8 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Januari 1907. voorloopig bestuur dat op do eerstvolgende alge- meene ledenvergadering aftreedt en dus tot dien dag voor de eerste maal als bestuur de Vereoniging ver tegenwoordigt. Nu dit door de uittreding uit den Raad van den lieer Hijlkema uit nog slechts 2 leden bestaat is het niet meer dan rationeel, dat in die vacature door den Raad van dezo gemeente wordt voorzien. Stel dat de twee overgebleven voorloopige bestuursleden plotseling stierven, wie zou dan de in art. 24 en 80 bedoelde algemeone vergadering op roepen? De woorden „voor de eerste maal" leest de heer Burger verkeerdze zeggen niet dat die drie voorloopige bestuurders slechts eenmaal, zonder moge lijke vervanging, kunnen worden aangewezen, doch dat, terwijl het definitief bestuur uit vijf leden bestaat, op de jaarlijksche vergadering te kiezen, die drie tot aan die vergadering de vereeniging zullen besturen. Op liet oogenblik is er, zooals ook do heer Komter in de vorige vergadering reeds opmerkte, geen ver tegenwoordigend bestuur, zoodat het niet twijfelachtig is of de Raad heeft thans dat bestuur aan te vullen. Hierna wordt overgegaan tot de benoeming. Op den heer A. E. Zimmerman zijn uitgebracht 14, op den heer Oosterhoff 3, op den heer Komter 1 stem, terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer A. E. Zimmerman is alzoo benoemd. 2. Benoeming van een lid der Commissie van Toe zicht op de scholen van Middelbaar Onderwijs, weqcns periodieke aftreding van den heer Mr. C. B. Menalda. Van de 19 stemmen zijn uitgebracht op den heer Mr. C. B. Menalda 13 stemmen, J- A. Smits 3 ij Mr. A. D. H. Fockema Andrem 1 stem, terwijl 2 briefjes in blanco zijn ingeleverd. De heer Mr. C. B. Menalda is alzoo benoemd. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van pensioen aan II. O. Bottinga, eervol ont slagen werkman der gemeentewerken. Het voorstel luidt als volgt Bij ons is ingekomen een adres van H. O. Bottinga, alhier, die daarbij eervol ontslag vraagt als werkman der gemeentewerken, onder toekenning van pensioen. Blijkens de hierbij overgelegde verklaring van den geneesheer-directeur van het Stads-Ziekenhuis is adres sant lichamelijk niet meer geschikt zijne betrekking- verder naar behooren waar te nemen. Op grond daarvan is hem dan ook bij ons besluit van heden, in afschrift hiernevens gevoegd, eervol ontslag uit die betrekking verleend, met ingann van 1 Januari 1907. V olgens art. 1 der verordening (Gemeenteblad no. 32 vau 1893) komt adressant in aanmerking voor pensioen vanwege de gemeente, waarom wij onder- overlegging van een staat, waarin het pensioen is berekend, dat hem krachtens do artt. 35 der aan gehaalde verordening kan worden toegekend de eer hebben II voor te stellen te besluiten Aan H. O. Bottinga, met ingang van den datum waarop hem eervol ontslag uit zijne betrekking is verleend een jaarlijksch pensioen toe te kennen van 33. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra zegt dat hij over dit voorstel het woord vraagt, omdat hij een voorstel heeft te doen. Burgemeester en Wethouders stellen voor Bottinga pensioen te verleenen en nemen daarvoor aan, dat die werkman 20 dienstjaren bij de gemeente heeft en 2.— per week heeft verdiend. Wat aangaat de dienstjaren is het niet zeker of dit getal wel juist is, want zelf beweert hij dat hij de gemeente 25 jaar heeft gediend. Dit nu is in het geheel niet tegen gesproken. Het pensioen zou dus hooger kunnen zijn als door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld. Bovendien is door Burgemeester en Wethouders voor do berekening van het pensioen het laagste loon ge nomen a 2,per week, terwijl dat in den zomer J' 2,56 heeft bedragen. Spreker kan met het voor stel van den Directeur der Gemeentewerken, om Bottinga 45.pensioen te verleenen meegaan, te meer waar opgemerkt is, dat hij de gemeente trouw en eerlijk heeft gediend. Spreker meent, dat Burge meester en Wethouders in deze wat schriel zijn ge weest. Hij is echter overtuigd dat dit niet gebeurd is uit zuinigheidsoogpunt, want wat beteekent 12. voor de gemeente. Voor den armen werkman is het echter een heolc som, want ieder lid van den Raad zal moeten toegeven, dat het in een huisgezin, al is het een van tweo personen, niet ruim omkomt bij eene bedeeling van de Stads-Armenkamer van 1.30 per week en een weinig bijverdienste van de vrouw. Spreker wil daarom voorstellen in de plaats van 33.te lezen 45.en hij gelooft wel dat de Raad zich daarmee zal vereenigen. Het doet den heer Koopmans displezier, dat hij moet stemmen over een voorstel om pensioen te ver leenen aan Bottinga, hetzij dan dat het bedrag van 33.tot 45.wordt verhoogd. Spreker was van plan geweest een voorstel te doen tot het verleenen van eene gratificatie, maar overtuigd als hij is dat daar voor geen kans van slagen bestaat, heeft hij daarvan afgezien. Spreker heeft van terzijde gehoord, dat Bottinga, die de gemeente 20 jaren trouw heeft gediend, niet in het diaconiehuis kan komen, omdat hij te weinig- in de kerk komt. Spreker noemt dit een treurig feit, want hij had zich de kerk als een ander doel heb bende voorgesteld. De toestand voor Bottinga zou ten opzichte van deze stichting kunnen veranderen als hij in het genot van pensioen wordt gesteld. Spreker neemt de gelegenheid te baat den leden te wijzen op de propaganda voor het algemeeno staatspensioneeringsvraagstuk, dat al meer en meer voorstanders vindt. De treurigste toestand voor oen mensch is immers oud en arm. Spreker spoort daarom zijn medeleden aan om zooveel mogelijk het voorstel van den heer Zandstra te steunen. De heer Beerends wil eene inlichting vragen. Hem is ter ooro gekomen, dat deze Bottinga aangereden is door een wagen met een lossen dissel, op een plaats waar dezo wagen volgens de verordoring niet mocht komen. Deze wagen vervoerde steenen voor de ge meente. Door dit ongeval is do man geheel uit zijn doen geraakt. Spreker vraagtis dit feit aan Burge meester en Wethouders bekend De heer Beekhuis wil ook eene inlichting vragen. "V ermoedelijk zullen alle leden van den Raad wel ge negen zijn met de redeneering van den heer Zandstra mee te gaan, want wie zal aan Bottinga eene ver meerdering van inkomsten van 12 niet gunnen Spreker vraagt echter, is dat dan in overeenstem ming met de bestaande pensioenverordening Is de 45.dan werkelijk het pensioen of bestaat die som uit het pensioen en eene toelage daarboven De Voorzitter zegt de verschillende sprekers te kunnen beantwoorden door eenvoudig den heer Beek huis op diens vraag een antwoord te geven. Het voorstel, zooals het door Burgemeester en Wet houders is gedaan, is gebaseerd op de bestaande ver Verslag van de handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Januari 1907. 9 ordening, die do zaak duidelijk heeft geregeld. Bur gemeester en Wethouders zijn niet bevoegd een voor stel te doen, dat van die verordening afwijkt. De heer Zandstra heeft terecht gezegd, dat Burge meester en Wethouders het voorstel niet hebben gedaan uit schrielheid zij zijn overtuigd de verorde ning naar letter en geest te hebben toegepast. Burgemeester en Wethouders behoefden toch waar lijk geen bewijzen aan te brengen ten opzichte van den diensttijd, waar bij de stukken een staat van dienst is overgelegd, waaruit de duur van den dienst tijd duidelijk blijkt. Thans wil spieker een enkel woord in het midden brengen ten opzichte van de opmerking van den heer Zandstra, dat Burgemeester en Wethouders de bere kening hebben gebaseerd op het laagste loon. Dit is onjuist. Vroeger bedroeg dat loon J' 1.80, thans j 2.00. De berekening is bij de verordening geregeld en deze berekening is door Burgemeester en Wethouders gevolgd. Spreker weet wel, dat Bottinga 's zomers overuren maakte door inplaats van tot 7, tot 9 uur dienst te doen, maar deze overuren worden voor de berekening- van het pensioen niet in aanmerking genomen. Artt. 3 en 4 der verordening geven duidelijk aan wat onder inkomen moet worden verstaan. Er valt, als spreker het zoo mag uitdrukken, voor den Raad eigenlijk over het bedrag van het pensioen niet te praten. Burgemeester en Wethouders waren niet bevoegd met een ander voorstel te komen en de Raad kan, zoolang deze pensioenverordening bestaat, het pensioen op geen auder bedrag bepalen. De vraag van den heer Beerends kan spreker niet beantwoorden hij weet er niets van. Het doet echter niets ter zake want do gemeente was toch niet de bestuurder van den wagen dien de heer Beerends op het oog heeft. Toen het ongeval plaats gehad had, is Bottinga opgenomen in liet Stads-Ziekenhuis, waar spreker hem opgezocht heeft. De bijzonderheden van het ongeval zijn daarbij echter niet ter sprake gekomen. De heer Beerends doet opmerken, dat de bedoeling- van zijn vraag was, of hot den Voorzitter bekend is, dat het ongeval veroorzaakt is door een wagen met lossen dissel die in dienst der gemeente was, op een plaats waar deze niet mocht komen. Dit moet toch de opzichter weten die de steenon voor de gemeente in ontvangst nam. De Voorzitter antwoordt dat hem daarvan niets bekend is. Den heer Koopmans, die het treurig vindt over een dergelijk laag pensioen te moeten stemmen, doet spreker opmerken, dat het bedrag van het pen sioen verband houdt met het bedrag van het loon en met het aantal dienstjaren nu was de diensttijd kort en het loon laag, want er werden slechts onbeduidende diensten gepresteerd. Bottinga deed Vrijdags en Zon dags dienst als wachter in het Sophiapark en werd op ruim 50-jarigen leeftijd als zoodanig aangesteld. Zijne betrekking is sedert opgeheven en de politie met het toezicht belast. Dat het pensioen laag is, is dus niet de schuld van Burgemeester en Wethouders, noch van de verordening, zoodat er voor de uitdruk king „treurig", naar het spreker voorkomt, geen aan leiding bestaat. De heer Duparc zegt, dat Burgemeester en Wet houders moeilijk met een ander voorstel hadden kunnen komen, de verordening liet het niet anders toe. Er is echter een fransch spreekwoord, dat zegt: c'est la légalité qui tue. Dit is tot zekere hoogte hier van toepassing. Indien do Raad zich op het wettig stand punt plaatst, en dit moet geschieden, kan Bottinga niet meer pensioen krijgen dan door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld. Spreker gelooft echter niet de eenige in den Raad te zijn, wien het tegen de borst stuit, een man van 73 jaren met 20 jaren van trouwen en eerlijken dienst bij de gemeente en die om bijzondere redenen, die de Raad, volgens spreker, niet heeft te beoordeelen, niet in liet diaco niehuis kan worden geplaatst, met het luttel bedrag van 33.af te danken. Er is echter wel een mouw aan te passen n.l. om Bottinga, behalve,/ 33.pensioen, een jaarlijksche gratificatie van ƒ19.toe te kennen, dan heeft hij 1.per week. Spreker heeft de eer daartoe het voorstel te doen. Do heer Zandstra geeft te kennen, dat als de Raad met het idee van den heer Duparc meegaat, hij zijn voorstel zal intrekken. Hij meent echter in de ver ordening te hebben gelezen, dat alle inkomsten bij do berekening van het pensioen worden gerekend. Do Voorzitter deelt mede, dat de heer Zandstra zijn voorstel heeft ingetrokken en dat bij hem nog is ingekomen een voorstel van den heer Koopmans luidende: de Raad besluit aan H. O. Bottinga voor 1907 eene gratificatie toe te kennen van 19. De heer Duparc doet opmerken, dat zijn voorstel van de verste strekking is. Hij zou niet willen, dat do man om de gratificatie te behouden, telken jare bij den Raad moet aankloppen. Spreker zou hem die toelage voor zijn leven willen zien toegekend. De beraadslaging wordt gesloten. Do Voorzitter deelt mede dat bij hem is ingekomen een voorstel van den heer Duparc om aan H. O. Bottinga boven het hem toegekende pensioen jaarlijks eene gratificatie te verleenen van 19.Spreker zal eerst het voorstel van Burgemeester en Wethou ders in stemming brengen, daarna, als zijnde van de verste strekking, dat van den heer Duparc. Met algemeeno stemmen wordt besloten aan li. O. Bottinga, met ingang van den datum waarop hem eervol ontslag uit zijne betrekking is verleend, een jaarlijksch pensioen toe te kennen van 33.-. Hierna wordt het voorstel van den heer Duparc met algomeene stemmen aangenomen. Het voorstel van den hoer Koopmans is hierdoor vervallen. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot stichting van een gebouw aan clc Kanaalstraathoek Grachtswal ten behoeve van een aldaar te vestigen politie post en brugwachterswoning (bijlage no. 2). Do beraadslaging wordt geopend. Do heer Koopmans is een leek in het bouwvak en zal daarom over het technisch gedeelte niet veel zeggen. Hij wcnscht echter eenige vragen te stellen, die, naar hij hoopt, wel door Burgemeester en Wet houders of een der leden van den Raad zullen worden beantwoord. Het heeft spreker gefrappeerd, dat er in het rapport van den Directeur der Gemeentewerken de clausule voorkomt „dat de Friesche aannemers in den regel bang zijn voor de Leeuwarder gemeentewerken". Dit is eene eigenaardige uitdrukking. Spreker heeft zich afgevraagd, lioo komt dat Van ter zijde heeft hij ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 2