266 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 December 1907. bij brand zijn de personen en autoriteiten aange wezen, die zich bij brand op genoemd terrein mogen bewegen. De leden van den Raad zijn daar niet ge noemd. En terecht. De raadsleden hebben bij brand niets te maken. Zij zouden de brandmeesters en wie verder tot blussching van den brand of tot handhaving van de orde moeten medewerken, slechts belemmoren in hun werk. Sinds jaren bestaat deze bepaling en nooit heeft eenig raadslid er aan willen tornen. Gebrek aan vertrouwen in de Leeuwarder brandweer kan hier nooit te hulp worden geroepen. Daarvoor stond en staat nog steeds het college brandmeesters en de geheele inrichting van onze brandweer te hoog. Bij de algemeene beraadslaging over de gemeentebegroo- ting 1908 was spreker nog in de aangename gelegen heid, dit te doen uitkomen. De door den voorsteller gedane aanhaling van de vreeselijke ramp, onlangs in de Marnixstraat te Am sterdam voorgevallen, had spreker wel eenigszins verwacht. Wat zou deze ramp echter bewijzen Alleen dit, dat, in weerwil van het aan de Amster- damsc.he raadsleden toegekende recht, om zich op het terrein van een brand te begeven en zich op de hoogte van de brandblusch-middelen te stellen, de 45 Amsterdamsche raadsleden die ramp toch niet hebben kunnen voorkomen. Spreker meent verder nog te moeten doen uitkomen, dat de raadsleden ieder afzonderlijk aan geen enkele wetsbepaling eenige macht of bevoegdheid ontleenen, ook niet als zij hier of daar en bloc verschijnen, gelijk de voorsteller meent. Zoodra in de vergadering van den Raad de Voorzitter haar gesloten heeft verklaard en de hamer is gevallen, houdt alle macht, alle be voegdheid van de leden van den Raad op. Laat spre ker hiertoe nog wijzen op de memorie van toelichting van het ontwerp-gemeentewet, waar in art. 183 werd geschreven, dat, volgens de grondwet, de Raad aan het hoofd der gemeente moet staan en hem het be stuur der gemeente moet worden overgelaten, doch dat de Raad het dagelijksch bestuur niet zelf kan uitoefenen, maar toezicht moet uitoefenen. Dit toezicht nu, zegt sproker, wordt, bij wijze van correctief, ge waarborgd door de bepaling van art. 183, dat hij, de Raad in zijn geheel, niet echter ieder lid afzonderlijk, verantwoording kan vragen van hen, die met het dagelijksch bestuur zijn belast. Het is het interpel latie-recht, waarvan de sociaal-democratische raads leden, hier zoowel als in andere gemeenten, ruim schoots weten gebruik te maken zelfs als het onderwerpen betreft, waarover de Raad geen mede zeggenschap heeft, zooals nog in de jongste dagen een paar malen is gebleken. Laat nu en hiermede wil spreker eindigen, dat interpellatie-recht ons allen genoeg zijn. De heer Baart de la Faille is intusschen ter ver gadering verschenen. De heer G. W. Koopmans meent dat dit voorstel een gevolg is van het feit, dat de heer Lautenbach en spreker zich voor eenigen tijd naar de gasfabriek hebben begeven teneinde te onderzoeken in hoeverre ver- of nieuwbouw van die fabriek noodig was. Als dit liet geval is, spijt het spreker dat dit bezoek de aanleiding tot het voorstel is geweest. Spreker vraagt voor zich het recht om, als aan een of andore instelling eene uitbreiding of verbetering zal geschieden, om ten opzichte daarvan een onder zoek in loco in te stellen. Het is toch onmogelijk om zich uit de stukken en tijdens de raadszitting uit den loop der discussiën een voldoend oordeel te vormen. Het persoonlijk onderzoek is noodig om goed te kunnen stemmen. Verondersteld er wordt weer voor gesteld schapenhokken in varkenshokken te veranderen. Spreker kan dan volgens het prae-advies aan Burge meester en Wethouders vragen om een permissiebiljet, om de veemerkt te bezoeken. Indien spreker het voorstel op Zaterdagavond krijgt kan hij de aanvrage niet eerder doen dan Maandag, terwijl de zaak Dinsdag al staat behandeld te worden. Spreker is van oordeel dat de toegang moet kunnen worden verleend op een willekeurig oogenblik. Bij zijn bezoek aan de gasfabriek b.v. heeft spreker veel gezien en zijn hem welwillend inlichtingen ver strekt, doch hij wenscht er nog wel een paar maal te kunnen heengaan. Spreker zegt dat de raadsleden dan ook alleen toegang zullen eischen als zij dit noodig achten. Wanneer het prae-advies van Burgemeester en Wet houders straks wordt aangenomen, is de toestand achteruit gegaan in plaats van vooruit. En dit zou hij betreuren. Ten einde nu beide partijen tot elkaar te brengen, heeft spreker de eer op het voorstel-de Jong een amendement in te dienen, luidende „Alleen worden deze doorloopende bewijzen van toegang afgegeven, indien over een der inrichtingen een voorstel tot wijziging den Raad heeft bereikt en een onderzoek in loco noodig is." Dit acht spreker den middenweg, maar ook den goeden weg. Indien spreker bij de gasfabriek ge weigerd ware, hij verzekert dat hij het er niet bij had laten zitten en dat hij zich tot Burgemeester en Wethouders zou hebben gewend. Weigerden ook dezen en ook de Raad, dan zou spreker den Wethouder van financiën volgen en hem na zeggen „dan is er hier voor mij geen plaats meer." Spreker moet vol komen overtuigd zijn hoe hij moet stemmen. Vandaar zijn voorstel. Het amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Besuijen was niet van plan geweest over deze kwestie het woord te voeren. Een paar opmer kingen moeten hem echter van het hart. Gelijk sprekers partijgenoot de Jong heeft gezegd, bevat het prae-advies verbazend weinig argumenten. Twee bladzijden schrift wijzen er op dat Burgemeester en Wethouders veel moeite doen om open deuren open te trappen. Zij betoogen daar dat de Raad als zoo danig alles is, een raadslid individueel niets. Er is ook nooit door iemand beweerd dat dit niet zoo is. Uit het feit dat het voorstel-de Jong is gedaan, blijkt ten duidelijkste, dat spreker en zijne partijge- nooten het met Burgemeester en Wethouders roerend eens zijn, dat er van een vordering zonder raadsbe sluit geen sprake kan zijn. Twee pagina's betoog dienen om open deuren in te trappen. Indien spreker toegang had te vorderen, vroeg hij geen raadsbesluit. De Raad en bloc heeft het recht om iemand wie het ook zij, den toegang tot de gasfabriek, enz. te geven, dus ook te voldoen aan het verzoek van den heer de Jong. Als de heer Duparc beweert dat een dergelijke vergunning ligt buiten de competentie van den Raad, dan is dit een groote juridische flater. De Raad is souverein binnen de perken der gemeentewet. Dat het gedaan verzoek billijk is, blijkt uit het volgende. Burgemeester en Wethouders als zoodanig hebben macht, een Wethouder op zich zelf heeft niet het recht iets te doen, hij is dan gewoon lid van den Raad. Op 't standpunt van Burgemeester en Wet houders staand, spreekt het dus vanzelf dat men ook nooit een Wethouder alleen moest tegen komen op het aschland, maar Burgemeester en Wethouders zouden daar arm in arm moeten verschijnen. Theore tisch zou dat juist zijn. Het zal echter nooit bij iemand opkomen aanmerkingen te maken als er slechts één wethouder wordt gezien. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 December 1907. 267 Burgemeester en Wethouders controleeren den ge meente-ontvanger. Toch komt de burgemeester nu nu en dan alleen kijken of de zaken geregeld loopen. Ook hierop zal nooit aanmerking worden gemaakt en nooit wordt gevraagd of deze ook voor zich eene controle vindiceert boven Burgemeester en Wethouders. Spreker is indertijd op hot aschland geweest toen er een nieuwe compostloods werd gebouwd. Den vol gende dag had spreker een boodschap thuis met de vraag of hij het bordje „verboden toegang" niet ge zien had. Spreker heeft daarop geantwoord, dat hij zich daarvan niets aantrekt en dat men dan maar proces verbaal moest opmaken. Spreker en zijne partijgenooten vragen een raads besluit. Dit is de consequentie van het besluit van 1900. De verwijzing van Burgemeester en Wet houders naar 1901 is onjuist. Toen is uitgemaakt dat van een vorderingsrecht geen sprake is. Daarom echter wordt nu een raadsbesluit gevraagd. De bezwaren van Burgemeester en Wethouders zijn van tweeërlei aard, maar zij zijn weinig steekhoudend. In de eerste plaats de geest van de wet. Spreker is zoo vrij te beweren, dat die geheel anders kan worden uitgolegd. Spreker is van oordeel dat het gemeente bestuur bepalingen mag treffen als clo onderwerpe- lijke, dat geen enkel wetsartikel zich daartegen verzet. Dat de gemeentewet juist daarom geen be perkingen oplegt, omdat ze het aan iederen Raad zelf overlaten wilde op welke wijze hij zijn taak wenscht uit te voeren. In de tweede plaats is het voorstel eene miskenning en een controle van Burgemeester en Wethouders. Hot is echter niet vast dat een gebruikmakend lid controleeren gaat. Dit wordt toch ook niet beweerd als er een wethouder komthij kon zich ook alleen op de hoogte willen stellen. Er wordt door Burge- moester en Wethouders gezegd, als ons een verzoek bereikt, zullen wij daarover discussieeren. Het heeft wel den schijn alsof de gemeentebedrijven de parti culiere bedrijven van de Wethouders zijn. Zij ver geten dat zij hebben uit te voeren den wil van den Raad. Moet eerst aan Burgemeester en Wethouders toe gang worden gevraagd en is men aan de inrichtingen van de komst van een of ander lid van den Raad verwittigd, dan zal er b.v. op het aschland geen ier in de Potmarge worden gestort en kan de gasfabriek in een schoon kleed worden gestoken. Do beschikking op het verzoek kan ook een week op zich laten wachten en dan zal alles aan die ge meentelijke instellingen bemanteld zijn. Als alles in orde is, wat bezwaar is er dan tegen controle Niets Wat het amendement-Koopmans betreft, spreker acht dit zeer ontaktisch. Het ware praktischer geweest indien de heer Koopmans een afzonderlijke motie had ingediend. Zooals het nu is, moeten spreker en zijne partijge nooten tegen het amendement-Koopmans stemmen, dat als amendement het eerst in stemming komt. Dit zal hoogstwaarschijnlijk verworpen worden, terwijl dat ook het geval zal zijn met het voorstel-de Jong. Spreker is van oordeel dat men dan in plaats van voor- achteruit is gegaan. Het zal geheel in de bedoeling van den heer Koopmans zelf liggen, wan neer de naam van „amendement" in „motie" wordt veranderd. De heer Burger kan niet verheelen, dat het prae- advies hem niet aangenaam heeft getroffen. De daarin gevolgde argumenteering heeft veel weg van wat in de rechtszaal genoemd wordt het opwerpen van excepties en dan nog wel naar spreker's meening niet van de beste soort. Burgemeester en Wethouders verschuilen zich achter wetsuitleggingen, die lang niet onbetwistbaar zijn en in elk geval niet afdoend voor de kwestie in haar geheelen omvang. Spreker had liever gezien, dat Burgemeester en Wethouders de wenschelijkheid van hetgeen is gevraagd rondweg hadden besproken en dat zij toeschietelijker waren geweest. Spreker kan zich voorstellen dat ook dan op bepaalde punten ongunstig had moeten worden geadviseerd, deels uit het oogpunt van wenschelijkheid, deels om onover komelijke wettelijke bezwaren. Brand b.v. is een bijzonder gevalmen kan zich voorstellen dat daar, waar de omstandigheden altijd buitengewoon zijn, toelating van wie er niet bepaald bij moet zijn, storend zou moeten werken. Als Burgemeester en Wethouders nu gezegd haddon, wij vinden het beter dat de raadsleden daar buiten blijven, zou men ge neigd zijn aan te nemen dat dit juist was. Indien Burgemeester en Wethouders verder op wettelijke gronden hadden aangetoond, dat zij thans geen recht hebben toegang te verleenen tot de armen- inrichtingen, dat de besturen dier instellingen zich aan eene door hen afgegeven kaart niet zouden be hoeven te storen, dan zou vervolgens de vraag kun nen worden behandeld of dit bezwaar niet ware te ondervangen door wijziging der betrekkelijke ver ordeningen, en eerst daarna zou de vraag der wen schelijkheid van de toelating dor raadsleden aan de orde komen. Bij het onderwijs, geldt misschien ten deele hetzelfde, al schijnt de wetsuitlegging, dat toe lating van hen die niet krachtens de wet zelf toegang hebben, ongeoorloofd zou zijn, zeer dubieus. Dat te dezen opzichte de bezwaren niet ernstig gemeend zijn, ligt voor de hand. De logica, die hier is verkondigd, houdt geen stand. De Wethouder van Onderwijs b.v. bezoekt wel degelijk de scholen, hoewel spreker betwijfelt of de wet hem daartoe recht geeft. In ieder geval geldt dit laatste zeker niet voor de door den Raad zelf ingestelde damescommissie van toezicht op hot handwerkonderwijs, waarvan de leden geen lid zijn van de Commissie van Toezicht en toch de scholen bezoeken. Aangenomen echter dat er voor al deze dingen wettelijke bezwaren pleiten tegen de inwilliging van het verzoek, hoe staat het dan met de gemeentelijke instellingen als de gasfabriek, de veemarkt, de reiniging Ten opzichte hiervan bestaat toch enkel de vraag, is inwilliging van het verzoek wenschelijk of niet? Hier althans kan de Raad de zaak regelen zoo als hij wil. Spreker gevoelt wel wat voor de wensche lijkheid om hier den Raadsleden toegang te geven. Het is waar, dat Burgemeester en Wethouders verantwoording schuldig zijn aan den Raadniet aan zijne leden, maar die Raad kan deze macht niet uit oefenen als niet zijne leden individueel op de hoogte zijn. De vraag is dusis het wenschelijk dat de raadsleden er komen en dan antwoordt sprekerja, tenzij zij storend optreden. Nu heeft het voorbeeld van Amsterdam wel waarde. Daar zijn, naar hij ver neemt, geene bezwaren ondervonden en waarom moet nu hier a priori worden uitgemaakt dat dit hier wel het geval zal zijn Spreker is van oordeel, dat Burgemeester en Wet houders niet bevreesd behoeven te zijn voor de socialistische raadsleden, al wijkt hunne opinie af van die van Burgemeester en Wethouders. Spreker is geen voorstander van een kaartensysteem, als bedoeld in de motie, maar hij had gaarne gezien dat Burgemeester en Wethouders bij voorbeeld in dezen geest hadden geantwoord, dat zij de hoofden der instellingen zouden instrueeren, de raadsleden zooveel mogelijk toe te laten, namelijk altijd, wanneer die toelating niet op eenig oogenblik gevaar opleverde voor den gang van den dienst. Het thans van die zijde voorgestelde kaartensysteem is spreker even-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 6