8. Prae-advies van Burgemeester en Weihouders,
inzake het adres van de Vereeniging vde Leeuwarder
Industrie- en Huishoudschoolom verhooging van het
gemeentelijk subsidie.
278 Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1907
doen. Terecht protesteert de heer Zandstra tegen
deze rechtsvermindering en droevig is het, dat het
Burgerlijk Wetboek in dezen in dit artikel geen dwin
gend recht heeft gemaakt.
Do Voorzitter doet opmerken dat er iets over het
hoofd wordt gezien.
Er wordt beweerd dat aan den huurder een recht
wordt ontnomen, dat hij aan het Burgerlijk Wetboek
ontleent. De bepaling van het Burgerlijk Wetboek
geldt echter alleen voor het geval dat niets is over
eengekomen.
Dat is hier niet het geval. Na gemeenschappelijk
overleg zijn beide partijen het eens geworden en het
gevolg daarvan is de schriftelijke overeenkomst.
Wat wil nu de Raad nog meer?
Daardoor vervallen dan vanzelf de groote woorden
als „onzedelijk", die zooeven werden gebezigd. Spr.
ziet er niets onzedelijks in dat twee gelijkwaardige
partijen, een verhuurder en een huurder, samen een
overeenkomst aangaan en daarbij verschillende ge
vallen en hunne gevolgen regelen.
De heer Zandstra doet opmerken dat door den heer
G. W. Koopmans is gezegd, dat de Raad voor het
belang van alle burgers is. Dit is spreker bekend.
Hij kan zich wel voorstellen dat de door hom ge
wraakte bepaling voorkomt in het contract van een
landeigenaar, die op woeker gesteld is. Een gemeente
mag zich echter niet op dat standpunt plaatsen.
Door den Voorzitter is gezegd (lat alle onzedelijk
heid verdwijnt, als partijen het onderling eens zijn
geworden. Spreker is van oordeel dat dit van ver
schillende inzichten afhangt. De bezitter van den
grond, dat is in deze de gemeente, heeft overzicht
over den gebruiker. Do eerste maakt nu, door het
opnemen van eene bepaling als art. 18 van het huur
contract, misbruik van de afhankelijkheid van den
laatste, die den grond per sé noodig heeft, wil hij zich
en de zijnen een bestaan veroveren. Daarom
meent spreker dat aan een dergelijke overeenkomst
niet alle onzedelijkheid is ontnomen en is hij van
oordeel, dat hot bepaalde bij art. 1628 van het Burger
lijk Wetboek niet krachteloos mag worden gemaakt.
Spreker stelt daarom voor art. 18 van het huurcon
tract te schrappen.
De heer j. Koopmans zal zich niet inlaten met den
juridischen kant der zaak, doch zich alleen bezig houden
met de praktijk. Er is over de verschillende voor
waarden overeenstemming verkregen tusschen de ge
meente en den pachter. Op die voorwaarden heeft
de tauxatie door deskundigen plaats gehad. Indien
nu dus de voorwaarden gewijzigd worden, zal ook
de huurprijs moeten worden veranderd.
De heer Lautenbach was eerst niet van plan over
deze kwestie iets te zeggen. Spreker wil echter zijn
stem motiveeren. Hij gaat geheel met den heer
Zandstra mee.
Hij is van oordeel dat het niet aangaat te zeggen
dat partijen het eens zijn, want gewoonlijk zijn er veel
liofhobbers voor oen plaats, die elkander do markt
boderven. Ook bij nog mindere voorwaarden zouden
do pachters toeslaan. Waar artt. 1628 en 1629 van het
Burgerlijk Wetboek hun rechten geven, zullen zij
thans als rechteloozen moeten adresseeren. Zij, die
met spreker van meening zijn, dat de grond mei aan
dezolfdo rechten mag onderworpen worden als allo andero
onroerende goederen, stellen prijs op handhaving van
de bowuste artikelen. Bovendien is het nog de vraag
of de pachters weten wat in de beide artikelen hun
wordt toegekend.
De heer Zandstra zegt dat door den heer J. Koop
mans is beweerd dat bij het bepalen van de huursom
rekening is gehouden met de voorwaarden. Spreker
gelooft niet dat de huurder zich kan dekken als de
gevallen zich voordoen, die in art. 18 worden genoemd.
Er staat toch in hot rapport dat de huurder kan
bestaan als hij 85.per 363/4 are betaalt. Spreker
gelooft niet dat er op misgewas is gerekend, veel
minder nog op buitengewone onheilen.
De heer J. Koopmans antwoordt dat hij zich mischien
minder duidelijk hoeft uitgedrukt. Hij heeft willen
zeggen dat de tauxateurs zeker wol den inhoud van
het huurcontract hebben gekend en op de basis van
het contract den huurprijs hebben getauxeerd, met
andere woorden„de bezwarende voorwaarde van
art. 18 is dan in de pacht gedisconteerd."
Dit lijkt don heer Besuijen niet juist. Er is gezegd
dat de bepaling niet uit het contract behoeft te wor
den genomen, dat er door de tauxateurs rekening is go-
houden met mogelijken misoogst enz. Met gevallen van
force majeure kan echter geen rekening worden gehouden.
De tauxateurs kunnen verder niet weten hoe de Raad
zal zijn samengesteld, noch hoe de stemming zal zijn
op het oogenblik, dat er een verzoek om pachtver-
mindering van den huurder komt.
Wordt er beweerd dat de risico is verdisconteerd
in de pachtsom, dan strijdt daarmee de mededeeling
dat in geval van misoogst etc. do pachter maar bij
den Raad moet komen om vermindering der pachtsom,
wijl dan het antwoord zou moeten luiden: ,,'tWasin
de pachtsom begrepen, uw risico
De heer G. W. Koopmans zegt dat men, als mne
een huurcontract van een plaats beziet, begint met
art. 1 en eindigt met art. 34 of zooveel als er in
voorkomen. Geen enkel artikel is er bij waarin den
huurder eenig recht wordt gegeven. Het is gebeurd
bij eeno verhuring bij gesloten briefjes dat een huur
der tot don landheer zei„u hebt aardige condities,
maar er ontbreekt toch nog één."
„Wat is dat dan vroeg de landheer, die meende dat
er nog iets uit te halen was.
„Er moest nog in staan, dat, als er na opvolging
van alle voorwaarden nog iets over blijft, ook dit aan
u moet worden betaald."
De partij die geeft, maakt condities, de partij die
neemt, oordeelt en noemt ze aan of niet aan. Daar
van kan niet worden afgeweken en vooral niet in dit
geval. En nu de bestrijding van de heeron Zandstra,
en Besuijen, dat geen afstand van de rechten van art.
1028 door de huurders moet worden gedaan.
Spreker heeft voor zich het verslag van de rappor
teurs uit do sectiën betreffende het voorstel van
Burgemeester en Wethouders tot uitgifte in erfpacht
van bouwterrein aan den Hoekstersingel. Daar staat
op pag. 842
Art. 13, 3. Op dat lid is door den heer G. W.
Koopmans een amendement ingediend van den vol
genden inhoud
„Aan dat lid worden toegovoogd de woorden terwijl
„hij afstand doet van het voor hem gunstig bepaalde
bij art. 776 2e alinea van het Burgerlijk Wetboek."
Dit is een amendement in dezelfde richting.
Wat zegt nu de Commissie, die bestaat uit de
heeren Burger, Besuijen en Krijgsman
Art. 13, 3 werd van weinig belang geacht en over
bodig als reeds vol<rende uit art. 774 Burgerlijk Wet
boek. „De uitsluiting van beroep op de wet van
„1870 dient te worden gehandhaafd".
Hier deroijeeren de heeren zelf een geheele icet.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter zal achtereenvolgens do verschillende
punten in stemming brengen.
Onderdeel I van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
Het voorstel van den heer Zandstra om art. 18
van het huurcontract te schrappen, wordt verworpen
met 14 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeron de Jong, Lautenbach,
k Zandstra en Besuijen.
Tegen de heerenBeucker Andreas, Schoondermark,
Oosterhoff, Duparc, Beerends. Burger, Hartelust,
Wilhelmij, G. W. Koopmans, J. Koopmans, Komtor,
Baart de la Faille, Feitz en Menalda.
Onderdeel II van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
winterzitting door de Staten genomen besluit do
Provincie haar mede niet heeft onthouden, te ver-
leenen. Wij achten eene verhooging van 200.
in verband met de belangrijke jaarlijksche som, die
reeds vroeger is toegekend en met de velerlei andere
belangen, die tevens om behartiging roepen, evenwel
het uitersto waartoe thans mag worden gegaan, zoodat
het subsidie aldus op 1700.wordt gebi'acht.
Op grond van het bovenstaande wordt U, onder
wederoverlegging van het adres, mitsdien in over
weging gegeven te besluiten
met ingang van 1 Januari 1908 het aan de ver
eeniging „de Leeuwarder Industrie- en Huishoud
school" bij raadsbesluit van 19 September 1905 tot
wederopzegging toegekend subsidie uit de gemeente
kas ad 1500.insgelijks tot wederopzegging toe
te verhoogen met 200.en alzoo te brengen op
f 1700.—.
De beraadslaging wordt geopend.
Dit prae-advies luidt
Onder mededeeling en op grond dat de gevraagde
verhooging van het Rijkssubsidie van f 4000.— tot
6000.blijkens van den minister van Binnen-
landsche Zaken ontvangen bericht, pas kan worden
verleend nadat ook de Provincie en de Gemeente hare
bijdragen zullen hebben verhoogd
dat versterking van den gemeentelijken steun
daarom gerechtvaardigd is, omdat de school reeds
dadelijk na hare opening in 1906 stond voor uitbrei
ding van leerkrachten
dat hierin nog niet voldoende is voorzien, hetgeen
blijkt uit het feit dat 53 leerlingen, die zich in het
afgeloopen jaar aanmeldden voor sommige avondlessen,
niet konden worden geplaatst
en eindelijk dat cursussen in strijken, koken en
huishouden niet konden worden gegeven
heeft het bestuur der Vereeniging „de Leeuwarder
Industrie- eD Huishoudschool" zich tot Uwe Vergade
ring gewend met het verzoek om verhooging van het
gomeentelijk subsidie, bij raadsbesluit van 19 Sep
tember 1905 tot een bedrag van 1500.tot weder
opzegging toe verleend.
Blijkens nader van het bestuur ontvangen inlich
tingen wordt voor het kalenderjaar 1908, bij eene
subsidieering door Rijk, Provincie en Gemeente gelijk
tot dusver, het te kort op 3677.geraamd, terwijl
de rekening over 1906 een nadeelig slot van 600.15"
aanwijst. Het schoolgeld, in het eerste cursusjaar
f 2681.59, wordt voor 19Ó7/8 op 4000.begroot
het aantal leerlingen is respectievelijk 325 en 249
(dit laatste cijfer is voorloopig), waarvan verreweg
het grootste gedeelte uit Leeuwarden. In het adres,
is ten aanzien van het schoolgeld nog medegedeeld
dat voor minvermogendon mildere bepalingen bestaan
en voor onvermogenden geheel kan worden kwijt
gescholden.
Het zal niet noodig zijn omtrent het belang dezer
onderwijsinrichting voor onze gemeente in nadero
beschouwingen te treden. Blijkens Uw vorenaange-
haald besluit van 19 September 1905 was Uwe Ver
gadering er van overtuigd dat zij nuttig zou kunnen
werken en de resultaten hebben tot dusver dio over
tuiging niet beschaamd.
Nu het bestuur, zonder een bedrag te noemen,
nogmaals bij de gemeente aanklopt, ten einde behalve
eeno verhooging van het gemeentelijk subsidie, tevens
eeno grootero bijdrage van het Rijk voor de school
te kunnen verwerven, meenen wij in de gegevon
omstandigheden dan ook aanleiding te mogen vinden
den govraagden steun, dien blijkens het in deze
De heer Schoondermark wil don Raad mededeelen
dat hij tot het voorstel niet heeft medegewerkt.
Spreker wil zich in deze niet verschuilen achter den
wethouder van financiën, omdat hij van oordeel is dat
do voorgestelde verhooging van het subsidie te gering
is. Burgemeester en Wethouders zijn van het idéé
uitgegaan, dat men de vereeniging, enkel omdat do
Minister als voorwaarde heeft gesteld dat ook de
Provincie en de gemeente het subsidie moeten ver
hoogen, zoo weinig mogelijk moet geven. Spreker
redeneort anders. Hij zegt: is er geld noodig, geef
het dan. Uit de cijfers toch is gebleken dat de school
meer gold noodig heeft dan Burgemeester en Wet
houders willen geven.
Dat het ook niet de bedoeling van adressante is
geweest alleen te vragen, omdat de Minister een ver
hoogd subsidie der gemeente en Provincie als voor
waarde voor de verhooging van het Rijkssubsidio
heeft gesteld, blijkt uit een schrijven, door spreker
van den Voorzitter der vereeniging ontvangen. Deze
schrijft: „de uitdrukking in ons adres aan den Raad
„dat wij ons niet opnieuw met een aanvrage tot Uwe
„vergadering zouden wenden, ware het niet dat Z. E.
„de Minister hiertoe den wenscli te kennen geeft, wil
„geenszins zeggon, dat wij het verhoogd subsidie niet
„noodig hebben, maar dat wij gehoopt hadden ons
„alleen met het verhoogd Rijkssubsidie te kunnen
„redden, doch dat dit onvoldoende was en daaraan
„do eisch was verbonden, dat een deel der verhooging
„door de Provincie moest worden gedragen".
De Minister heeft gemeld dat hij 2,000.op de
begrooting zou brengen. Wat nu is in een dergelijk
geval met do ambachtsschool gebeurd? Deze vereeni
ging moest een verhoogd subsidie hebben. Het Rijk
gaf 6,000.do gemeente 4,000.Met alge
meene stommen hoeft de Raad besloten het subsidie
van f 4,000.— te verhoogen tot f 8,000.in de
hoop dat ook hot Rijk, door dit voorbeeld aangespoord,
het subsidie op 10,000.zou brengen. Dit is toen
ook geschied.
Uit do cijfers nu blijkt dat, als de vereeniging een
verhoogd subsidio ontvangt van het Rijk, groot
f 2,000.er zonder eenige uitbreiding, zonder dat
er één leerling meer kan worden toegelaten, een
tekort ontstaat van f 981.225. Dit is de begrooting
en die is nog al gunstig genomen.
Bezien wij toch de inrichting goed, dan zien wij
dat er 2 klasson zijn, A en B, die schuin naar elkander
toeloopen. In A zitten de meisjes die wel, in B zij,
die niet betalen. Nu komen deze in klasse C, waar
vakonderwijs wordt gegeven. Waar eerst deze klasse
werd ingenomen door betalende leerlingen, komen er
nu ook niet betalende in. Spreker is tot de conclusie
gekomen dat de school, waaraan, dit wordt door