den toestand zeer onaesthetisch en die leden van den Raaddie de moeite hebben genomen eens een kijkje te nemen zullen moeten toegeven dat hij beneden alle critiek is; het oog wordt op gruwe lijke wijze beleedigd. Niet alleen het onaesthetische, maar ook het onhygi ënische wil spreker onder de aandacht brengen. Bur gemeester en Wethouders hebben gezegd dat van een gevaar tot nu toe weinig gebleken is, dit is echter zeer de vraag. De stadsgeneesheer toch, die er zijn wijk heeft, spreekt van een meer dan ergens anders heerschenden ziektetoestand, veroorzaakt door de vuile sloot. In den laatsten tijd is de aandacht aan de wonin gen zelf gewijd en is er bij de eigenaars eene neiging te bespeuren om de ergste gebreken te herstellen. Het complex huizen echter met de sloot levert een gevaar op Wanneer er eene epidemie uitbreekt, b. v. typhus of cholera, ligt het voor de hand dat toe standen als de hier bestaande zeer gevaarlijk kunnen worden. Waar dan Burgemeester en Wethouders zeggen dat demping geen gemeentebelang is meent spreker te moeten verklaren dat het gemeentebelang meebrengt aan dergelijke toestanden een eindetemaken. Sedert jaren is reeds op verbetering aangedrongen, maar telkens stuitte men op groote moeilijkheden. In het begin waren de omwonenden onverschillig. Nu is dat al iets anders. Door den Inspecteur van het Woningtoezicht en den Directeur van Gemeente werken is een onderzoek ingesteld of de aanliggende eigenaren ook genegen waren bij. te dragen in de kosten. Het resultaat is geweest dat circa f 1800 is toegezegd waarvan een groot gedeelte door één eigenaar aan do Zuidzijde, die er voor zich zelf niet het meeste belang bij heeft, omdat hij zijn huurders van goede woningen voorziet. In de sectie is deze zaak ter sprake gekomen en toen is door den Voorzitter gezegd dat het getal omwonenden niet zoo groot is. Spreker meent het echter te kunnen schatten op 150 a 200. llij noemt dit nog al een belangrijk getal en het komt hem voor, dat al wonen deze nu niet in het centrum der stad, zij er toch recht op hebben, dat er aan den treurigen toestand oen einde wordt gemaakt. De Directeur der Gemeentewerken heeft aan het dempingsplan, dat pl m. /"5000. -- kost, een plan van nog verdere strekking verbonden waardoor ook de toestand dor woningen veel zou worden verbeterd. Dit plan heeft de Gezondheidscommissie onder de oogen gehad en goedgekeurd, terwijl ook de Inspec teur van het woningtoezicht zijne goedkeuring heeft uitgesproken Spreker wil echter de huizen voor het oogenbiik laten rusten, ten einde het gemeentebudget niet te veel te bezwaren en zich alleen bepalen bij het dempen der sloot. Hij hoopt dat de Raad met hem zal kunnen meegaan en heeft de eer voor i te stollen te besluiten onr voor de demping van het Pieterseliewaltje eene som van 5000 op de be grooting uit te trekken. De heer Jansen heeft met genoegen gehoorddat I door den heer Baart de la Faille een lans is gebroken v .or de demping van een ellendige stinksloot, waar van spreker bijna geen tweede voorbeeld weet aan te wijzen Er zijn in de gemeente nog wel vuile slooten, maar zoo erg ais deze weet spreker niet een. Daarom doet het spreker genoegen, dat oen speciali teit als de heer Baart de la Faille de demping zoo warm heeft verdedigdzoodat verdere verdediging overbodig is. Er is echter een bijzonder punt, dat sprekers aan dacht heeft getrokken. Uit de stukkon heeft spreker Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 31 October 1906. 217 gezien dat „de Zelfstandigheid" zich bereid heeft ver klaard /'298.— bij te dragen in de kosten. Dit is juist. Minder juist is het echter, dat diezelfde inrichting van de gemeente heeft gevraagd f 200. - voor afstand van grond. Ook dit staat in het rapport van den Direc teur der gemeentewerken. Het is eene onmogelijk heid, want „de Zelfstandigheid bezit geen eigen grond, dien zij aan de gemeente zou kunnen afstaan. Er is geen stuk van die inrichting dat niet door sprekers handen gaat. Spreker herinnert zich op een stuk, dat ten gemeentehuize aanwezig moet zijn, de kant- teekening te hebben gemaakt, dat, als de sloot ge dempt werd, de bakkerij het gootrecht moest behou den. Spreker verzekert echter dat „de Zelfstandig heid" nooit f 200.— heeft gevraagd. Zij is bereidde toegezegde f 298. bij te dragen en het is nog de vraag of zij nog niet iets meer wil toestaan. Van het geraamde kostenbedrag kan dus gerust f 200,— worden afgetrokken. Do Voorzitter heeft voor zich eene door S. Jansma geteekende verklaringwaarbij „de Zelfstandigheid" zich verbindt op eerste vordering aan den gemeente ontvanger te betalen de som van f 298.- De grond waarop het karhok staat, is door den Directeur der gemeentewerken getaxeerd op /"200. De heer Jansen repliceert dat dit is gebeurd, voor dat „de Zelfstandigheid" in grondpacht kreeg een deel van den grond waarop het karhok staat. Dit stuk ligt aan den overkant en was een oud schiphuis, dat dicht gemaakt is. Niemand kon er iets mee, maar het grensde aan het karhok van „de Zelfstandigheid" Toen heeft de bakkerij er om gevraagd en in grond pacht gekregen. Die grond echter is geen f 200.— waard. Spreker verzekert nogmaalsdat „de Zelf standigheid" bereid is zooveel mogelijk mee te werken. De heer Lautenbach heeft slechts een enkele op merking te maken. Men moet niet vergeten dat de sloot in verbinding staat met de Dokkumer Ee. Wan neer nu in die Ee een boot passeert, waardoor het water in de bewuste sloot in beroering wordt gebracht, ont staat er een verpestende stank, die huizen ver door dringt, en die ie'der die daar passeert doet schromen zijn weg te vervolgen. Spreker zal niet meegaan met Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter wenscht te beginnen met er op te wijzen dat men hier te doen heeft met particulier eigendom. Nu vraagt men dat de gemeenschap met haar geld dat particulier bezit zal gaan verbeteren. Hiermede is, als op de meest eenvoudige wijze aan de uitgesproken wenschen werd tegemoet gekomen en zelfs aannemende dat de zooeven door den heer Jansen besproken quaestie van f 200 op een mis verstand dezerzijds berusteen bedrag van circa f 4000. - gemoeid. Waarom willen nu de sprekers, die zooevon het woord hebben gevoerd, het geld der gemeenschap, en dat liefst tot zóó hoog bedrag, aan gewend zien tot verbetering van dit particulier bezit? Dat vernamen wij het onrstandigst van den heer Baart de la Faille, met wiens betoog de heer Jansen zooeven verklaarde in alle opzichten in te stemmen, zoodat spreker meent te kunnen volstaan met alleen de rede van eerstgenoemde te beantwoorden. Welnu, door den heer Baart de la Faille werd in de eerste plaats en zulks niet in 't voorbijgaan, 's Raads aan dacht gevraagd voor de aesthetische zijde der quaestie en deze weder in verband gebracht met de omstan digheid dat het betrokken terrein grensde aan den openbaren weg. Maar dan dient toch met nadruk gevraagd, of de gemeenschap haar geld mag gaan besteden tot verbetering van particuliere eigendom men, alleen omdat die eigendommen onzen schoon heidszin kwetsen en zulks dan nog maar voorname lijk, omdat wij ons aan hun onaesthetischen toestand, door hunne ligging langs een weg dien wij misschien meermalen betreden, te dikwijls kunnen ergeren Spreker aarzelt geen oogenbiik deze vraag beslist ontkennend te beantwoorden. Eerst in de tweede plaats, en dit heeft spreker getroffen, werd door den heer Baart de la Faille gewezen op de eischen der hygiëne. Zijn die eischen hier van dien aard dat men recht heeft om een in grijpen door de gemeente te verlangen Spreker betwijfelt dit ten sterkste. Burgemeester en Wet houders plaatsten zich ten opzichte dezer eischen op dit standpunt: wanneer de gemeenschap zich bedreigd ziet, heeft zij zich te wapenen en te verdedigen. Is de hygiënische toestand in eenig deel der gemeente van dien aard, dat hij de gezondheid der gemeenschap in gevaar brengt, ongetwijfeld is het de plicht, maar ook het eigenbelang dier gemeenschap, om in te grij pen en om desnoods met haar hulpbronnen te ver beteren wat anders niet verbeterd zou worden. Maar van zoodanige bedreiging is hier niets aan wezig. Uit niets is gebleken dat van uit het Pie terseliewaltje de volksgezondheid wordt bedreigd, m.a.w. dat het Pieterseliewaltje een haard van be smetting zoude zijn. Spreker wenscht er hier na drukkelijk op te wijzen, dat immers geen der wo ningen onmiddellijk langs het Pieterseliewaltje tot nu toe onbewoonbaar werd verklaard, hetgeen toch, zoo inderdaad de bewuste sloot zulk een besmet tingsgevaar haddo opgeleverd, wel door de gezond heidscommissie zou zijn voorgesteld, zijnde de be voegdheid dier commissie in dit opzicht geheel on gelimiteerd. Maar niet alleen dat de gezondheids commissie zioh hier ter plaatse onthield, zij ging verder en het was op haar advies dat de Raad de onbewoonbaarverklaring van vele andere woningen achter datzelfde Pieterseliewaltje weder ophief Wat blijft er dan, na deze uitspraak, nog over van het gezondheidsgevaar, waarop de heer Baart do la Faille doelde Spreker vertrouwt hiermede het standpunt van Burgemeester en Wethouders, voor zoover dit nog noodig scheen, thans duidelijk te hebben uiteengezet en hoopt dat de Raad zich ernstig zal bedenken vóór hij de eerste gelden toestaat tot verbetering van het particuliere eigendom. De lieer Baart de la Faille zegt, dat de voorzitter getracht heeft zijn betoog te verzwakken door hem voor de voeten te werpen, dat hij de aesthetica op den voorgrond heeft gesteld. Spreker heeft dit ge daan omdat hetgeen men ziet, althans onder ieders bereik valt. Hij heeft in de eerste plaats gewezen op den ellendigen toestand en weet antecedenten genoeg aan te wijzen in onze stad, waar verbete ringen zijn aangebracht, waarbij het gemeentebelang niet meer betrokken was dan hier. Wanneer de Voorzitter echter prefereert, dat spreker het hijgiëni- sclie argument op den voorgrond stelt, wil hij dit gaarne doen. Uit hygiënisch en aesthetisch oogpunt dan is verbetering dringend noodzakelijk. De toe stand is dubbel onhygiënisch, want het gevaar zit niet alleen in de sloot, ook in de huizen, in den bodem, de betimmering en onreinheid. Maar dit laatste behoort meer tot de private, de demping der sloot is een eisch van publieke hygiëne. Kan men zich bij ziekten een erger broeinest denken voor het voortwoekeren der bacteriën dan deze sloot? Spreker zelf loopt niet dagelijks langs de Olde galileën, maar er zijn tal van anderen die dit wel doen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 2