284 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1907. De heer Besuijen zal zijne motie zoolang binnen houden. De heer Haverschmidt is intusschen ter vergadering verschenen. De heer Duparc zegt, dat de leden van den Raad de rede van den heer Besuijen zeker met belangstelling hebben aangehoord, doch met hem van oordeel zullen zijn, dat dit lid niets nieuws verteld, maar slechts „bekende waarheden" verkondigd heeft. Een oogen- blik vroeg spreker zich af, of wij hier zijn in een vergadering van den Gemeenteraad of wel in een meeting ter behandeling van de vraaggemeente exploitatie of particuliere exploitatie van een tram. Wat de heer Besuijen ook nu weder heeft gesproken, zou spreker willen noemen het exploiteeren van het gemeente-program van de sociaal-democratische arbei derspartij in Nederland, waarin o. a. voorkomt„Uit breiding van het gemeente-bedrijf door exploitatie van tramwegen." Gelijk het in dat program luidt, „moet elke socialistische gemeenteraad energiek er naar streven om, behalve het verschaffen aan de ingezetenen van licht, warmte en water, de dure monopoliën te doen vervangen door oponbaro diensten en moet hij daarom geen enkele gelegenheid laten voorbijgaan, de hand te leggen op de verkeersmiddelen". In beginsel is voor een en ander inderdaad veel te zeggen. In verscheidene gemeenton, ook te Leeuwar den men denke aan de gasfabriek wordt dit beginsel dan ook toegepast. Doch het geschiedde zéér lang vóór in 1899 het genoemde programma werd vastgesteld, vóór er nog van sociaal-democratie sprake was,althans geen partij van dezen naam bestond. Do sociaal-democraten moeten daarom vooral niet denken, dat liet hier een uitvinding van hen is. Spreker zal van het geduld van den Raad, reeds langer dan een halfuur door den heer Besuijen op de proef gesteld, niet vergen, naar hem te luisteren voor een beantwoording van do aangehoorde uitvoorigo rede, wat betreft de uiteenzetting door dat lid ook nu weder van wat de sociaal-democraten verlangen. Te minder omdat het hier inderdaad een vrij een voudige zaak betreft en de raadszaal niet het terrein is, waarop de door de sociaal-democraten opgeworpen quaestiën moeten worden uitgevochten, vooral ook niet in dezen Raad, omdat, al mogen er sedert kór- teren tijd vier sociaal-democraten zitting in hebben, toch nog geenszins van een socialistischen raad kan worden gesproken. Wat voor het overige de zaak zelve aangaat, ver klaart spreker vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders te zullen stemmen om de eenvoudige reden, dat hij gaarne actief wil medewerken, om Leeuwarden van een tram te voorzien. Ware er een voorstel van Burgemeester en Wethouders ingekomen, om vanwege de gemeente een tram aan te loggen, spreker zou het ovenzeer met beide handen hebben aangegrepen. IVIaar zoodanig voorstel is er nu eenmaal niet. Laat spreker er nog óp wijzen, dat het College van dagelijksch bestuur, aan het tegenwoordig College voorafgegaan, de zaak verscheidene jaren heeft laten rusten, dat wil zeggen over een vroegere aanvrage van den heer Krieger alléén om concessie voor een paardentram, nimmer oen advies hoeft uitgebracht, waarin het betoog zou mogen worden gezien, dat men in het geheel geen tram verlangde. Spreker prijst het van het tegenwoordig College, dat het althans met een voorstel tot inwilliging van het verzoek is gekomen. En willen particulieren den aanleg en de exploitatie er op wagon, wat behoeft den Raad dan te verhinderen er op in te gaan In 1860 kwam het wetsvoorstel tot aanleg van spoor wegen voor rekening van den Staat, omdat do her- O O haalde pogingen van particulieren tot hot vinden van kapitaal voor de uitbreiding van het spoorwegnet- steeds hadden gefaald. Het was iets geheel nieuws voor Nederland. Velen schrikten er van op. Een bekend Staatsman, lid der Tweede Kamer, zei er echter van „Ik noem spoorwegen aan van ieder,, van wieu ik ze kan krijgen, al ware het van zijn holsche majesteit." Spreker keert thans voor Leeu warden do zaak om. Nu wij van gemeentewege geen tram kunnen krijgen, zal spreker hem van particulieren aannemen, omdat hij nu eenmaal dit vervoermiddel voor de steeds zich meer uitbreidende stad wenschelijk acht en het zeker uit de Verlengde Schrans en het aangrenzende dorp Huizum veel personen zal trekken. Men moet voor het overige niet te laag neerzien op ondernemingen van dezen aard door particulieren. Zonder hun initiatief zouden deze ondernemingen dikwijls vele jaren later zijn totstandgekomen. Voor Leeuwarden denke men aan do waterleiding. Als correctief van het bezwaar van den heer Besuijen zou men in de voorwaarden van de te verleenen concessie kunnen opnemen het recht van naasting door de Gemeente, gelijk dit in soortgelijke gevallen steeds geschiedt. Do heer Burger doet opmerken, dat het grootste gedeelte van hetgeen hij wenschte in het midden te brengen, reeds door den heer Duparc is gezegd. Hoezeer spreker staat aan do zijde van den heer Besuijen, wat het algemeen beginsel aangaat, is hij van oor deel dat het dwaas zou zijn om, zoolang exploitatie van gemeentewege niet te voorzien is, bij algemeene motie alle particulieren af te schrikken. Men moet niet beginnon met ieder weg te jagen, die ons iets goeds wil brengen, dat wij anders niet zouden krijgen, al doet hij dit ook met het oog op eigen voordeel. In deze aanvraag echter ziet spreker noch nut, noch ernst. Hij verwacht, dat het er mee zal gaan als met de andere. Men vraagt alleen aan om aan het lijntje te zitten ten einde oen ander te weren, die mot goede plannen mocht komen. Spreker zal over de zaak niet vordor uitweiden. Hij zal echter tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. Het komt den heer Zandstra voor, dat Leeuwarden zich niet leent voor een tram. Verder is hij van oordeel dat de Raad zich, door aanneming van hot voorstel van Burgemeester en Wethouders, dus door het verleenen der concessie voor één jaar, op een gevaarlijk pad begeeftdit is bewezen door do ge schiedenis van de waterleidinghij is bevreesd dat dit do gemeente geld zal kosten. Verder is hij er volstrekt niet gerust op dat, door togen het voorstel van Burgemeester en Wet houders te stemmen, hetzelfde zal bereikt worden als door do motie-Besuijen deze is van verder strek- kenden aard en wordt daarom door hem ondersteund. Men behoeft volstrekt niet te vreezen dat Leeu warden daardoor verstoken zal blijven van een tram neen, doet do behoefte zich daaraan gevoelen, dan is de gemeente verplicht dit zelf ter hand te nemen. De heer Komter kan kort zijn. Dit kan spreker mededeelcn dat er van Burgemeester en Wethouders vooreerst geen voorstellen te wachten zijn voor een gemeentetram. Zij zien daarin geen voordeel, wol een grooto risico. Overigens is spreker een voorstander van gemeente exploitatie. Met den Directeur der Gemeentewerken heeft spreker geijverd voor gemeonte-exploitatio van do telephoon. Spreker is echter tevens van oordeel dat er niets Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1907. 285 tegen is aanvankelijk concessie te verleenen en dat die weg, mits afgebakend, zoo gevaarlijk niet is als de heer Besuijen meent. Deze particulieren vragen concessie voor één jaar, zonder uitsluiting van de rechten van anderen. Er is niets tegen die concessie te verleenen, mits do gemeente de noodige voorwaarden stelt en na niet te langen tijd weer volkomen vrij is. Dat do kans zou bestaan bij particuliore exploitatie, dat do uitvoering op minder degelijke wijze geschiedt zooals de heer Besuijen vreest, ook dat kan door het stollen van goede voorwaarden worden voorkomen. Dit voorstel komt spreker vrij eenvoudig voor en voor de gemeente zonder bezwaar. De heer Besuijen vindt do bestrijding van den heer Duparc wel zonderling. Eerst wil hij sprekers actie dood doen, door haar socialistisch te noemen. Hij leest daartoe een stuk van het sociaal-democratisch ge meente-program voor en wil op die wijze sprekers motie stempelen tot een socialistisch denkbeeld. Later zegt hij het met hem eens te zijn. Is plot seling de heer Duparc partijgenoot van spreker ge worden? De heer Duparc heeft gezegd, dat spreker bekende waarheden heeft verkondigd. Welnu, dan moeten dio aangenomen worden en niet in tegenovergestelden geest gehandeld. Spreker heeft gezegd dat in 1845 de minister van Hall staatsexploitatie van spoorwegen voorstond en dat in 1863 de heer Godefroy particuliere concessie bostreed. Waren dat ook al sociaal-democraten? Ook de heer Burger is inconsequent. Deze zegt in beginsel sta ik naast Besuijen, maar de eerste keer dat ik kans heb ervan af te wijken, zal ik net doon of ik geen beginsel heb. Het is dan ook wel waar wat eens is gezegd dat men hem voor den grootsten toovenaar kan houden, die uitvindt, wat de boginselen der liberalen zijn. Spreker komt op tegen de uitdrukking van den heer Duparc dat de Raad niet het terrein is om te sproken over gemeentelijke of particuliere exploitatie. Spreker meent dat deze uitdrukking kant noch wal raakt. Moet hij er dan thuis mot zijne vrouw over redeneeren? Dat zal wel wat helpen, daar vergeeft men geen particuliere tramconcessies. De heer Komter heeft gezegd dat er in het con tract bepalingen konden opgenomen worden, waardoor voor de gemeente geen gevaar ontstaat. Spreker heeft beredeneerd dat oen contract loopt over 50, 30 of 10 jaren en dat dit altijd kans op last geeft. Wij weten b.v. niets van de electrische cen trale en evenmin van verdere zaken, die in den ont wikkelingsgang der gemeente binnen onze bemoeiing zullen vallen. Er wordt beweerd dat de electrische centrale eerst dan kan bestaan als er ook oveidag stroom wordt geleverd. Stel nu dat er b.v. over 1 jaar een elec trische centrale tot stand zou kunnen komen, dan zat do gemeente bij een concessiecontract voor 10 jaar, nog 9 jaar vast. Dr. Lindeinann zegt, dat er nooit een contract kan worden gemaakt of de gemeente legt het loodje. Wat het net houden en opverven der rijtuigen be treft, ook te dien opzichte kan men den concessionaris niet dwingen. Ilij zegt eenvoudig ik heb gèen gold. Er zou dan eene bepaling moeten zijn, waarbij bepaald was, dat de concessie afliep als do wagens niet sier lijk waren. Dan zou er een proces ontstaan over het al of niet sierlijk zijn der wagens, een zeer subjectief bogrip. Spreker is er van overtuigd dat een contract voor 10 jaar beter is dan een voor 20, een voor geen jaar is echter het best van al. De heer Komter zegt dat do ervaring heeft geleerd dat het goed is met particuliere exploitatie te be ginnen. Meest alle gemeentetrams zijn op die manier- begonnen en later, toen de zaken in behoorlijke banen waren geleid, door de gemeente overgenomen. Spreker is dus van oordeel dat het in het gemeente belang is de concessio aanvankelijk aan particulieren te laten, onder voorbehoud er gemeentelijke exploi tatie van te kunnen maken. Dit is de veiligste weg voor de gemeente. In de- voorwaarden zou ook kunnen worden opge nomen de bepaling dat, als de gemeente een electrisch bedrijf krijgt, electrische beweegkracht voor de tram verplichtend is. Spreker wil echter den termijn van concessie niet te lang stellen. De heer Duparc zegt, dat de heer Besuijen blijkt hem minder juist te hebben begrepen. Allerminst heeft hij willen beweren, dat de heer Besuijen niet het recht zou hebben te verkondigen, aan gemeen telijke exploitatie de voorkeur boven particuliere te geven. In sprekers woorden lag opgesloten een protest tegen de wijze, waarop dat lid ook nu weder heeft gesproken en tegen den tijd, dien hij daarvoor van de leden heeft gevorderd. Spr. durft de onderstelling wagen, dat ook thans die geheele lange rede voor een goed deel moest dienen, om, over de raadsleden heen, voor de sociaal-demo cratische partijgenooten buiten den Raad te getuigen van wat door de woordvoerders hier wordt gesproken. Eveneens heeft de heer Besuijen spr. niet gevat, toen hij de woorden „bekende waarheden" bezigde. De ironische toon, waarin dit geschiedde, had dat lid genoeg te verstaan moeten geven. Zeker zou dit lid alle raadsleden met hem denzelfden weg zien opgaan als zij allen sociaal-democraten waren. Ge lukkig echter is het zoover nog niet gekomen, al spreken de heeren Besuijen en de zijnen ook voort durend van een „veranderde samenstelling van den Raad". Dat Minister van Hall reeds in 1845 voor staats exploitatie van spoorwegen zou zijn geweest, hoort spr. heden voor het eerst. Spr. wil het, op gezag van den heer Besuijen, aannemen. Voor de thans te nemen beslissing doet het echter niet af. De heer Besuijen, met verlof der vergadering voor de derde maal het woord erlangend, wijst er op dat het herinneringsvermogen van don heer Duparc hem nu toch parten speelt. Spreker heeft voor zich het werkje„Staatsexploitatie der spoorwegen", uitgave dor Soc. Technische Vereeniging van Dem. Ingenieurs. Daarin staat„Als minister had de heer van Hall reeds het zijne beproefd om Nederland tot staats exploitatie te leiden," en verder„De practische bezwaren, die de heer van Hall tegen particulier spoorbedrijf aanvoerde, kwamen in hoofdzaak hierop neer, dat de Staat geen voldoende middelen bezat om zulke groote maatschappijen te laten doen, wat zij in het belang van land en handel behooren te doen." Spreker neemt de vrijheid te veronderstellen dat de heer Duparc het minder goed zal weten dan de samenstellers van dit zoo goed beoordeelde werk. De heer G. W- Koopmans wil zijn stem motiveeren. Tram nuttig noodig dan gemeentetram. Do Voorzitter zal achtereenvolgens de verschillende deelen van het voorstel van Burgemeester en Wet houders in stemming brengen. Sub 1 wordt met algemeene stemmen aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 7