124 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juli 1907. V. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief geplaatste punten. 1Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan den heer dr. J. van der F een op zijn ver zoele eervol ontslag te verleenen als leeraar aan het Gymnasium. Met algemeene stemmen wordt besloten aan den heer dr. J. van der Feen, overeenkomstig zijn verzoek, met ingang van 1 September 1907, eervol ontslag te verleenen als leeraar in de wis kunde aan het gymnasium alhier. 2. Benoeming van een leeraar in de wiskunde aan het Gymnasium voor den tijd van één jaar. De heer Baart de ia Faille vraagt of de heeren, die op de voordracht zijn geplaatst, geneeskundig zijn onderzocht. Bij de stukken heeft hij geen geneeskun dige verklaring gevonden. De Voorzitter antwoordt, dat de benoeming tijdelijk is en dat eerst bij eene definitieve benoeming een geneeskundig onderzoek plaats heeft. De voordracht bestaat uit de heeren 1. A. J. Th. de Van. 2. H. B. Bone. 3. J. Wolff. Op den heer A. J. Th. do Van worden 12 stemmen uitgebracht, op den heer H. B. Bone 1, terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer A. J. Th. de Van is alzoo benoemd. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake de uitgifte der bouwblokken Xlld en A'Fd der terreinen ten zuiden van het Nieuwe Kanaal. Dit voorstel luidt als volgt: Blijkens bijgaande resolutie, hebben Gedep. Staten verdaagd de beslissing omtrent Uw besluit van 25 Juni 1907 tot uitgifte van de overblijvende ter reinen aan do zuidzijde van het eerste Kanaalpand. Zooals U bekend is, zijn in dit besluit opgenomen enkele bloksgedeelten, die krachtens goedgekeurd raadsbesluit vroeger reeds aan de markt zijn gebracht. Vermits nu bij Uw aangehaald besluit van 25 Juni j.l. de prijzen, voor zooveel de bloksgedeelten Xlltf en XVd betreft, met ƒ1 per M- zijn verhoogd, komt het ons gcwenscht voor in afwachting van de beslis sing van Ged. Staten die terreinen thans niet meer verkrijgbaar te stellen tegen de oorspronkelijk vast gestelde maar tegen de nader door u bepaalde minimumprijzen. Wij hebben daarom de eer u voor te stellen Burgemeester en Wethouders te machtigen om met ingang van 28 Juli 1907 de bouwterreinen, gelegen aan de zuidzijde van het Nieuwe Kanaal slechts pro visioneel toe te wijzen tegen den prijs van tenminste 5 voor zooveel bloksgedeelte XIDi en van tenminste 6 per M- voor zooveel bloksgedeelte XVd betreft. De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Bur ger en spreker een amendement op dit voorstel is ingediend, dat de heer Burger wel zal willen toelichten. De heer Burger zal, ten einde het amendement te kunnen toelichten, eenigzins uitvoerig moeten zijn en terug moeten komen op de motieven van het voor stel. De minimum-prijs van den grond voor bloks gedeelten Xlld en XVd is bij de onlangs door den Raad vastgestelde nieuwe bepalingen van uitgifte met 1.per M2 verhoogd. Die is voor het eene blok van 4.op 5.voor het andere van 5.op 6.gebracht. Gedeputeerde Staten hebben dit raadsbesluit nog niet goedgekeurd, integendeel de beslissing verdaagd en nu kwam het Burgemeester en Wethouders voor, dat het niet wenschelijk was om, hangende de ver daging, grond uit te geven tegen een lageren prijs dan de in het nieuwe besluit genoemde minima. Zoo als in den aanvang der vergadering is medegedeeld, is juist onlangs nog een stuk van blok Xlld voor den ouden minimumprijs in koop toegewezen. Het voorstel nu strekt om Burgemeester en Wethouders te machtigen de uitgifte der gronden niet dan tegen den nieuwen minimumprijs te doen geschieden. Nu is, nadat dit voorstel was opgemaakt, gebleken, dat het in tweeërlei opzicht aanleiding geeft tot moeie- lijkheid. Zaterdag j.l. werden twee aanvragen om ter rein van blok Xlld tegen den minimumprijs in de bus gevonden. Hierop moet binnenkort worden beslist en Burgemeester en Wethouders kunnen de toewijzing niet weigeren dan in bepaalde, in de bepalingen bo- troffeude de uitgifte vermelde, gevallen. Wanneer nu echter de Raad aan Burgemeester en Wethouders machtiging geeft om van heden af niet meer voor de oude minimumprijzen uit te geven, dan rijst de vraag, hoe met deze aanvragers moet worden gehandeld. Hebben zij door de vóór heden gedane aanvraag een verkregen recht op toewijzing voor de door hen ge boden minimumprijzen of hebben zij dat recht niet en is het dan te verdedigen, de toewijzing te weigeren Wat het recht betreft, daaromtrent bestaat verschil van opinie. Spreker is van oordeel, dat Burgemees ter en Wethouders met machtiging van den Raadde toewijzing zouden mogen weigeren. Maar zou dit billijk zijn De eerste aanvrager heeft volgens de bepalingen het eerste recht. Bij weigering der toe wijzing kan dezelfde persoon opnieuw en tegen lioo- geren prijs aanvragen, maar dan kunnen tegelijk ook anderen inschrijven en zou er concurrentie ontstaan tot schade van hot eorste recht van den eersten aan vrager. Billijk vindt spreker weigeren niet. Wannee" echter het college van Burgemeester en Wethouders gewapend is met eene machtiging van den Raad tot weigering, dan is het voor dat college moeilijk, des ondanks de toewijzing te doen. De tweede moeielijkheid is deze. Zaterdag a.s. wordt weer de bus geopend en dan bestaat de mogelijkheid, dat er weer aanvragen zijn. Spreker kan meedeelen dat er nog geen aanvragen zijn ingekomen. Deze toch moeten geschieden op een vastgesteld formulier en tot nu toe is er geen enkel van de secretarie gehaald. Deze aanvragen moeten worden beschouwd als te zijn ingekomen van Zaterdag tot Zaterdag. Hoe moeten deze worden behandeld Voorstellers van het amendement zijn van meening, dat er geen bezwaar is deze aanvragen, als zij voor den minimumprijs zijn gedaan, te weigeren. Doch ook op dit punt dient de bedoeling duidelijk vast te staan. Tot zoodanige verduidelijking strekt het amende ment. Daarin wordt in afwijking van het voorstel, dat de machtiging tot niet toewijzing van heden af deed loopen, die machtiging verleend voor de aan vragen, die na heden in de bus zullen worden ge vonden. Door aanneming van dit amendement zal dus de Raad uitdrukkelijk uitspreken, dat op de aan vragen, die 1.1. Zaterdag zijn ingekomen, nog tegen den ouden minimumprijs zal kunnen worden toege wezen, doch dat dit niet meer zal geldon voor die, welke Zaterdag of later uit de bus komen. Mede namens den heer Komter heeft spreker de eor, als amendement voor te stellen „Burgemeester en Wethouders te machtigen om do Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juli 1907. 125 „bouwterreinen, gelegen aan de zuidzijde van het Nieuwe „Kanaal, voor zoover de aanvragen tot uitgifte daarvan na 23 Juli 1907 in de bij art. 5 der bepalingen omtrent „de uitgifte bedoelde bus zullen worden gevonden, slechts „provisioneel toe te wijzen tegen den prijs van ten „minste 5 voor zooveel bloksgedeelte Xlld en van „ten minste 6 voor zooveel bloksgedeelte XVd „betreft." De heer Feddema begrijpt de strekking niet van hetgeen door den heer Burger met dit amendement wordt bedoeld. Deze zegt toch in zijne toelichting dat het te verdedigen is om aanvragen, die 1.1. Zater dag zijn ingekomen voor 4.per M2 te weigeren. Hij, de heer Burger, vindt het echter niet billijk. Spreker is van oordeel, dat het rechtens óók niet aan gaat. De gemeente toch heeft terrein aangeboden voor ƒ4.per M2. Zoolang het nieuwe raadsbesluit nu nog niet door Gedeputeerde Staten goedgekeurd en in staat van wijzen is, blijft de vraag dus 4.Komt er nu iemand, die zegt ik accepteer dat, dan kunnen Bur gemeester en Wethouders dat niet weigeren, zelfs al neemt de Raad een voorstel aan als het nu in behan deling zijnde. Het amendement komt spreker dan ook overbodig voor. De heer G. W. Koop mans veronderstelt, dat toon de Raad besloten heeft de uitgifte tegen hoogere prijzen te doen plaats hebben, liet vorige besluit is ingetrokken. Is dit niet het geval, dan zouden er nu twee besluiten loopende zijn. Spreker zou gaarne worden ingelicht of het vorige besluit is ingetrokken of niet. De heer van Messel sluit zich bij den heer Feddema aan. Spreker is ook van oordeel, dat wanneer een aanvrager den prijs heeft geboden die bij verordening vastgesteld is, hem het terrein niet mag worden ge weigerd. Wel is de gunning aan Burgemeester en Wethouders overgelaten, echter met dien verstande, dat als er meer inschrijvers zijn voor eenzelfde perceel, deze door verhooging van hun bod in de gelegenheid worden gesteld eigenaar van den begeerden grond te worden. Deze kan ook bij loting worden toegewezen. Hoewel spreker eerbied heeft voor de rechtskennis van den heer Burger, meent hij dat, waar het voorstel van Burgemeester en Wethouders eerst heden in be handeling is gekomen, de grond den aanvragers van Zaterdag j.l. niet mag worden geweigerd. De heer Beerends doet opmerken, dat de voorge stelde wijziging slechts van tijdelijken aard is, n.l. zoolang het besluit niet door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd. Hij vraagt of die tijdelijke wijziging in werking kan treden zonder de goedkeuring van Gede puteerde Staten. Het betreft toch gedeeltelijke uit voering van een raadsbesluit waarop de goedkeuring van Gedeputeerde Staten nog niet is verkregen en waarvan de beslissing door Gedeputeerde Staten is verdaagd. De kwestie is den heer J. Koopmans niet recht duidelijk. Kan men het standpunt innemen, dat Bur gemeester en Wethouders in het algemeen een vaste aanbieding maken en een ieder het recht heeft den grond tegen den vastgestelden prijs te nemen, of zijn Burgemeester en Wethouders te allen tijde vrij, al of niet te gunnen? In het eerste geval moet hij zich bij het gesprokene van den heer Feddema aansluiten. De heer Burger zal de sprekers beantwoorden en daartoe beginnen met den heer G. W. Koopmans, daar diens vraag geheel op zich zelf staat. Deze vraagt toch of het raadsbesluit van 1905 niet is in getrokken en of er dan nu geen twee besluiten loo pende zijn. Spreker antwoordt daarop, dat het laatste raadsbesluit nog niet is goedgekeurd door Gedepu teerde Staten, zoodat het niet van kracht is en der halve dat van 1905 nog geldig is. De heeren Feddema en van Messel meenen, dat de inschrijvers, die voor de thans geldende prijzen hebben ingschreven, recht op toewijzing hebben. Spreker heeft reeds medegedeeld, dat bij de behandeling van dit punt ook in het college van Burgemeester en Wethouders verschil van opinie bestond. Nu schijnt het niet noodig, over dit punt te debat- teeren, daar immers juist bij het amendement het recht der bedoelde inschrijvers duidelijker wordt erkend dan in het ongeamendeerde voorstel. Juist door aan neming van het amendement wordt bereikt wat de beide beeren willen. Den heer J. Koopmans antwoordt spreker op diens vraag of Burgemeestr en Wethouders mogen weigeren, dat dit volgens de bepalingen niet mag dan om be paald genoemde redenen. Verleent echter de Raad machtiging om af te wijken dan zijn Burgemeester en Wethouders gedekt. Willen de heeren Feddema en van Messel de con sequenties van hun leer aanvaarden, dan dient de vraag onder de oogen gezien, wat er moet gebeuren met de aanvragen die a.s. Zaterdag uit de bus komen. Moeten ook deze worden toegewezen op den ouden voet Als de Raad dit beslist is het Burgemeester en Wethouders wel, doch dan is het voor dit college gewenscht, dat de Raad zich daaromtrent duidelijk uitspreekt, hetgeen door een eenvoudig sub-amende ment zou kunnen geschieden. Het doet den heer van Messel genoegen te verne men dat de heer Burger het recht der aanvragers erkent, zoodat hierover tusschen hem en spreker ho mogeniteit bestaat. Waar deze echter zegt dat, als de heer Feddema en spreker de consequenties van hun leer aanvaarden, zij de vraag onder de oogen moeten zien wat er gebeuren moet met aanvragen die a. s. Zaterdag inkomen, dan doet spreker opmerken dat de heer Burger blijkbaar vergeten heeft wat door hem bij de toelichting is gezegd n.l. dat er nog geen formulieren zijn gevraagd, noch billetten in de bus zijn gevonden, dus ook geen inschrijvingen zijn inge komen. Daarmee is dus ook uitgesloten het aanvaar den der consequentie. Indien echter de heeren Burger en Komter van oordeel zijn, dat hun amendement meer zekerhoid geeft, dan zal spreker zich daartegen niet verzetten, want het is slechts een kwestie van vorm. De hoer Feddema is er in het algemeen zeer tegen om eene zaak, die reeds goed omschreven is, te ver duidelijken door nog meer omschrijven. Wanneer men toch zooveel woorden gebruikt, weet men ten slotte niet waaraan men zich heeft te houden. Waar nu de heer Burger zelf zegt dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders de macht geeft tegen het recht in te handelen, meent spreker te mogen aannemen dat het Dagelijksch Bestuur overtuigd is, dat het vaststaat. Maar tegen wat recht is te willen optreden, ligt niet in de bedoeling van het college van Burgemeester en Wethouders. Is dit zoo dan is een nadere omschrijving niet noodig. Als spreker toch een wit stuk papier hoeft, behoeft hij niet to zeggen dat het niet rood, groen of anders is. Spreker is van oordeel, dat het duidelijk is dat elk bod, dat tot nu toe gedaan is, aangenomen moet worden voor don prijs van 4.en dat elke aanvraag, die nog zal gedaan worden, gebonden is aan het besluit, dat nu staat genomen te worden. De heer G. W. Koopmans heeft gehoord, dat nog vigeerende zijn de bepalingen van 1905.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 2