24 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1908. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1908. 25 De heer Burger kan zich bij den heer Menalda aan sluiten. Deze heeft goed gedaan er de aandacht op te vestigen. Wanneer spreker toch de verordening goed begrijpt, dan moet die zoo worden gelezen, dat die zangcursus niet onder art. 1 valt. En nu zou hij gaarne vernemen of bij het tot stand komen der verordening het in gebruik geven van lokalen voor den zangcursus geheel daarbuiten valt en dus aanvragen daartoe geheel onafhankelijk van de verordeningsrechten worden behandeld op denzelf den voet als tot nu. Is deze opvatting juist, dan vervalt ook het bezwaar van den heer Menalda. Het is den heer van Ketwich Verschuur niet dui delijk of met „lokalen" ook worden bedoeld de lokalen, die het gymnasium in gebruik heeft. De algemeen gestelde aanloop van art. 1 zou dit doen vermoeden, waar toch staat „kunnen de lokalen van de gemeentelijke inrich tingen van onderwijs" enz. Hieromtrent zou spreker gaarne worden ingelicht. Indien het de bedoeling was het gymnasium daaronder te begrijpen, dan zoude volgens spreker, in dit artikel ook sprake moeten zijn van raadplegen van het college van curatoren. Hierover wordt niet gesproken, zoodat spreker daaruit weer zou kunnen concludeeren, dat het gymnasium hier niet bedoeld wordt. De heer Schoondermark wil in zijn antwoord met den laatsten spreker beginnen. De opmerking van den heer van Ketwich Verschuur is juist. De bedoe ling van Burgemeester en Wethouders is, om alleen de lokalen van de scholen voor lager en uitgebreid lager onderwijs af te staan. Daarom staat er ook dat de Commissie van Toezicht en de Commissie van Bijstand, d. i. voor de bewaarscholen, zullen worden gehoord. De heer Menalda maakt zich ongerust, dat Burge meester en Wethouders te weinig bijvoegelijke naam woorden, zooals spreker ze maar zal noemen, bij on derwijs hebben gezet. De opmerking van dat raads lid over zang, dat dit niet zou strekken tot verstan delijke of zedelijke ontwikkeling, zou spreker hem niet durven nazeggen. Ingrijpender is het voorstel van den heer Krijgsman. Burgemeester en Wethouders beslissen in hoogste instantie, staat er. Doch tevens staat in hetzelfde artikel dat de Commissie van Toezicht of die van Bijstand zal worden gehoord. Spreker gelooft daarom dat de heer Krijgsman niet zoo angstig behoeft te zijn. De Commissie toch zal met Burgemeester en Wethouders uitmaken of het doel, waarvoor gevraagd wordt, behoort tot onderwijs of niet. De veronderstellingen, die door den heer Krijgsman ten opzichte van Burgemeester en Wethouders zijn gemaakt, zijn niet prettig. Spreker trekt er zich echter niets van aan of hij Naomi of Mara wordt ge noemd. Door deze verordening hebben Burgemeester en Wethouders den Raad veel moeito willen besparen. Wordt daarentegen het amendement-Krijgsman aan genomen, dan wordt de geheele verordening overbo dig, omdat dan elk geval op zichzelf moet worden beschouwd en door den Raad behandeld. Verder wil spreker nog wijzen op hetgeen door den heer Bosuijen is gezegd n.l. dat de Raad niet bevoegd zou zijn deze zaak aan Burgemeester en Wethouders over te laten. Spr. doet opmerken dat do gemeente in deze geen eigendommen verhuurt, doch do lokalen gratis afstaat tot het geven van onderwijs. Alleen moet de gebruiker de kosten betalen voor verwarming, verlichting en schoonhouden. De heer Krijgsman merkt op, dat het er niets toe doet dat de commissie wordt gehoord. Burgemeester en Wethouders beslissen en zij kunnen het advies der commissie volgen, maar zij kunnen het ook laten. De feiten, die spreker nopen tot het doen van zijn voorstel, zijn deze. Door Burgemeester en Wethouders werd voorgesteld aan de Friesche Propagandaclub voor drankbestrijding het gebruik van een schoollokaal te weigeren en eveneens werd aan de vereeniging van typografen indertijd het gebruik van een lokaal geweigerd. Dit zal nu weer kunnen gebeuren, wellicht omdat Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn dat die lokalen niet zullen worden gebruikt tot het geven van onderwijs in don zin der verordening. Daarom acht spreker het noodig beroep op den Raad open te stellen. Dat de verordening niets waard zal zijn als sprekers amendement wordt aangenomen, is niet waar, want van de 10 aanvragen zullen misschien 9 door Burge meester en Wethouders worden toegestaan. Alleen in goval van weigering is beroep op den Raad ge- wenscht. Waar de heer Schoondermark beweert dat de ver ordening niet in strijd is met art. 138 der gemeente wet, merkt spreker op, dat er in dat art. niet alleen sprake is van verhuren of verpachten, maar ook van op eenige andere wijze in gebruik geven. Die laatste: zinsnede is zeker wel op deze verordening van toe passing. De heer Menalda blijft zijn bezwaar handhaven. Hij is het niet met den heer Schoondermark eens dat zangonderwijs behoort tot onderwijs, dat verstandelijke en zedelijke ontwikkeling beoogt. Nu spreker echter de toezegging heeft dat de heer Schoondermark het er wel bij rekent, is hij voldaan. De heer Krijgsman zegt dat de heer Menalda zijn bezwaar kan ondervangen door vóór sprekers amen dement te stemmen. Het amendement-Krijgsman wordt verworpen met 17 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren Krijgsman, Zandstra, de Jong en Besuijen. Tegen de heerenBeucker Andreae, Komter, Lau- tenbach, Oosterhoff, Beekhuis, G. W. Koopmans, Wil* heimij, J. Koopmans, Peitz, Baart de la Faille, Har telust, Menalda, Burger, van Ketwich Verschuur, Schoondermark, Beerends en Haverschmidt. De artikelen 13 worden met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is art. 4. De heer Krijgsman stolt voor in het 2e lid van art, 4 te schrappen de woorden „in hoogste ressort." Dit amendement wordt ondersteund en maakt met het betrokken artikel een onderwerp van beraad slaging uit. Nu de heer Krijgsman zijn voorstel herhaalt, wil de heer G. W. Koopmans een enkele opmerking maken. De heer Krijgsman wil den Raad alle mogelijke rech ten reserveeren. Als 't nuttig is doet spreker daaraan gaarne mee. Wordt het voorstel van den heer Krijgsman niet aangenomen, dan nog blijft de Raad in dezelfde rechten staan. Als toch Burgemeester en Wethouders eene aanvraag weigeren, dan blijft toch voor den Raad over om Burgemeester en Wethouders daarover teï interpelleeren, ingevolge de Grondwet en de Gj- paeentewet. "fr>e heer Krijgsman geeft te kennen dat hetgeen door den heer G. W. Koopmans gesproken is, niet opgaa i TvVaar aan Burgemeester en Wethouders het recht vai: beslissing gegeven is, heeft het recht van inter pellatie van den Raad geen zin meer. De hoer G. W- Koopmans antwoordt dat het recht van interpellatie den raadsleden gewaarborgd bij is de Grondwet en de Gemeentewet. Indien dus de Raad eene verordening vaststelt die met die organieke wetten in strijd is, zal de verordening het moeten afleggen. In een lokaal wordt slöjd gegeven. Dit veroor zaakt veel stof. Een volgende gebruiker zal daar over klagen en zeggenik kan in dat lokaal geen gymnastiek geven, dat is te ongezond. I'aarom acht spreker het beter, dat, als er eenig vertrouwen bestaat in het college van Burgemeester en Wethouders, art. 4 ongewijzigd blijft gehandhaafd. Die vereenigingen moeten de gelegenheid hebben, om, als Burgemeester en Wethouders hun onbillijke voorwaarden opleggen, hij den Raad in beroep te komen. liet verwondert den heer Schoondermark niet dat Burgemeester en Wethouders het vertrouwen niet bezitten van de sociaal-democraten. Hij hoopt dat dit wel het geval zal zijn met de andere leden van den Ra id. Iet amendement-Krijgsman wordt verworpen met 17 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heerenKrijgsman, Zandstra, de Jong en Besuijen. ■'egen de heeren: Beucker Andrern, Komter, Lauten- bach, Oosterhoff, Beekhuis, G. W. Koopmans, Wil- hohnij, Feitz, J. Koopmans, Baart de la Faille, Harte lust. Menalda, Burger, van Ketwich Verschuur, Schoon dermark, Beerends en Haverschmidt. Hoe artikelen 47 worden met algemeene stemmen aai genomen. ■A.an de orde is art. 8. Als eene vereeniging onderwijs geeft in een lokaal en er wordt b.v. van buiten af een ruit ingegooid, moet die vereeniging kennis geven aan den Directeur der gemeentewerken en is de vereeniging aanspra kelijk voor de schade. Spreker acht het beter te lezen Van alle door het gebruik onstane schade, aan ge bouw, meubelen, toestellen of leermiddelen moet door den gebruiker voor zoover ze hem bekend is, binnen 24 uur enz. Spreker heeft de eer deze redactie voor te stellen. De heer Hartelust vraagt of het niet consequent is om. nu in art 1 het woord leermiddelen is geschrapt, dit ook in dit artikel weg te laten. De heer Beekhuis vat hetgeen door den heer Krijgs man in het midden is gebracht, in dezen zin op. Het gaat niet aan den gebruiker aansprakelijk te stellen als, terwijl er in een lokaal les gegeven wordt, door een derde een ruit wordt ingeworpen. Indien dit de be doeling is, dan heeft de heer Krijgsman gelijk. Evenwel moet ook in een dergelijk geval de kennisgeving geschieden. Aan het bezwaar kan worden tegemoet gekomen door in het 2e lid van het artikel, waar de betaling wordt geregeld, in te voegen achter het woord schade „indien daartoe termen bestaan." De door den heer Beekhuis voorgestelde redactie wijziging wordt door Burgemeester en Wethouders overgenomen. De heer Krijgsman trekt zijn amendement in. De heer Schoondermark geeft te kennen dat het den heer Hartelust nu wel duidelijk zal zijn, waarom in dit art. het woord leermiddelen moet blijven staan. Indien er b.v. in een lokaal een globe staat en deze valt stuk, dan moet toch die schade worden opgegeven. De heer G. W. Koopmans ziet aan het slot van dit artikel eene strafbepaling. Spreker vraagt, waarom staat die niet bij art. 7 Ook in dit artikel komen dingen voor, waarvoor eene strafbepaling moet worden gemaakt. Hij acht het beter een nieuw artikel 12 in te lasschen, bevattende een nieuwe strafbepaling. Spreker stelt daarom voor het laatste lid van art. 8 te laten vervallen en een nieuw art. 12 in te lasschen, houdende eene algemeene strafbepaling tegen de overtredingen, samengevat in alle artikelen. Dit voorstel wordt door Burgemeester en Wethou ders overgenomen. Het 2e lid van art. 8 is hierdoor vervallen. De artt. 8—10 worden met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is art. 11. De heer Oosterhoff vraagt of het niet wenschelijk is ook het 2e lid van artikel 11 te laten vervallen. Hiertoe wordt besloten. Art. 11, aldus gewijzigd, wordt met algemeene stemmen aangenomen. De heer Besuijen vraagt waarom nu ook het 2e lid van artikel 10 niet kan vervallen. De heer Schoondermark had niet gedacht dat de heer Krijgsman bij dit artikel met zijn amendement isou zijn gekomen. Dit artikel toch is van geheel anderen aard. Do verordening bedoelt den Raad van vele klein zieligheden af te helpen. Als het amendement wordt aangenomen dan komen al die kleinigheden in den Ra d b.v. de eene of andere vereeniging heeft een gas- kraantje open laten staan en het licht is blijven branden. Moet dan over een dergelijke kwestie een uur of 2 geredeneerd worden Een ander voorbeeld. D heer Krijgsman antwoordt dat hij en zijne partij- gen ooten dat vertrouwen in Burgemeester en Wet houders niet bezitten ten opzichte van arbeidersver- eeuigingen. Spreker wil trachten het daarheen te leiden dat aan vakvereenigingen het gebruiken van schoollokaken niet onmogelijk wordt gemaakt door te bezwarende bepalingen. C)e hoor Krijgsman merkt op dat artikel 8 zooals het nu luidt, aanleiding moet geven tot onrechtvaar digheid. Er staat n.l. „van allo door of tijdens het gebruik enz."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 7