132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Augustus 1907. De Voorzitter stelt voor de conclusie omtrent de geloofsbrieven in behandeling te nemen na de af handeling van punt 9 der agenda. Dienovereenkomstig wordt besloten. Namens de reclame-commissie deelt de heer Wi I- helmij mede, dat deze commissie gereed is met het rapport omtrent een 100-tal reclames. Spreker stelt voor dit rapport als gelezen te beschouwen en het in eene volgende vergadering in behandeling te nemen. De Voorzitter stelt voor te besluiten overeenkom stig de conclusie der commissie. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Van Messel deelt mede, dat de commissie, belast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoording der Kamer van Koophandel en Fa brieken, de rekening in orde bevonden heeft. De commissie stelt voor de rekening voor kennisgeving aan te nemen en de Kamer van Koophandel en Fa brieken uit te noodigon, te willen overgaan tot het ontwerpen van een reglement van orde. De Voorzitter stelt voor deze conclusie in do vol gende vergadering in behandeling te nemen en dankt de commissie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Baart de la Faille deelt mede dat de commissie, belast met het onderzoek naar de ver plaatsing van het aschland, met haar werk gereed is. In een kort verslag zijn de resultaten van den arbeid der commissie samengevat, hetwelk spreker ver zoekt te mogen voorlezen. Dit verzoek wordt toegestaan, waarna de heer Baart de la Faille het rapport voorleest. De Voorzitter stelt voor het rapport te zijner tijd in behandeling to nemen en dankt do commissie voor den tot hiertoe door haar verrichten arbeid. De heer Baart de la Failie zou wel een paar vragen willen stellen, n.l. ten eerste of het ook gewenscht is deze zaak in de secties te onderzoeken en ten tweede of Burgemeester en Wethouders ook genegen zouden zijn prae-advies uit te brengen. De Voorzitter antwoordt dat bet geen gebruik is, dat door Burgemeester en Wethouders prae-advios wordt uitgebracht over een voorstel, door eene spe ciale Raadscommissie in opdracht van den Raad gedaan. Door immers die opdracht aan eene com missie uit zijn midden te geven, heeft de Raad bedoeld de voorbereiding te verkrijgen van hetgeen waarover hij zou hebben te besluiten en is die opdracht uit gevoerd, dan is de zaak, naar sprekers oordeel, voor behandeling vatbaar. Mocht de Raad dan, na kennis neming van het voorstel, toch nog begeeren Burge meester en Wethouders te hooren, dan zal hij zulks moeten verklaren. Wat het sectio-onderzoek aangaat, spreker meent van den heer Baart de la Faille te hebben gehoord dat binnen zeer korten termijn eene beslissing in zake den aankoop van den benoodigden grond zal moeten worden genomen hierdoor reeds is een sectie-onder- zoek, dat veel tijd kost, zoo goed als uitgesloten. De heer Baart de la Faille repliceert, dat er nog 3 maanden tijd is alvorens de termijn van beraad verstreken is. Bovendien zou verlenging van dien termijn kunnen worden gevraagd. Wanneer het sectie- onderzoek binnen 4 weken is afgeloopen, is er nog tijd genoeg voor de behandeling van het voorstel. De heer QosterhofF geeft in overweging om, waai de heer Baart de la Faille te kennen geeft dat het misschien wel mogelijk is den termijn van 12 Nov. verlengd te krijgen, thans reeds pogingen daartoe in het werk te stellen. Dit komt hem zeer wensche- lijk voor, te meer daar bij Burgemeester en Wet houders is ingekomen een plan voor een nieuwe gasfabriek, zoodat zoowel dit college, als de secties van den Raad, binnenkort voor veel werk komen te staan. De heer Menalda geeft te kennen dat reeds aan hetgeen door den heer Oosterhoff is gezegd, gedeel telijk is gevolg gegeven. Do commissie toch heeft Maandag vergaderd en spreker is als secretaris opge dragen, zich nog eens in contact te stellen met den tusschenpersoon tusschen de eigenaren en de com missie. Dezen is verzocht zich spoedig bij spreker te vervoegen, ten einde over verlenging van den be paalden termijn te onderhandelen. Hij zal den Voor zitter van den uitslag op do hoogte stellen. Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter. V. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief geplaatste punten. 1. Benoeming van eene commissie voor het nazien der gemeente-rekening, dienst 1906. Bij do eerste stemming voor het eerste lid zijn uit gebracht op den heer G. W. Koopmans 4 stemmen Besuijen 3 Beerends 3 op elk der heeren J. Koopmans, Lautenbach en Bur ger 2 stemmen. Daar niemand de volstrekte meerderheid heeft ver kregen, wordt overgegaan tot eene tweede vrije stemming. De uitslag is dat zijn uitgr bracht: op den heer G. W. Koopmans 8 stemmen Beerends 3 Besuijen 3 J. Koopmans 2 Door het lot wordt beslist dat de heer Beerends in herstemming komt met den heer G. W. Koopmans. De uitslag der herstemming, waarbij de heeren G. W. Koopmans en Beerends zich van medestemmen onthouden, is dat de heer G. W. Koopmans benoemd wordt met 9 stemmen tegen 4 uitgebracht op don heer Beerends. Een briefje wordt van onwaarde verklaard, omdat daarop voorkomt de naam van den heer Burger. Bij de eerste stemming voor het tweede lid zijn uitgebracht op den heer Burger 4 stemmen Besuijen 5 Beerends 4 J. Koopmans 3 Daar niemand do volstrekte meerderheid verkregen heeft, wordt overgegaan tot eene tweede vrije stem ming. De uitslag hiervan is dat zijn uitgebracht op den heer Burger 5 stemmen Besuijen 5 Beerends 3 J. Koopmans 2 Lautenbach 1 Bij de herstemming tusschen de heeren Burger en Besuijen, waarbij deze heeren zich van mede-stemmen onthouden, zijn uitgebracht: Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Augustus 1907. 133 op den heer Burger 10 stemmen Besuijen 4 zoodat benoemd is de heer Burger. Bij de eerste stemming voor het derde lid zijn uitgebracht op den heer Besuijen 8 stemmen Beerends 3 Lautenbach 3 J. Koopmans 2 Daar niemand de volstrekte meerderheid verkregen heeft wordt overgegaan tot eene tweede vrije stem ming, waarvan de uitslag is dat zijn uitgebracht op den heer Besuijen 10 stemmen Beerends 3 Lautenbach 2 J. Koopmans 1 zoodat benoemd is de heer Besuijen. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan W. van der Woude op zijn verzoek eervol ontslag te verkenen als onderwijzer aan gemeenteschool no. 8. Met algemeene stemmen wordt besloten aan den heer W. van der Woude, onderwijzer aan gemeenteschool no. 8, overeenkomstig zijn verzoek als zoodanig eervol ontslag te verleenon met ingang van 1 September 1907. 3. Voorstel van Burgemeester en Weihouders om aan mej. O. H. Nauta op haar verzoek eervol ontslag te ver- Jeenen als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 3. Met algemeene stemmen wordt besloten aan mej. G. H. Nauta, onderwijzeres aan gemeen teschool no. 3, overeenkomstig haar verzoek, als zoo danig eervol ontslag to verleenen met ingang van 12 September 1907. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om den eervol ontslagen timmerman der gemeentewerken en waag- werker-weger N. Dekkinga pensioen te verleenen. Dit voorstel luidt als volgt Bij ons is ingekomen een adres van N. Dekkinga alhier, houdende verzoek om eervol ontslag als tim merman bij de gemeentewerken en als waagwerker- weger, onder toekenning van pensioen. Uit het hierbij overgelegd rapport van den Ge neesheer-Directeur van het Stads-Ziekenhuis blijkt, dat Dekkinga ongeschikt moet worden geacht voor het verichten van zwaren arbeid. In verband met de uitlating aan het slot van het rapport rees aanvankelijk bij ons de vraag of Dek kinga na bekomen ontslag als waagwerker-weger in zijne betrekking van gemeente-timmerman niet zou kunnen blijven gehandhaafd. Het daaromtrent door- ons ingewonnen nader advies van den Directeur dei- Gemeentewerken heeft ons echter de overtuiging ge schonken, dat zulks niet zou zijn in het belang van den dienst. Naar aanleiding van een en ander is hem dan ook bij ons besluit van heden, in afschrift hierbij gevoegd, eervol ontslag uit beide betrekkingen verleend met ingang van 1 Augustus e.k. Volgens art. 1 der verordening (Gemeenteblad no. 32 van 1893, komt adressant in aanmerking voor- pensioen van wege de gemeente, waarom wij onder overlegging van den staat, waarin het pensioen is berekend, dat hem krachtens do artt. 3—5 der aan gehaalde verordening kan worden toegekend, de eer hebben U voor te stellen te besluiten aan N. Dek kinga met ingang van den datum, waarop hem eervol ontslag uit zijne betrekkingen is verleend, een jaar- lijksch pensioen toe te kennen van 355. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra zegt niet het woord te vragen naar aanleiding van de pensionneering, maar naar aanleiding van het rapport van den Directeur dei Gemeentewerken. Door Burgemeester en Wethouders was gevraagd of Dekkinga niet zou kunnen worden gehandhaafd als timmerman. Onder de bezwaren van den Directeur- der Gemeentewerken, komt dit bezwaar voor, dat er niet altijd geschikt werk zou zijn om aan Dekkinga op te dragen, zoodat door zijn voor beeld de andere werklieden zich nog meer dan tot nu toe aan luiheid zouden overgeven. Een dergelijke uitdrukking maakt spreker, als werk man, kregelig en het is niet te verdedigen dat de Directeur zoo spreekt. Twee gevallen zijn mogelijk: of het is niet waar, of de werkregeling en het opzicht deugen niet. Is dit laatste het geval dan dient daarin verbetering te worden gebracht. Spreker acht dergelijke uitdrukkingen beleedigend voor den werk man. Als het aan de pen van den Directeur ontglipt is, wat mogelijk is. dan meent spreker dat het noodig is den Directeur in overweging te geven te zorgen dat zulke uitdrukkingen niet weer in rapporten voor komen. Do heer Beerends kan zich bij den heer Zandstra aansluiten. Ook hem heeft eene zinsnede in het rapport getroffen. Burgemeester- en Wethouders hebben den Directeur kennis gegeven dat zij meen den, dat Dekkinga geen recht heeft op pensioen en nog wel als timmerman kon blijven. Dit denkbeeld is door den Directeur weerlegd. Juist naar aanleiding van zoodanige kwesties vr aagt spreker of er ook binnen afzienbaren tijd van Bur- meester en Wethouders een ontwerp-werklieden- reglement te wachten is. Bij do behandeling der begrooting is daar- reeds op aangedrongen en is het binnen betrekkelijk korten tijd door Burgemeester en Wethouders toegezegd. De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet houders het maken van een ontwerp-werklieden- reglement hebben opgedragen aan de Directeuren der Gemeentewerken, Gasfabriek en Reiniging, die zich ermee onledig houden en wier arbeid, gelet op hunno vele dagelijksche werkzaamheden, natuurlijk slechts langzaam vordert. Wanneer het dus door Burgemeester en Wethouders zal worden ontvangen, kan niet bij benadering worden bepaald. Wat het eerste gedeelte van de rede van den heer Beerends aangaat, zoo wordt die zaak opgehelderd door de verklaring van den Geneesheer-Directeur-van het Stads-Ziekenhuis. Deze toch verklaart dat Dek kinga nog wel zeer licht werk kan doen. Hierdoor was natuurlijk hot werken aan de Waag uitgesloten, omdat dit gepaard gaat o.a. met het optillen van gewichten, maar was het verklaarbaar dat Burge meester en Wethouders nog nader onderzochten of Dekkinga dan ten minste aan den timmerwinkcl kon worden gehandhaafd. De opmerking van den heer Zandstra ligt buiten het onderwerp van beraadslaging, zoodat spreker daarover zal zwijgen. Do heer Beerends dankt den voorzitter voor diens inlichtingen. Spreker vestigt er do aandacht op dat hetzelfde antwoord ook r eeds bij do behandeling der begrooting is gegeven. Toen was ook al aan do betrokken directeuren het ontwer pen van een concept reglement opgedragen. Juist daarom meent spreker die vraag te moeten stellen en op eenigen spoed te mogen aandringen. De Voorzitter vindt dn vraag van den heer Beerends billijk en begrijpelijk. Daarom hecl't spreker dan ook geantwoord. Spreker is overtuigd dat gerust

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 2