80 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 April 1907. De Voorzitter stelt voor over te gaan tot artikels- gewijze behandeling. De artt. 119 worden ongewijzigd goedgekeurd. De heer Lautenbach wil een enkel woord zeggen over art. 20 sub b. Het is een feit, dat van do moest- sociaal zwakke het meeste genomen wordt. Brengt de arme 300 maal een pand van 0.50, dan is dit evenals in de 4e categorie eene waarde van ƒ150.De eerste betaalt 12 de laatste 6 °/0. Het eerste pand kost wel wat meer administratie, dat weet spreker wel, maar hot doel der Bank is voorkoming van armoede en dit moet niet uit het oog worden verloren. Er is wel is waar een categorie personen die be- leenen om aan geld te komen voor minder goede doeleinden, maar er zijn ook andere en voor deze is de weg, dien zij moeten bewandelon, te kostbaar. Spreker hoeft zich afgevraagd of daar niets aan te veranderen is. De wet, zoo is spreker voor een paar jaar ingelicht, laat niet toe een gelijk percentage te heffen. Indien spreker een lager percentage voor- stolde, zou de Bank niet kunnen rendeeren en dit zou bovendien een sprong in het duister zijn. Spreker stolt daarom voor art. 20 sub b te lozen een rente bedragende per jaar voor panden: van 0.50 tot f 50.10 0 0 50.100.- 9 100.- 150.- 8 150.en daarboven 8 °/0 Hij is van oordoei, dat de klasse der mier-armen dan 2 °/0 verlicht is. Zij, die kostbare panden in brengen, betalen bij aanneming van het amendement iets meer en dan wordt aan hot doel der Bank meer dan nu beantwoord. Dit amendement wordt ondersteund. De Voorzitter zegt, dat waar de heer Lautenbach ten deelc voelt een stap in het duister te doen, hij van oordeel is, dat het is een stap in do verkeerde richting. Het staat toch lang niet vast dat do grootste panden worden ingebracht door de welvarendsten. Kleine noringdrijvonden en hunsgelijken immers verschaffen zich langs dezen weg een bedrijfscrediet en spreker noemt het onjuist, dit zwaarder te belasten, omdat hot een belasting zoude zijn op hun middel van bestaan. Wat do rente van 12 °/0 betreft, voor de kleine panden geheven, als do heer Lautenbach do rekening der Bank inzag, zou hij tot do conclusie komen, dat die 12 bijna hoofdzakelijk bestaat uit administratie kosten en voor een klein deel uit rente. Waar het nu een feit is, dat de Bank van Leening met verlies werkt, bestaat er volgons spreker geen reden het tarief te verlagen en zulks te minder, waar de commissie voor die instelling, die met zorg over haar waakt, van oordeel is, dat het noodzakelijk is den bestaandon toestand te handhaven. De heer Lautenbach antwoordt dat de mier-armen zich het hoofd niet breken over de vraag waaruit de 12 °/0 bestaat, zij zeggen eenvoudig, wij moeten 12°/0 betalen. Het zijn toch deze, dio kleine pandjes inbren gen. Door zijn voorstel komt spreker hen tegemoet. Do financieële uitkomst kan hij niet vaststellen, maar spreker vleit zich, dat, als van de groote panden wat meer betaald wordt, dit het mindere van de kleine zal dekken. De armsten hebben de meeste behoefte aan „voor koming van armoede", zij brengen panden van ge ringe waardo omdat zij niet anders hebben. De heer G. W. Koopmans is van oordcol, dat uit het voorstel van den heer Lautenbach geen schade voor de Bank zal voortspruiten. Bovendien zal de lagere rente van 10 °/0 nog meer animoeren om van de Bank gebruik te maken, zoodat dit een indirect voordeel oplevert. De heer J. Koopmans is niet bekend met de Bank van Leening, zoodat hij schroomt er over te spreken. Dat hij het doet is dan ook meer om inlichtingen te vragen dan wel om zijn licht te laten schijnen. Spreker neemt aan dat de voorgestelde rentecijfers op de ervaring gebaseerd zijn. Waar nu de heer Lautenbach geen berekening heeft gemaakt ten opzichte van de financieële uitkomsten van zijn voorstel, gaat het zeer bezwaarlijk om vóór dat voorstel te stemmen. De Voorzitter antwoordt dat de veronderstelling van den heer J. Koopmans de juiste is. De ervaring heeft de cijfers gecréeerd en het is niet raadzaam deze te wijzigen, zonder do uitkomst daarvan te kennen. De beraadslaging wordt gesloten. Do Voorzitter zal art. 20, zooals het door Burge meester en Wethouders wordt voorgesteld, als zijnde van de verste strekking, het eerst in stemming brengen. Het wordt aangenomen met 12 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Komter, Beekhuis, J. Koopmans, van Ketwich Verschuur, van Messel, Wil- helinij, Oosterhoff, Burger, Duparc, Beucker Andreae, Menalda en Feitz. Togen de heerenLautenbach, Zandstra, Gr. W. Koopmans en Feddema. Het amendement-Lautenbach is hierdoor vervallen. De artt. 2133 van het reglement en daarna dit in zijn geheel worden hierna met algemeene stemmen aangenomen. Do Voorzitter stelt voor de openbare vergadering te schorsen ter behandeling van 4. het primitief kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst 1907. Dienovereenkomstig wordt besloten. Na heropening der deuren wordt het kohier vast stek! met een totaal der verhoudingscijfers ad 7,394.326 on een totaal der aanslagen van f 269,894.83V.,. De Voorzitter deelt mede, dat door den heer van Ketwich Verschuur verlof is gevraagd het woord te mogen voeren over een punt, vreemd aan de orde van den dag. Het gevraagde verlof wordt verleend. De heer van Ketwich Verschuur herinnert er in de eerste plaats aan, dat op 12 Maart 1.1. bij den Raad is ingekomen een verzoek van ouders van kinderen te Schenkenschans om gemeenteschool no. 5 te mogen blijven bezoeken en welk adres toen is gevoegd bij do stukken deze zaak rakendedaarmede werden bedoeld de stukkon betrekkelijk de onderhandelingen met de gemeente Menaldumadeel hangende, om, naar aanleiding van artikel 15 der Wet Lager Onderwijs, een regeling te treffen, waarbij de voorwaarden zouden worden bepaald waarop kinderen uit die gemeente alhier ter school zouden kunnen gaan. Jaarlijks levert Schenkenschans aan gemeenteschool no. 5( bij de Oldehove), waar 't schoolgeld f 3.50 is en Menal dumadeel sedert eenigen tijd 10.— extra per kind betaalt, enkele leerlingen, in 't geheel zijn er thans tien leerlingen in de verschillende lokalenreeds zoolang Schenkenschans bestaat, hebben die kinderen deze school bezocht, omdat de school te Deinum, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 April 1907. 81 waartoe zij eigenlijk behooren, op een uur afstand van Schenkenschans is gelegen en de weg daarheen langs slooten loopt en dus voor kleine kinderen, vooral des winters, te lang en te gevaarlijk is. Nu ontving de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs alhier dezer dagen een schrijven van Bur gemeester en Wethouders, berichtende dat, zonder overeenkomst als bovenbedoeld, geen kinderen uit buitengemeenten weer op onze openbare scholen zou den kunnen worden toegelatende meeste scholen zijn dan ook door onze Leeuwarder kinderen overvuld. Maar voor school no. 5 zijn nog twee lokalen in de oude Burgerdagschool disponibel en nu wenscht spreker aan Burgemeester en Wethouders te vragen hoe staat het met de gemeenschappelijke regeling met Menaldumadeel, waartoe, naar spreker vernam, reeds een ontwerp van dat gemeentebestuur alhier is inge komen krijgt school 5 die twee lokalen er bij en zijn Burgemeester en Wethouders van plan den ouden toestand der Schenkensc-hanser kinderen te helpen bestendigen, door ze op school 5 op te nemen, zoo lang dit met het oog op onze eigen kinderen mogelijk is? Bij de inschrijving van leerlingen voor den cursus, met 1 Mei aanvangende, is gebleken dat daartegen thans geen bezwaar zoude bestaan. De Voorzitter antwoordt, dat, daar de wethouder van onderwijs niet aanwezig is, spreker voor zoover zijn geheugen hom daartoo in staat stelt, den heer van Ketwicli Verschuur zal trachten in te lichten. De beslissing is aanvankelijk aangehouden tot na de aan gifte van nieuwe leerlingen. Nu deze is geschied blijkt de toevoer zoo groot, dat er voor school no. 5 twee lokalen meer noodig zijn. Zoodra zokerheid hioromtrent was verkregen, hebben Burgemeester en Wethouders er onmiddellijk werk van gemaakt en zijn twee lokalen gevonden in de vroegere burgerdag school. De mogelijkheid bestaat nu dat er wel plaats is voor de leerlingen van Schenkenschans, maar men kan niet alles vol zetten, want ook in den loop van het jaar kunnen er leerlingen uit onze gemeente komen, die plaatsing vragen en daar moet rekening mee worden gehouden. Spreker zegt den heer van Ketwich Verschuur toe, dat Burgemeester en Wethouders in de gewensc-hte richting werkzaam zullen blijven. De heer van Ketwich Verschuur dankt den Voor zitter voor diens hem bemoedigend antwoord; hij voelt de goede richting waarin Burgemeester en Wet houders in deze werkzaam willen zijn. Spreker heeft echter gemeend de aandacht reeds nu op deze zaak te moeten vestigen, omdat de 1ste Mei spoedig daar isanders had hij zijn vraag uitgesteld tot de wet houder van onderwijs in de zitting aanwezig ware geweest. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de Voorzitter de vergadering. VERBETERING. In het verslag van het door den heer Beerends in de raadsvergadering van 9 April 1907 gesprokene staat op pag. 75, 4e en 5e regel van beneden „en waar dat gelijk staat met 1/2 boven de rente, die betaald moet worden voor debetzijde van debet- houders hiervoor moet worden gelezen „en waar dat gelijk staat met l/2 beneden de „rente die betaald moet worden voor debetzijde van Trekening-courant-houders"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 3