tvr-ivtxs."i3T«r 40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1908. en mogelijk verwachtingen zijn opgewekthebben Burgemeester en Wethouders de inwerkingtreding op 1 Juli a.s. voorgedragenmaar verder moet, naar sprekers oordeel, nu ook niet worden gegaan. De heer Krijgsman is van oordeel dat de begrooting deze geringe uitgaaf van 140.nog wel kan dragen. Hij acht liet dan ook gewenscht de verhooging te doen ingaan op 1 Januari en stelt do volgende motie voor De Raad, noodigt Burgemeester en Wethouders uit de ver hooging van de loonen der schoonmaaksters van de bewaarscholen te doen ingaan op 1 Januari 1908. De Voorzitter kan er niet meer van zeggen dan hij reeds heeft gedaan. Verhooging van loon toch wordt bij de behandeling der begrooting in overweging genomen en gaat in met het volgende dienstjaar. Als de herziening der loonen dus was ter hand genomen, dan zou dit zijn geschied bij de begrooting voor het jaar 1909 en zou do vorhooging zijn ingegaan 1 Januari van dat jaar. Tengevolge van de motie-Krijgs man hebben Burgemeester en Wethouders, om aan het uitgesproken verlangen en misschien opgewekte verwachtingen tegemoet te komen, voorgesteld die loonsverhooging te doen ingaan met 1 Juli. Hiermede is echter ook de grens van welwillend heid bereikt. Intusschen zal spreker andere voorstellen afwachten daar deze van Burgemeester en Wet houders niet zullen komen. De Voorzitter deelt mede dat bij hem is ingekomen een voorstel van den heer Krijgsman, luidende Do Raad, noodigt Burgemeester en Wethouders uit de ver hooging van de loonen der schoonmaaksters van de bewaarscholen te doen ingaan op 1 Januari 1908. Spreker zal dit voorstel in stemming brengen. Het wordt verworpen met 11 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de hoeren: Krijgsman, G.W. Koop- mans, Zandstra, Lautenbach, Duparc, Besuijen, Burger en Feitz. Tegen de heeren van Kotwich Verschuur, Beucker Androae, Komter, Beekhuis, Hartelust, Oosterhoff, Schoondermark, Wilhclmij, Havorschmidt, Baart de la Faille en Menalda. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. Ingevolge hot bij den aanvang der vergadering genomen besluit verleent de Voorzitter thans het woord aan den heer Hartelust. De heer Hartelust heeft voor zich eene lijst van de minimum loonen en van den maximum arbeidstijd (Gem. blad 1 van 1908). Het heeft sprekers aandacht getrokken dat het minimumloon voor een timmerman is bepaald op 20 ct., voor een smid op 16 ct. per uur. Spreker kan zich niet begrijpen op welke wijze men tot dit resultaat is gekomen. Voor zoover hij er over kan oor- deelen is het werk van den smid evenveel waard als dat van een timmerman die arbeid is toch minstens zoo moeilijk te leeren en zwaar. Spreker vraagt daarom of het niet billijk is dat het minimum-loon van oen smid in evenredigheid wordt gebracht met dat van een timmerman. Spreker zal eene vergelijking maken. Een opper man-stamper bij de bestrating moet een minimum-loon worden uitgekeerd van 17 ct. per uur. Dit nu is een ondergeschikte arbeid, waarvoor geen vaardigheid of vakkennis wordt vereischt. Hij behoeft toch niets te doen dan met een zwaar blok de steenen op gelijke hoogte te stampen. Als nu aan zoo'n dommekracht 17 ct. por uur wordt uitbetaald, hoe is het dan mogo- lijk dat een smid, die toch eene opleiding moet hebben, onder degenen wordt gerangschikt, die het laagste loon hebben. Het komt spreker voor dat als een smid zoo slecht bezoldigd wordt, de smederijen aan de ambachtsscholen spoedig zullen worden ontvolkt, want niemand zal er dan aan denken zijn zoon voor smid te laten opleiden. Dit zou spreker spijten èn om den arbeid èn om de kunst, want het vak behoort lang niet tot de gemak kelijkste. Spreker vraagt daarom of Burgemeester en Wet houders de gemaakte opmerkingen in overweging willen nemen en bij het opnieuw samenstellen van eene dergelijke lijst ermee willen rekening houden? De Voorzitter wil gaarne in het openbaar herhalen, wat hij vóór dè opening der vergadering den heer Hartelust reeds ter zake heeft medegedeeld. De vaststelling eener lijst van minimum-loonen is geregeld bij 's Raads besluit van 28 April 1903 (Gem.blad no. 15). Daar is in art. 2 bepaald dat die lijst jaarlijks vóór 1 Januari opnieuw moet worden herzien en dat hare vaststelling, wat de bouwvakken betreft, niet geschiedt dan na ingewonnen advies van de commissie voor openbare werken. Deze voorschriften zijn ook ten opzichte van de voor het jaar 1908 geldende lijst nageleefd; de com missie van bijstand bracht in de tweede helft der maand November advies uit, hetwelk is gevolgd. De praktijk is nu deze, dat Burgemeester en Wet houders, vóór zij aan de Commissie van'bijstand advies vragen, aan den Directeur van gemeentewerken op dragen hun ter zake een voorstel te doen, na vooraf informatie te hebben ingewonnen bij patroons en bij vereenigingen van werklieden, naar de in het loopende jaar, in casu 1907, betaalde loonen en gewerkte uren. De ingekomen antwoorden worden met het advies aan de Commissie van bijstand overgelegd. Wat nu de smeden betreft, zoo kan worden medegedeeld dat van 12 patroons antwoorden zijn ingekomenhet door hen voor 1907 uitbetaalde uurloon bleek te varieeren tusschen 121/2 cent en 20 cent. Voorts zijn de inlichtingen gevraagd aan de afd. Leeuwarden van het Alg. Neder!Werkliedenverbond, de Kamer van Arbeid en den Bestuurdersbond, die voor het betaalde uurloon resp. opgaven: 18, \öl/2 en 13 cent. Van de mede gehoorde metaalbewerkersvereeniging is geen antwoord ingekomen. De ingekomen opgaven zijn gemiddeld en dienovereenkomstig is het minimum loon voor de smeden op 16 cent per uur vastgesteld, zijnde één cent hooger dan op de lijst voor 1907. Is dat minimum-loon te laag, gelijk de heer Hartelust beweert, dan is dat niet de schuld der gemeente, die zich zoo nauwgezet mogelijk op de hoogte van het geldende loon tracht te stellen, maar van hen, dio smeden in hun dienst hebben en dezen te laag bezol digen. De gemeente is allerminst geroepen oin door het voorschrijven in hare bestekken van een hooger minimum-loon dan gemiddeld te Leeuwarden wordt betaald, aan deze zaak eene leiding te geven die, naar spreker vreest, zou kunnen blijken eene ver keerde te zijn geweest. De heer Hartelust heeft van den Voorzitter gehoord, dat de verschillende patroons en vakvereenigingen zijn gehoord ten opzichte van het loon dat moet worden uitgekeerd. Hij is van oordeel dat deze opgaven zijn gedaan met het weekloon tot basis van berekening. Een smid b.v. bij een flink patroon verdient 20 ct. per uur. Hij werkt 10 uur per dag, verdient dus Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1908. 41 2.of 12.per week. Spreker weet dat deze loonen worden uitgekeerd, al erkent hij ook dat het wel het hoogste loon is dat betaald wordt. Hij meent echter dat de lijst betreft ambachtslieden die niet in vasten dienst der gemeente zijn en nu is het een feit, dat iemand die zoo nu en dan gebruikt wordt, hooger loon moet hebben dan iemand in vasten dienst. Spreker zou zich kunnen begrijpen dat deze laatsten 16 ct. per uur, d. i. bij een werktijd van 10 uren per dag, f 9.60 per week krijgen. Alleen in dit geval ook zou hij dit loon kunnen goedkeuren, niet alzoo voor eon smid, die slechts zoo nu en dan in dienst is. De Voorzitter moet doen opmerken dat de heer Hartelust dwaalt, waar hij spreekt over loonen, aan smeden in gemeentedienst betaald. De gemeente werklieden zijn bij deze zaak in het geheel niet be trokken, zij hebben geen uurloon, doch een vast weekloon en hebben niets te maken met de lijst, zooals die door Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld. De lijst vermeldt de minimum-loonen die in bestekken van gemeentewerken moeten wor den opgenomenalzoo die betaald moeten worden door hen, die eenig werk voor de gemeente aannemen. Er heerscht nog eene misvatting bij den heer Har telust, waar deze vermoedt dat de van patroons en werkliedenvereenigingen ingekomen antwoorden be trokking hebben op het minimum-loon, dat naar hun oordeel aan smeden zou moeten worden uitbetaald de antwoorden hebben betrekking op het minimum loon dat is uitbetaald in het jaar, waarin de opgaven worden gevraagd. En het is dit minimum-loon dat in de lijst voor het komende jaar wordt vastgelegd. Hoe zij, die worden gehoord, aan die opgaven komen, weet spreker niet. Hij veronderstelt dat aan de leden wordt gevraagd wat het loon in het afge- loopen jaar is geweest. Hetzelfde nu wat ten opzichte der loonen geschiedt, heeft ook plaats ten opzichte van den arbeidsduur en ook van deze opgaven wordt bij de vaststelling der lijst gebruik gemaakt. De heer Besuijen meent dat de heer Hartelust, toen hij een maatstaf nam voor de bepaling van het loon en voor dezen maatstaf de bekwaamheid van den vakarbeider als de maatstaf aannam, onjuist is geweest. Niet alleen dit, maar ook de vakvereeni- ging, en wel de meerdere of mindere stevigheid er van, is een factor, die van invloed is op het loon. De timmerlieden-vereeniging is hecht en sterk, die der metaalbewerkers is overleden, is weer opgestaan en heeft vooral onder de oudere smeden weinig leden, zoodat ook weinig kracht van haar uitgaat. Dit heeft ten gevolge dat de loonen in dit vak lager zijn dan die der andere georganiseerden. De wijze, waarop de gegevens voor de lijst door Burgemeester en Wethouders worden verzameld, acht spreker goed. De vakvereenigingen zoowel als de patroons worden gehoord. Er is echter iets in dat nog verbeterd kan worden. Burgemeester en Wet houders toch vragen wat de loonen zijn geweest in het afgeloopen jaar en zoo komt het dat de gemeente altijd bij de patroons een jaar achteraan komt, terwijl de gemeente juist moest voorgaan. Spreker wil een voorbeeld noemen. Het loon der schilders was in 1907 17 ct. per uur. Volgens oor deel èn van de patroons èn van de schildersgezellen is dit te laag en het staat op het punt tot 18 ct. te worden verhoogd, n.l. met 1 April e.k. In de bestekken der gemeente nu staat nog 17 ct., vastgesteld voor 1908, terwijl n.l. de schildersgezellen meenen dat 18 ct. nog te laag is. In dit verband vraagt spreker of er bezwaar tegen is de loonlijst tusschentijds te herzien en voor de schilders vanaf 1 April 18 ct. voor te schrijven. Geschiedt dit niet, dan wordt het eene lastige geschiedenis, want dan kunnen buitenpatroons gemakkelijk meedingen, omdat zij niet meer behoeven te betalen dan 17 ct., terwijl de Leeuwarders 18 ct. moeten uitkeeren. Hierdoor zullen dan de inschrijvingen voor de ingezetenen be moeilijkt worden. Het is spreker bekend dat er een schrijven is gericht aan Burgemeester en Wethouders door de schildersgezellen en het zal hem aangenaam zijn dit bij dat college aan te bevelen en te ervaren, dat er gehoor aan gegeven is. Ondertusschen wil spreker doen opmerken dat vol gens hem de gemeente moet loonen boren den gemid delden loonstandaard en dat zij een voorbeeld moet geven. Spreker zal hierover niet incidenteel gaan discussiee ren, want te dezen opzichte bestaat een groot verschil van meening tusschen het Dagelijksch Bestuur en spreker met diens partijgenooten. Nu en dan hoort spreker een klacht over de samen stelling der loonlijst. Zoo b.v. verleden jaar van de Leeuwarder afdee- ling van den Stucadoorsbond. Die afdeeling vond in de lijst een looncijfer dat niet het standaardloon was, maar daarbeneden. Waarschijnlijk komt dit, doordat de patroons ook de loonen melden, die aan halfwassen worden uitgekeerd of het gemiddelde nemen van loonen van halfwassen en volslagen vaklui. Wordt dan daarna gemeentewerk aangenomen, dat knappen ze dat op met tweederangs krachtenzoo wordt een lijst, die ten behoeve van de vaklieden wordt vastgesteld, ten slotte voor de goede werklieden nadeelig. De heer van Ketwich Verschuur doet opmerken dat deze lijst niets anders bevat dan de minimum loonen, die moeten worden uitgekeerd. Elke patroon is dus bij machte dat minimum te overschrijden. Er mag niet voor de gemeente onder de markt worden ge werkt. Burgemeester en Wethouders kunnen uit de aan hun verstrekte gegevens te weten komen, wat de loonstandaard is. De heer Besuijen heeft gezegd dat de gemeente ook in deze een voorbeeld moet geven. Spreker is van oordeel dat dit onjuist is. De gemeente toch mag niet drijven in zekere richtingde werkgever, de patroon of aannemer blijft vrij om de goede werk krachten meer te betalen dan de minderwaardige. De gemeente moet er niet toe medewerken de loonen op te drijven, maar hare functie in deze is zooveel doenlijk te zorgen, dat geen te laag loon wordt be taald voor het werk, dat ieder werkman levert. Zij zorgt dan ook alleen dat het loon niet beneden een bepaald minimum dit is het alhier gebruikelijk uit te betalen loon zakt. De gemeente mag geen voorbeeld geven, grijpe niet in in den algemeenen loonstandaard; de verant woordelijkheid daarvoor neme de Raad niet op zich en, als de heer Besuijen de beraadslagingen nagaat, die indertijd over deze zaak gevoerd zijn, zal hij dit ontwaren als te zijn de wil van dezen Raad in 1902 en 1903. De heer Hartelust maakt uit het door den heer van Ketwich Verschuur gesprokene op, dat dit raadslid en spreker het niet geheel eens zijn. De heer van Ketwich Verschuur rekent dat het vastgestelde loon het minimum is. Daarover had spreker het echter niet, hij heeft eene vergelijking gemaakt tusschen het loon van een smid en een timmerman. Neem aan dat het minste loon voor een smid 16 ct. is, waarom moet dat voor een timmerman dan 20 ct. zijn Dit begrijpt spreker niet. Hij vergelijkt dan ook twee gelijksoortige ambachten en meent dat het loon niet zooveel moet verschillen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 4