90 Verslag van de kandelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Mei 1907. goedkeuring der gevraagde wijziging, wordt met alge- meene stemmen aangenomen. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot ontbinding van de huurovereenkomst met de wed. L. F. A ntonides omtrent een bleekveld in het Bagijneklooster Dit voorstel luidt als volgt: Door de wed. L. F. Antonides is verzocht ontheven te worden van de huur van het bleekveld in het Bagijneklooster, kadastraal bekend gemeente Leeuwar den in sectie C no. 1679, waaromtrent door nu wijlen haar echtgenoot met de gemeente bij acte d.d. 30 Juni 1905 eene overeenkomst is aangegaan voor het tijdvak, eindigende 12 Mei 1908. Tegen het verleenen der gevraagde ontheffing, die dc weduwe Antonides tevens ontslaat van de verplich ting tot onderhoud der omheining, welke het bleekveld omringt, bestaat bij ons geen bezwaar, doch met den Directeur der Gemeentewerken, van wiens advies wij een uittreksel hierbij overleggen, zijn wij van oordeel dat daartegenover van haar een kleine bijdrage in de onderhoudskosten dier afscheiding mag worden ge vorderd. De geringe financieele draagkracht van de weduwe in aanmerking genomen, zouden wij in over eenstemming met het advies van den Directeur dor Gemeentewerken, deze bijdrage wenschen bepaald te zien op 3.50. Wij hebben mitsdien de eer U voor te stellen te besluiten de weduwe L. F. Antonides, met ingang van 12 Mei 1907 te ontslaan van de huur van het perceeltje grond in het Bagijneklooster, kadastraal bekend als bleek, sectie C no. 1679, groot 37 centiare, aangegaan met nu wijlen L. F. Antonides, blijkens akte d.d. 30 Juni 1905, mits door haar voor eerstgenoemden datum ten kantore van den gemeente-ontvanger voor de ont heffing der verplichting tot onderhoud der omheining worde voldaan een bedrag van 3.50. De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilhelmij kan zich mot liet voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen voor zoover het betreft het eerste gedeelte, n.l. do ontbinding der huurovereenkomst. Wat echter het tweede deel be treft, het betalen van 3.50 voor onderhoud der erfafscheiding, daarmee gaat spreker niet accoord. De weduwe Antonides woont n.l. in de Kalksteeg en heeft in het geheel geen toezicht op de bleek, zoodat zij bijna wekelijks onderhoud heeft gehad aan het gaas, dat door de jongens vernield wordt. Spreker stelt daarom voor geheele vrijstelling van betaling te ver leenen. De Voorzitter meent er op te moeten wijzen, dat de verplichting tot het onderhouden van de erfaf scheiding een deel uitmaakt van de huurovereenkomst. Die verplichting is niet nagekomen en nu is het zeker tegenover de weduwe van den nalatigen huurder zeer welwillend om daarin te berusten, maar goed is dat toch niet. Immers, ware de huurder niet in gebreke gebleven, dan trad de gemeente, zoo het verzoek tot huurontbinding wordt ingewilligd, thans in het bezit van het bleekje met eene in goeden staat verkeerende afscheiding, welke laatste een waarde van circa f 3.50 vertegenwoordigt. Dit bedrag wordt gemist alleen door nalatigheid van een huurder en hierin zou spreker niet willen berusten. Het feit dat die huurder niet bij het bleekje woont, is op deze zaak van geen in vloed, daar hierdoor toch immers zijne verplichtingen, voortspruitende uit de huurovereenkomst, niet werden beheerscht. De heer Wilhelmij geeft toe, dat overeengekomen is, dat de weduwe Antonides de afscheiding moet onderhouden. Zij heeft daarmee echter eene ver plichting op zich genomen, die zij nietjkan nakomen. Daarom vindt hij het wel wat erg dat zij nu 3.50 moet betalen. De heer Feddema zou naar aanleiding van deze zaak een enkel woord willen zeggen. Ofschoon hij voor de redeneering van den heer Wilhelmij veel gevoelt, moet hij daartegenover toch onmiddellijk erkennen, dat Burgemeester en Wethouders niet wel anders konden, dan eene schadevergoeding vragen. Wanneer een huurder, in casu de weduwe Antonides, zijne ver plichtingen niet nakomt, dient schadevergoeding te worden gevraagd. Het beginsel zelf hoog te houden zat bij Burgemeester en Wethouders blijkbaar voor. Spreker wil, hieraan vast houdende, een bemidde lingsvoorstel doen. De gemeente wordt van f 3.50 meer of minder niet rijk of arm, maar voor deze vrouw, die spreker sinds jaren als eeno arbeidzame vrouw kent en die met moeite door het schoonhouden van schoollocalen in haar onderhoud voorziet, is 3.50 een belangrijk bedrag. Daarom stelt hij als tusschen- voorstel voor, do vergoeding te bepalen op 0 25 en overigens het voorstel van Burgemeester en Wet houders te handhaven. De heer Zandstra ondersteunt het voorstel van den heer Wilhelmij. De heer van Ketwich Verschuur meent in de stukken te hebben gelezen, dat Burgemeester en Wethouders niet van plan zijn de bleek weer te verhuren. Spreker vraagt of dit juist is. Indien dit toch zoo is, dan zal er ook geen afscheiding weer worden geplaatst en daarin vindt spreker een reden om mee te gaan met het voorstel van den heer Wilhelmy. De Voorzitter antwoordt dat de heer van Ketwich Verschuur goed gelezen heeft. De Directeur van Gemeentewerken acht het niet gowenscht de bleek weer te verhuren. Burgemeester en Wethouders heb ben hieromtrent nog niets besloten, doch het is niet onwaarschijnlijk dat zij het advies van don Directeur zullen volgen. Wanneer echter de huurder zijne verplichting tot onderhoud was nagekomen dan kwam de gemeente, als de Raad de huurovereenkomst ontbond, in het bezit van eene behoorlijk onderhouden omheining, die misschien elders gebruikt kon worden. De waarde daarvan is geschat op 3.50 en vandaar het voorstel. De heer van Ketwich Verschuur repliceert dat dooi den Voorzitter wordt gezegdals het gaas er nog was, zou dit een waarde van 3.50 vertegenwoordigen. Maar na de ondervinding, opgedaan met de jeugd, zou het toch wel niet weer worden gebruikt. De Voorzitter herhaalt dat, zoo de huurder zijno verplichting ware nagekomen, de gemeente, bij ont binding der huurovereenkomst, het bleekje terug zou krijgen met eene wel onderhouden omheining, een waarde vertegenwoordigende van 3.50. Spreker zal eerst het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming brengen, voor zoover betreft het ontbinden der huurovereenkomst, met ingang van 12 Mei j.l. Met algemeene stemmen wordt besloten de wed. L. F. Antonides met ingang van 12 Mei 1907 te ontslaan van de huur van het perceeltje grond in het Bagijneklooster, kadastraal bekend als bleek, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Mei 1907. 91 sectie C no. 1697, groot ongeveer 37 centiare, aan gegaan met nu wijlen L. F. Antonides blijkens akte d.d. 30 Juni 1905. Het voorstel van den heer Wilhelmij, om geheele vrijstelling van betaling te verleenen, wordt hierna verworpen met 11 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren Lautenbach, Wilhelmij, Haverschmidt, van Ketwich Verschuur, J. Koopmans, Zandstra, Tromp, Feitz en Menalda. Tegen de heerenBeucker Andreae, Schoonder- mark, Komter, Beekhuis, G. W. Koopmans, Tigler Wijbrandi, Feddema, Oosterhoff, van Messel, Burger en Baart de la Faille. Het voorstel van den heer Feddema, om de wed. Antonides voor de ontheffing dor verplichting tot het onderhoud der omheining 0.25 te laten betalen, wordt aangenomen met 15 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Lautenbach, Wilhelmij, Haverschmidt, Beekhuis, G. W. Koopmans, Tigler Wijbrandi, van Ketwich Verschuur, Feddema, Ooster hoff, J. Koopmans, Zandstra, Tromp, Feitz, Menalda en Baart de la Faille. Tegen de heeren: Beucker Andreae, Schoonder- mark, Komter, van Messel en Burger. De datum, waarop deze f 0.25 moet zijn betaald, wordt bepaald op 15 Juni 1907. 5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van J. J. Swildens om uitzicht te mogen hebben op gemeentelijk terrein bij de Wijbrand de Geeststraat. Dit prae-advies luidt als volgt: Evenals voor korten tijd J. Bottema Jr., vraagt thans J. J. Swildens, ten behoeve van een woonhuis, dat door hem op een gedeelte van het voormalig bouwblok XXIII der noordelijk van het Nieuwe Kanaal gelegen bouwgronden gesticht zal worden binnen 2 Meter van de sloot met aanliggende 1 Meter breede strook grond, die zich tusschen dat bouwblok en blok XXIV (terrein van Asperen) bevindt, het recht om ramen die op het gemeenteterrein rechtstreeksche uit zichten geven, in den westelijken zijmuur te mogen hebben. Evenals bij eerstgenoemden adressant kan tegen de inwilliging van het verzoek op de gewone voorwaarden geen bezwaar bestaan. De heer Swildens vraagt evenwel bovendien uitgang- op den naast de sloot gelegen grond, die op zijne beurt uitkomt in de Wijbrand de Geeststraat. Het wil ons voorkomen dat het minder geraden is ook dat gedeelte van het verzoek reeds thans toe te staan. Bij ons college is toch een adres aanhangig juist van den heer Swildens en andere belanghebbende eigenaren in die omgeving betreffende de demping van evengemelde sloot. Eene gewenschte afdoening van die aangelegenheid zou zeker niet worden bevorderd, indien inmiddels daarlangs reeds uitpad naar de openbare straat werd verleend, terwijl voor vervuiling bovendien ernstig kans zou bestaan. V' ij meenen dan ook, onder overlegging van het adres en van de ingewonnen rapporten van den Ge meentelijkon Inspecteur voor het Woningtoezicht en den Directeur der Gemeentewerken, U in overweging te moeten geven op het eerste gedeelte van het ver zoek gunstig te beschikken en de beslissing op het tweede gedeelte tot nader aan te houden en mitsdien te besluiten I. aan J. J. Swildens alhier tot wederopzeggens toe vergunning te verleenen tot het hebben van licht ramen, rechtstreeks uitzicht gevende op de strook gemeentegrond, uitmakende een (niet tot den open baren weg behoorend) gedeelte van het perceel, kadastraal bekend in sectie G no. 7409, in den weste lijken gevel van het gebouw, te stichten op het weste lijk gedeelte van het voormalig bouwblok XXIII der terreinen ten noorden van het Nieuwe Kanaal, onder voorwaarde dat jaarlijks vóór of op 1 Juli, voor het eerst vóór of op 1 Juli 1907, ten kantore van den Gemeenteontvanger voor elk raam worde betaald eene recognitie van f 0.25; II. het mede door adressant gedaan verzoek om uit het meergenoemde gebouw uitgang te mogen hebben op evenbedoelde strook gemeentegrond, in verband met het bij Burgemeester en Wethouders aanhangige adres betreffende slootdemping aldaar, tot nader aan te houden. De beraadslaging wordt geopend. De heer Baart de la Faille heeft gisteren het terrein in oogenschouw genomen en gezien, dat het begrensd wordt door een walgelijke sloot, die daar jaren heeft bestaan. Het is een zijtak van de Soldatengracht en loopt ook langs de Oosterbuurt. Spreker heeft ver nomen, dat de heer Swildens gaarne de sloot gedempt wil hebben en tevens, dat het eene deel aan de ge meente behoort en het andere massaal aan de ge meente met de eigenaren van de Oosterbuurt. Deze laatsten nu zijn genegen de sloot te dempen. Spreker vraagt of hij omtrent een en ander juist is ingelicht. Indien dit het geval is vraagt spreker, ligt het dan niet op den weg der gemeente de sloot te dempen en den heer Swildens ook uitweg te verleenen De Voorzitter kan den heer Baart de la Faille te dezer zake niet veel mededeelen. Zooals uit het prae- advies blijkt, is in behandeling een plan om tot demping der bedoelde sloot te geraken, welk plan Burgemeester en Wethouders in beginsel natuurlijk toejuichen. Kan in deze aangelegenheid overeenstem ming met de direct belanghebbenden worden ver kregen, dan zal de demping slechts quaestie van tijd zijn en kan dezerzijds reeds worden medegedeeld, dat de door demping te verkrijgen grond zal worden ver hard zoo men dien aan do gemeente wil afstaan. In dat geval zal nader een verzoek tot het hebben van uitgangen op dien grond kunnen worden overwogen. De heer Baart de la Faille dankt den voorzitter voor de hem gegeven inlichtingen. Spreker is echter van oordeel, dat nu demping enz. in uitzicht is ge steld er geen enkel bezwaar bestaat den heer Swildens reeds nu het recht van uitgang toe te zeggen. Hij kan dan daarnaar het huis laten inrichten. Waar het toch in de bedoeling der gemeente ligt dergelijke slooten op te ruimen, is dit hier wel in de allereerste plaats gewenscht. De heer Beekhuis is van oordeel, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders berust op het volgen van een verstandige politiek. Wanneer den heer Swildens nu reeds het recht van uitweg werd verleend, zou de demping wel eenigszins in gevaar worden ge bracht, want als reeds nu wordt verkregen wat adres sant door demping hoopt te verkrijgen, wordt een prikkel tot demping weggenomen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt mot algemeene stemmen aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 2