274 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1907. aan IJ. G. van der Veen op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzer aan gemeente school no. 11. 7. Alsvoren om aan de Vereeniging „Leeuwarder Werkverschaffing" alhier recht van uitgang te ver leenen over gemeentegrond aan de Eestraat. 8. Alsvoren om aan het bestuur der Coöperatieve Stoomzuivelfabriek alhier vergunning te verleenen tot, het leggen van een tweede buis in den weg Achter de Hoven. 9. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van T. Zandleven om tijdelijk vergunning te erlangen tot het bouwen van een loods op een met bouwverbod bezwaard terrein aan het Molenpad. 10. Alsvoren omtrent het verzoek van den heer L. Johs. van der Meulen alhier, om nog een inrit te mogen maken in het trottoir langs zijn perceel aan de Wij brand de Geeststraat. 11. Het tweede suppletoir-kohier van den Hoofde- lijken Omslag, dienst 1907. De punten 4 11 zullen in eene volgende verga ring worden behandeld. IV. Hierna komen de voor heden op den oproe pingsbrief geplaatste punten aan de orde. 1. Benoeming van een lid der Commissie tot wering van schoolverzuim, wegens periodieke aftreding van den heer H. Vijver. De aanbeveling bestaat uit de heeren H. Vijver, K. Nettinga. Uitgebracht zijn 18 stemmen op den heer H. Vijver, die alzoo is benoemd. 2. Benoeming van een curator van het Gymnasium, ivegens periodieke aftreding van den heer Dr. J. Baart de la Faille. De aanbeveling bestaat uit do heeren Dr. J. Baart de la Faille. Dr. J. A. Romer. Dr. J. C. Sckreuder. Uitgebracht zijn 18 stemmen verdeeld als volgt: op den heer Dr. J. Baart de la Faille 13 stemmen, Dr. J. A. Römer 2 terwijl 3 briefjes in blanco zijn ingeleverd. De heer Dr. J. Baart de la Faille is alzoo benoemd. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot voor- loopige vaststelling van den tienden suppletoiren staat der openbare tot den gemeenen dienst van allen bestemde waterstaatswerken enz., tot tvijziging van de primitieve staten. bij het Provinciaal Reglement voorgeschreven termijn voor een ieder ter inzage heeft gelegen. Onder mededoeling, dat daartegen geene bezwaren zijn ingebracht, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten, dien suppletoiren staat, zooals hij door ons werd ontworpen, voorloopig vast te stellen. Met algemeene stemmen wordt liet voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen tot verkoop van 180 buiten gebruik gestelde gesmeed ijzeren boomkokers. Dit voorstel luidt als volgt Op de gemeentewerf zijn aanwezig 270 in goeden staat verkeerende ijzoren boomkokors, waarvan 180 stuks door^de gemeente, mede aangezien zij moeilijk langer geborgen kunnen worden, kunnen worden ge mist. Op voorstel van den Directeur der Gemeen tewerken zijn zij daarom door ons in eenigo bladen te koop aangeboden voor den prijs van 3 per stuk, j aan do werf, op welke aanbieding thans door het ge- j meentebestuur van Enschede wordt ingegaan. Vermits de prijs billijk genoemd mag worden, daar zij elk 4.50 hebben gekost, hebben wij de eer U I voor te stellen te besluiten Burgemeester en Wethouders machtiging te ver- leenen ondershands te verkoopen voor den prijs van 3 per stuk de op de gemeentewerf aanwezige niet meer gebruikt wordende 180 gesmeed ijzeren boomkokers. Dit voorstel luidt In verband met de demping van het Oranjevvaltjo en den straataanleg aldaar met bijbehoorende werken, waarvoor ons bij Uw besluit van 8 October j.l. een crediet is toegestaan en tevens met de door U bij bosluit van 12 Februari 1907 aan de woningvereeni- ging verstrekte machtiging tot opruiming der Bakkers- en Looijersbruggen, dient de staat der openbare tot den gemeenen dienst van allen bestemde waterstaats werken in deze gemeente, niet in onderhoud of beheer bij het Rijk, de provincie of bij waterschappen, met den te ontstanen nieuwen toestand in overeenstemming te worden gebracht. Tot dat einde is door ons opgemaakt bijgaando tiende suppletoire staat der bedoelde waterstaatswerken, welke na voorafgaande kennisgeving, gedurende den De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilhelmij zou gaarne eenige inlichtingen l willen hebben. Spreker heeft in het voorstel gelezen, dat de boomkokers thans niet meer worden gebruikt. Hij drukt op dat woord thans, want daarin ligt opge sloten. dat dit met oenigen tijd wel weer het geval kan zijn. Worden ze nu verkocht, dan zou dit voor de gemeente oen verlies beteekenen van 180 X 1.50. 1 ls dit niet het geval, dan heeft spreker tegen ver koop geen bezwaar. De Voorzitter antwoordt dat er op het oogenblik 270 ijzeren boomkokers aanwezig zijn, terwijl de gemeente er circa 90 noodig heeft, zoodat er 180 gemist kunnen worden. De heer Wilhelmij heeft misschien wel wat veel den nadruk gelegd op het woord „thans". Uit het voorstel blijkt intusschen duidelijk dat de geheele hoeveelheid op don duur niet noodig is. Het zijn ijzeren kokers, die niet dienen tot steun, maar tot bescherming der boomen in het hart van de stad. Zij zijn door den smid der gemeentereiniging gemaakt en hebben aan ijzer circa 2.50, aan maak loon 2.gekost. Langs de lanen worden paaltjes geplaatst, waaraan met banden do nieuw geplante boomen worden bevestigd; aldaar zijn deze boomkokers niet noodig. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan de gymnastiek-onderwijzeres Mej. R. M. J. Biekart eer vol ontslag uit hare betrekking te verleenen, onder toe kenning van pensioen. Dit voorstel luidt? als volgt: Bij adres van den 15 November 1.1. verzoekt Mej. R. M. J. Biekart haar met ingang van 15 Januari 1908 eervol ontslag te verleenen uit hare betrekking Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1907. 275 van onderwijzeres in de gymnastiek aan openbare lagere scholen alhier, onder toekenning van pensioen. De aanvraag geschiedt op grond van voortdurend slechten gezondheidstoestand en wordt gesteund door een attest van Prof. Dr. O. Lanz te Amsterdam, die mej. Biekart voor de waarneming harer betrekking ongeschikt acht. Ook de Geneesheer-Directeur van het Stads-Zieken- huis, is, blijkens het hierbij gevoegd uittreksel uit zijn rapport van den 3 dezer van oordeel, dat adres sante lichamelijk ongeschikt is hare betrekking verder naar belmoren waar te nemen. Volgens art. 1 der verordening (Gemeenteblad no. 32 van 1893), komt Mej. Biekart, die bij raadsbesluit van den 16 Augustus 1883 is benoemd, in aanmerking voor pensioen vanwege de gemeente, waarom wij onder overlegging van een staat, waarin het pensioen is berekend, dat haar krachtens de artikelen 35 der aangehaalde verordening kan worden toegekend, de eer hebben U voor te stellen te besluiten lo. aan mej. R. M. J. Biekart op haar verzoek met ingang van 15 Januari 1908 eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres in de gymnastiek aan de openbare lagere scholen nos. 4, 10 en 11 alhier. 2o. haar met ingang van dien datum een jaarlijksch pensioen toe te kennen van 283. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan D. J. Versteegh alhier vergunning te verleenen tot het maken van twee inritten in de aan te leggen trottoirs langs de fabriek van zuivelbereidingsstoffen aan de Emmakade Z.-Z. en de Willem Lodewijkstraat. Dit voorstel luidt als volgt: Door den heer D. C. Versteegh, Directeur van de fabriek voor zuivelbereidingsstoffen alhier, is bij adres van den 19 dezer tot Uwe Vergadering het verzoek gericht om hem vergunning te verleenen tot aansluiting van een langs die fabriek aan te leggen weg aan de Willem Lodewijkstraat en de Emmakade, welk adres om prae-advies in onze handen werd gesteld. Het blijkt nader, dat met het verzoek wordt bedoeld vergunning te erlangen tot het maken en hebben van een inrit in de te maken trottoirs langs bedoelde straat en de kade. Bij ons bestaat tegen de inwilliging van dit verzoek geen bezwaar, zoodat wij in overeenstemming met het advies van den Gemeentelijken Inspecteur voor het Woningtoezicht, waarmede de Directeur der Gemeente werker zich vereenigt, dan ook de eer hebben U voor te stellen te besluiten aan adressant en zijne recht verkrijgenden vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzegging hebben van twee inritten in do aan te leggen trottoirs van de Emmakade Z. Z. en de Willem Lodewijkstraat, onder voorwaarde 1. dat de inritten ten genoegen van Burgemeester en Wethouders en op kosten van adressant worden aangelegd in scoriae-bricks in zand over eene breedte van niet meer dan 3 M. en van den achterkant van het trottoir geleidelijk aansluitende aan den rijweg 2. dat de inritten voor den duur der vergunning ten genoegen van Burgemeoster en Wethouders wor den onderhouden 3. dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente op den grond, waarop de inritten worden gemaakt, door adressant of zijne rechtverkrijgenden jaarlijks vóór of 12 November, voor het eerst vóór of op 12 November 1908, ten kantore van den gemeente ontvanger worde betaald voor eiken inrit eene recog nitie van ƒ1. 4. dat bij het eindigen der vergunning voor een van beide of voor beide inritten de bestrating naar genoegen van Burgemeester en Wethouders en op kosten van adressant of zijne rechtverkrijgenden met de omgevende bestrating of den grond worde gelijk gemaakt. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onderhandsche verhuring van de boerenplaats „de Magere Weideen van die op Kleijenburg. Dit voorstel luidt als volgt Wij hebben de eer hierbij aan Uwe Vergadering over te leggen a. een aan ons gericht adres, dd. 16 Augustus 1907 van R. E. van der Weide, landbouwer en koe melker alhier, houdende verzoek te willen bevorderen, dat de aan de gemeente toebehoorende boerenhuizinge met bijbehoorende landerijen op Kleijenburg, na expi ratie van den loopenden huurtijd op 5 Maart/12 Mei 1908 wederom voor een volgend tijdvak in huur aan hem worde afgestaan; b. een om prae-advies in onze handen gesteld adres, d.d. 30 Augustus 1907, van J. G. Nieuwland alhier, houdende verzoek om de aan zijn vader G. J. Nieuwland verhuurde, krachtens Uw besluit van 14 November 1905, no. 242R/160, bij hem in gebruik zijnde zathe en landen „de Magere Weide", met ingang van 5 Maart/12 Mei 1908, het tijdstip waarop het loopende huurcontract eindigt, voor den duur van 5 of 7 jaren in huur aan hem af te staan, tegen nader door deskundigen te bepalen huurprijs en op nader vast te stellen voorwaarden. Na ingewonnen advies van den Directeur der gemeen tewerken, bij wien tegen de verhuring onder nader te stel len voorwaarden geen bezwaar bestaat, mits de huursom worde verhoogd, hebben wij de zathe en landen laten opnemen door de deskundigen H. P. Smids te Har- degarijp en J. de Jong te Wirdum, met opdracht van hunne bevinding rapport aan ons uit te brengen. Uit de ingezonden rapporten blijkt, dat de landerijen in zeer goeden toestand verkeeren, dat de werkzaam heden ter instandhouding en verbetering daarvan, goed en op tijd worden uitgevoerd en dat do hui zingen ordelijk en net worden bewoond. Wat de boerenplaats op Kleijenburg aangaat, in het rapport wordt er op gewezen 1. dat de vijzelbak van den watermolen versleten is en noodzakelijk dient te worden hersteld of ver nieuwd, ter voorkoming van eventueele waterschade; 2. dat ter bevrediging van het boerenerf tusschen dit en het aangrenzende weiland eene veekeerende scheiding behoort te worden aangebracht. Met den Directeur der gemeentewerken zijn wij van meening, dat het doen van groote uitgaven voor een molen, welke misschien na verloop van oenigen tijd geheel overbodig zal zijn geworden, niet gerecht vaardigd mag heeten. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat niots zal worden gedaan om aan de in het rapport uitgesproken wonschen zooveel mogelijk tegemoet te komen de molen zal in een vol doenden toestand worden gebracht, zoodat de bema ling voorshands als steeds naar eisch zal kunnon plaats vinden. Waar de uitgaven niet zoo groot zijn om eene be vrediging tot stand te brengen, die ons voorkomt werkelijk noodzakelijk te zijn, meenen wij U, in afwijking van het nader advies van den Directeur der gemeentewerken, in overweging te moeten geven de daarvoor benoodigde gelden, ongeveer 150. toe te staan. Naar aanleiding van de opmerkingen, voorkomende in het rapport omtrent de zathe en landen „de Magere Weide", zij medegedeeld 1. dat door ons te zijner tijd zal worden nagegaan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 2