38 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1908.
daartoe meewerkt, n.l. de te groote goedheid van het
hoofd of den onderwijzer. Hij heeft er een in de ge
dachte, dien hij vermoedt wat te veel de hand over
het hart te leggen.
Spreker zal geen namen noemen, maar de heer
Schoondermark zal wel weten, wie bedoeld wordt.
De heer Krijgsman hoopt dat Burgemeester en Wet
houders in de door den heer van Ketwich Verschuur
gesproken woorden geen aanleiding zullen vinden de
verstrekking van klompen te beperken. Het heeft op
spreker den indruk gemaakt alsof de heer van Ket
wich Verschuur van meening is, dat er te veel klompen
worden verstrekt en dat er pressie moet worden uit
geoefend op het Dagelijksch Bestuur om zich in de
verstrekking te beperken.
Spreker acht de verstrekking van klompen al on
voldoende.
De heer van Ketwich Verschuur, met verlof der
vergadering voor de derde maal het woord erlangende,
moet den heer Krijgsman even antwoorden.
Spreker is van oordeel dat de meeste oudere leden
van den Raad niet van hem zullen verwachten, dat
hij pressie tracht uit te oefenen op het Dagelijksch
Bestuur om de verstrekking van klompen te beper
ken dat wenscht spreker allerminst. Sprekers stre
ven is echter naar eene gelijkmatige uitdeeling. Waar
die noodig blijkt, moet worden gegeven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
oma. het ontwerp in den aangeboden vorm vast
te stellen
b. afschrift te doen toekomen aan den districts
schoolopziener,
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om ten
behoeve van de uitgave van een door de Archivaris der
gemeente voorbereid vervolgwerk op Fekhoff's geschied
kundige plaatsbeschrijving van Leeuwarden voor intee-
kening op 100 exemplaren een crediet beschikbaar te
stellen van f 450.
Dit voorstel luidt als volgt
De gemeente-archivaris deelt ons mede dat zij een
vervolg op Eekhoff's geschiedkundige plaatsbeschrij
ving van Leeuwarden, die tot het jaar 1846 loopt,
bewerkt heeft en in het licht denkt te geven. Dit
werk, op dezelfde wijze als Eekhoff's boek opgezet,
zal de verdere beschrijving van onze stad bevatten
tot het jaar 1906 en mitsdien eene belangrijke bijdrage
vormen tot de kennis harer geschiedenis over een
tijdperk, waarin zoo ingrijpende wijzigingen in haar
uiterlijk aanzien en zoovele andere gebeurtenissen
voor haar van gewicht zijn voorgevallen.
Evenals door ons zal dan ook door U dit bericht
ongetwijfeld met ingenomenheid worden begroet en
met instemming brengen wij het voorstel van de
archivaris bij U over, waarbij eene regeling in over
weging wordt gegeven, die uit financieel oogpunt de
uitgave mogelijk maakt. Deze komt hierop neer, dat
de gemeente reeds dadelijk voor 100 exemplaren in
schrijft en daarmede aan het werk, dat uit den aard
der zaak een meer bepaald plaatselijk belang heeft,
derhalve een voldoende debiet verzekert. Hiermede
zal eene uitgaaf van 450.gemoeid zijn, terwijl
het gemeentebestuur voor het zenden van present
exemplaren aan plaatselijke autoriteiten en aan weten
schappelijke instellingen hier en elders toch reeds over
een honderdtal de beschikking zal behoeven.
Naar aanleiding van het voorgaande hebben wij de
eer U voor te stellen te besluiten
ten behoeve van de uitgave van een door de
archivaris der gemeente voorbereid vervolgwerk op
Eekhoff's geschiedkundige plaatsbeschrijving van
Leeuwarden voor inteekening op 100 exemplaren een
crediet beschikbaar te stellen van 450.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake eene door J. J. de Roos gevraagde voorziening
betreffende eene tot hem gerichte aanschrijvingals ver
meld in art. 10 der Woningwet.
Dit prae-advies luidt
Ingevolge het bepaalde in art. 16 der Woning
wet is overeenkomstig het advies van de Gezondheids
commissie voor de gemeente Leeuwarden d.d. 21
Januari 1908 door ons eene, in afschrift hierbij ge
voegde aanschrijving d.d. 22 Januari d.a.v. no. 244/69,
gericht tot J. J. de Roos alhier, eigenaar van de
woningen Hazebuurtje nos. 20, 22, 24, 26 en 28, om
aan die woningen verbeteringen aan te brengen, door
den bestaanden regenwaterbak te doen schoonmaken
en volkomen waterdicht op te leveren en een water
dichten rogenwaterbak van ten minste 6 ML inhoud
overeenkomstig de voorschriften der bouwverordening-
bij te bouwen of de woningen bij de waterleiding te
doen aansluiten of anders de bewoning te doen staken.
Van die aanschrijving komt de Roos bij het hierbij
overgelegd schrijven, hetwelk den 15 Februari
j.l. is ontvangen bij Uwe Vergadering, met toepassing
van art. 17, 2e lid der bovenvermelde wet, in beroep.
Aangezien adressant echter in gebreke blijft aan
te toonen, dat voldoende wordt voorzien in goed en
voldoende drinkwater ten behoeve dier woningen,
waarom do voorgeschreven verbeteringen niet noodig
zouden zijn, hebben wij do eor U, onder overlegging-
der stukken, voor te stellen de gedane aanschrijving,
waarvan beroep, te handhaven en daartoe vast te
stellen het in ontwerp hierbij gevoegde besluit.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
omtrent het adres van het bestuur der Friesche Tuin-
bouwvereenigingom het Beurslokaal voor eene tentoon
stelling van bloemenvruchten en groenten in gebruik
af te staan van 19 tot en met 22 September a.s.
Dit prae-advies luidt
Door het bestuur der Friesche Tuinbouwvereeniging
is aan Uwe Vergadering het verzoek gericht voor het
houden van eene tentoonstelling van bloemen, vruchten
en groenten het bovenlocaal der Beurs beschikbaar
te stellen van Zaterdag 19 tot en met Dinsdag 22
September e.k., alsmede een dag daarvoor en daarna
voor het aanbrengen en weghalen der geëxposeerde
voorwerpen.
Gelijk meermalen in gelijksoortige gevallen door U
is beslist wij noemen het in gebruik geven van
het Beursloc-aal voor tentoonstellingen der Maatschappij
van Schilder- en Teekenkunst en aan den Frieschen
Bouwkring voor de expositie van ontwerpen voor het
Vredespaleis kan ook thans tegen inwilliging van
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1908. 39
het verzoek geen bezwaar bestaan, zoodat wij U in
overweging geven te besluiten
aan het adresseerende bestuur van 19 tot en met
22 September e.k. in gebruik af to staan hot bours-
locaal voor het houden eener tentoonstelling van
bloemen, vruchten en groenten, alsmede op 18 Sep
tember van 's namiddags 3 uur af en 23 d.a.v. tot
uiterlijk 's namiddags 3 uur voor het aanbrengen, resp.
wegvoeren der geëxposeerde voorwerpen en behoorlijk
schoonmaken van het lokaal, onder voorwaarde dat
a. het Beurslokaal onder toezicht van den Beurs-
meester blijve
b. adressant verantwoordelijk zij voor allo schade,
die gedurende de tentoonstelling aan het lokaal en
de daarin aanwezige voorwerpen mocht worden toe
gebracht.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
9. Prae-advies van Burgemeester eg Wethouders in
zake de motie-Krijgsman omtrent de verhooging der toonen
van de schoonmaaksters-oppassters der gemeentebewaar
scholen.
Dit prae-advies luidt
In Uwe vergadering van 29 October 1907 (zitting
van den 30en d.a.v., Handelingen pag. 236) is dooi
den heer Krijgsman ingediend de volgende motie
de Raad,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit prae-
advies uit te brengen over verhooging der loonen
van schoonmaaksters-oppassters der gemeente-bewaar
scholen.
De motie is overeenkomstig hare strekking in han
den van ons college gesteld.
Aan het daarbij uitgesproken verlangen willende
voldoen en tevens in verband met een bij ons ont
vangen adres met memorie van toelichting van do
plaatselijke afdeeling van den bond van gemeente
werklieden, waarin eveneens op salaris-verhooging dei-
bedoelde titularissen wordt aangedrongen, is door ons
to dezer zake overleg gepleegd met de betrokken
Commissie van bijstand.
Alvorens evenwel tot eene bespreking van hare naar
aanleiding daarvan bij ons ingediende voorstellen over
te gaan, zij alsnog het volgende onder Uwe aandacht
gebracht.
Gelijk haar naam aanduidt, is de functie der schoon
maaksters-oppassters aan de bewaarscholen eene twee
ledige. Zij zijn belast zoowel met het schoonhouden
der schoolgebouwen en daarmede verband houdende
werkzaamheden en dus in dit opzicht geheel gelijk
te stellen met de werksters aan de gewone lagere
scholen anderzijds hebben zij als helpsters gedu
rende de schooluren aan het onderwijzend personeel
assistentie te verleenen.
Met ingang van 1 Januari 1906 zijn bij ons besluit
van 24 Juni 1905 op grond der overeenkomst tusschen
doze twee categoriën van bedienden beider jaarwedden
dan ook, behoudens het nader aan te geven verschil,
op denzelfden voet geregeld, d. w. z. bij de schoon
maaksters aan de bewaarscholen is voortaan eveneens
als maatstaf aangenomen het aantal der schoon te
houden lokalen in verband met hunne oppervlakte,
gelijk reeds vroeger geschiedde bij de belooning der
werksters aan de lagere scholen. Met het oog op de
omstandigheid dat de eersten bovendien al de vaste
jaarwedde 150.voor hare functio als oppassters
genoten, is bij de voor dezen getroffen regeling echter
circa 72 °/0 genomen van hetgeen in dit geval aan
de schoonmaaksters der lagere scholen zou zijn uit
gekeerd. Hierdoor werd mede een meer geleidelijke
opklimming in de salarieering verkregen.
Do Commissie voor do gemeentelijke bewaarscholen
goeft thans in overweging wanneer ook bij deze inrich
tingen de bezoldiging der schoonmaaksters geheel
wordt vastgesteld volgens den voor hare collega's
aan de openbare scholen geldenden maatstaf, de
wedde als oppasster onveranderd te laten. Wordt
aldus te werk gegaan, dan blijkt de opklimming in
de belooning (buiten het vaste bedrag van f 150.
uit het volgende staatje:
aa
BEZOLDIGING
Nieuwe
100
110
120
170
90
150
ƒ123 -f- 8 vergoeding v.
gereedschappen
136 8
136 8
201 13
123 8
123 -|- 8
ƒ168.f- 8 vergoeding v.
gereedschappen
9
8
13
8
7
190.50
186.b
278.50
160.h
159.50
Wij kunnen ons met het denkbeeld der Commissie
geheel vereenigen. Het komt ons toch niet onbillijk
voor de tot dusver getrokken onderscheiding in de
werksters-loonen aan beide soorten scholen te laten
vervallen wol is waar, hebben, gelijk boven is opge
merkt, die aan de bewaarscholen bovendien nog hare
vaste wedde van f 150.daartegenover staat dat
zij in hare vrijheid van beweging dan ook een groot
deel van den dag beperkt zijn, wat bij de anderen
niet het geval is. De bezoldiging als oppasster blijft
dan onveranderd, waarmede geheel gehandeld is in
de lijn van Uw besluit van 26 Juni 1906, toen een
voorstel, om deze op 200.te brengen, werd ver
worpen.
Vermelding verdient nog dat bij de met 1 Januari
1906 getroffen regeling aan die titularissen, die daar
door in nadeeliger positie zouden worden gebracht, bij
overgangsbepaling in ons besluit de oude belooning
is gewaarborgd. Een dergelijke maatregel zal dan
voortaan niet meer noodig zijn.
Wij hebben thans de eer U voor te stellen te
besluiten
onder aanvaarding der toezegging, dat door Bur
gemeester en Wethouders mot ingang van 1 Juli 1908
de bezoldiging der schoonmaaksters aan de gemeen
telijke bewaarscholen zal worden geregeld op de wijze
als in het schrijven der Commissie van bijstand van
22 Januari 1908 no. 716 is uiteengezet, ten aanzien
der motie-Krijgsman over te gaan tot de orde van
den dag.
De boraadslaging wordt geopend.
De hoor Krijgsman heeft mot voldoening gezien dat
ongeveer voldaan is aan hetgeen door spreker ten
opzichte der loonsverhooging is voorgesteld.
Het heeft hem echter eenigo teleurstelling gebaard,
dat wordt voorgesteld deze loonsverhooging te doen
ingaan op 1 Juli. Waar toch erkend wordt dat de
loonen te laag zijn, is het niet meer dun billijk, dat
de verhooging met het begin van het dienstjaar, dus
op 1 Januari ingaat.
De Voorzitter moet zich verklaren tegen inwilliging
van den wensch van den heer Krijgsman. Tractementen
worden als regel nimmer in den loop van een dienst
jaar verhoogd bij do vaststelling der begrooting
worden zij, zoo noodig, herzien en de nieuwe regeling
treedt dan 1 Januari in werking. Het lag in het
voornemen van Burgemeester en Wethouders om, onaf
hankelijk van do motie van den heer Krijgsman, te
zijner tijd, wellicht bij de aanstaande begrooting, de
salarisregoling der schoonmaaksters te herzien. Nu
de aangenomen motio tot vroegere herziening dwong