42 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1908.
De Voorzitter doet opmerken dat het gemeentebe
stuur daarop niet den minsten invloed uitoefent.
Het doet spreker genoegen van den heer Besuijen
te vernemen dat de lijst door Burgemeester en Wet
houders met zorg wordt samengesteld.
Burgemeester en Wethouders doen hun best om
op een gegeven oogenblik te kunnen zeggen dat is
het minimum-loon, dat voor zekeren arbeid in de
gemeente wordt betaald.
Dit meent spreker te moeten constateeren.
De heer Besuijen was niet van plan te spreken
over de kwestie of de gemeente vooraan moet staan
of niet. Nu echter de heer van Ketwich Verschuur
er over begonnen is, meent spreker verplicht te zijn
daarop te antwoorden.
De heer van Ketwich Verschuur zegt dat in de
lijst is aangegeven het minimum-loon dat betaald
moet worden en dat elke werkgever bij machte is dit
te overschrijden. Spreker is van oordeel dat dit zuiver
theorie is. In de praktijk toch wordt dat minimum
loon het loon.
Bij inschrijving toch op bestekswerken wordt de
berekening gemaakt naar dat loon, want de concur
rentie laat niet toe naar een ander loon te rekenen.
Daardoor wordt, zooals gezegd, het vastgestelde
minimum-loon het loon.
Nu heeft men onder de patroons wel eenige goed-
willigen, die onder eenigen aandrang geneigd zijn tot
loonsverhoogingen over te gaan. Men kan toch vergen
dat de gemeente daartoe behoort en niet tot de rubriek
van hen, die achteraan komen of niet dan na een
scherp stukje klassestrijd, noodgedrongen de loonen
verhoogen.
Een voorbeeld heeft uitstekenden invloed. In het
drukkersbedrijf b.v. is na eenige activiteit der typo-
grafen-vereeniging hier en daar het loon verhoogd
en later, in zoowat twee jaar tijd, kan men van een
vrij algemeene opklimming van de loonen in het
drukkersbedrijf spreken; de achtera akomers zijn de
inhaligste patroons. Gaat de gemeente met „gemid
delde loonen" rekenen, dan verzeilt ze vanzelf onder
achternakomers.
Wij moeten de gemeentebelangen behartigen en
kunnen dat nooit beter doen dan door te zorgen voor
verbetering van den socialen toestand van het grootste
deel onzer ingezetenen, de handwerkslieden en loon
trekkers. Hoe kunnen wij dit doen Door hen te
sterken in den strijd om een hoogeren loonstandaard
en die versterking bereiken wij door als goedwillig
patroon op te treden, door dus in loonen vooraan te
staan en een voorbeeld te geven.
De heer Beekhuis wenscht eene opmerking te maken.
Do heer Besuijen heeft gevraagd of de loonlijst ook
tusschentijds kan worden herzien en hij heeft daarop
geen antwoord gekregen. Spreker kan antwoorden
dat de verordening aan Burgemeester en Wethouders
hiertoe de bevoegdheid geeft. De lijst wordt wel
voor een jaar vastgesteld, maar Burgemeester en
Wethouders kunnen, als de omstandigheden daartoe
aanleiding geven, de loonen wijzigen.
De heer Besuijen heeft verder gezegd dat de rede
neering van den heer van Ketwich Verschuur zuiver
theoretisch is, dat hij (Besuijen) de praktijk in het
oog houdt. Spreker gelooft dat de heer Besuijen
zich vergist. De praktijk toch leert, dat de patroons
aan goede werklui hooger loon dan het minimum
uitkeeren. Daarom begrijpt spreker niet hoe de heer
Besuijen eene dergelijke bewering kan voeren.
Het doet den heer Zandstra leed dat deze zaak zoo
geheel buiten hem als oud werkman en nog
wel als zoon van Tubal Kaïn, is omgegaan. Spreker
is van oordeel dat het gevaarlijk is een minimum
loon te bepalen. De heer Beekhuis mag zeggen dat
de patroons, om goede werkkrachten te krijgen, meer
loon moeten gevenbij aanneming van werken ge
schiedt dat niet. Ten platten lande toch zijn de loonen
lager dan in de stad. Is nu een minimum-loon vast
gesteld, dan zullen er veel werklieden van buiten
komen, waardoor de loonen hier gedrukt worden.
Dit is hier wel voorgekomen. Spreker wil Burge
meester en Wethouders verzoeken hieraan hunne volle
aandacht te schenken en te bepalen dat niet een
minimum-loon moet worden uitbetaald, maar het loon
dat moet worden gegeven, d. i. het standaardloon in
de stad.
De interpellatie is hiermee gesloten.
De Voorzitter verleent nu het woord aan den heer
Baart de la Faille.
De heer Baart de la Faille begint met den Voor
zitter dank te zeggen voor de gelegenheid, die hij
spreker heeft geschonken tot het voeren van het
woord over een punt, vreemd aan de orde van den
dag en den Baad voor diens toestemming.
Het zou vreemd schijnen dat spreker, terwijl de
waterstand hoog is, den toestand der publieke wateren
wenscht te bespreken. Thans is de waterstand die
van het winterseizoen, abnormaal, maar daarna komt
eene periode met laag water en een stilstaanden
boezem.
Uit het pas verschenen verslag der gezondheids
commissie blijkt, dat ook in het afgeloopen jaar de
toestand der publieke wateren te wenschen heeft
overgelaten.
Spreker weet niet of de heeren kennis hebben ge
maakt met het Engelsche werkje, getiteld: „Drie vage
bonden in Friesland". Door het geheele werkje kan
men zien hoe de heeren zich verheugd hebben over
de schoone wateren in de Provincie Friesland, maar
tevens hoe Leeuwarden met een zwarte kool is ge-
teekend. Toen zij toch in de nabijheid der stad
kwamen, konden zij zich niet begrijpen welke atmos-
pheer zij moesten inademen, zulk een verpestende
stank kwam hen tegemoet. Die toestand nu is voor
een groot deel te wijten aan eene inrichting die wij
hier ter stede hebben, n.l. de Leeuwarder stroocarton-
fabriek, die met haar afvalwater het water om en in
de stad verpest.
"Wij hebben getracht daaraan tegemoet te komen
door eene bepaling uit te lokken dat het water moet
worden geloosd op 1700 M. afstand van de fabriek
achter een dam in de Potmarge. De Baad is nog
een stap verder gegaan en heeft in 1906 besloten een
tweedon dam te plaatsen op 200 M. achter den bestaande,
zoodat een soort septic-tank is ontstaanwaarin het
afvalwater een rottingsproces ondergaat om aldus
eenigermate gezuiverd op den boezem af te loopeu.
Detank werkt, al laat de inrichting ervan te wenschen
over.
Niet alleen op de tank, maar ook op hetgeen daar
vóór gebeurt wenscht spreker te wijzen. Bij een
bezoek in dit laatste najaar toch heeft spreker ge
constateerd dat ook het water vóór den dam, aan de
stadszijde, vervuild wordt. De vraag rees bij hem:
hoe kan dat
Deze vraag is beantwoordn.l. aldusde buis,
waardoor het afvalwater van de fabriek stroomt, is
nu en dan defect, dus niet hermetisch gesloten. Ook
is het bekend en spreker weet dat dit vanaf het
overliggend terrein geconstateerd is, dat, niet
tegenstaande het streng verbod afvalwater van het
fabrieksterrein in de Potmarge afvloeit.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1908. 43
Wanneer men het personeel van de stadsreiniging
Jioort, gebeurt dit nog al dikwijls.
Spreker gelooft dat nog onlangs door den Inspecteur
voor het Woningtoezicht te dezer zake proces-verbaal
is opgemaakt.
Spreker wenscht deze aangelegenheid aan te bevelen
in de aandacht van Burgemeester en Wethouders.
Om echter op de septic-tank terug te komen. Deze
is ingesteld om het water zooveel mogelijk gezuiverd
op den boezem te loozen.
De inrichting is primitief en laat, zoo primitief zij
is, nog al veel te wenschen over. Hij vindt het
jammer dat een der naastliggende eigenaren nog geen
toestemming heeft willen geven om zijn terrein te
verhoogen, zooals de eigenaar aan de tegenoverge
legen zijde heeft gedaan, teneinde te bevorderen dat
de tank de noodige diepte en capaciteit verkrijge.
Spreker is van oordeel dat het verhoogen ook in
het eigen belang van den eigenaar zou zijn, want hij
meent dat deze er al zelf de dupe van is geworden,
toen door een tijdelijk gebrek de afstrooming niet in
orde was. Hij kreeg toch water uit de tank op zijn
eigendom.
Spreker vraagt of het ook mogelijk is met den
eigenaar, naastleger, tot overeenstemming te geraken,
ten einde deze zaak op te lossen.
Blijkt dit niet mogelijk, dan is er nog een ander
middel, n.l. het plaatsen van een houten walbeschoeiïng
tegen het laaggelegen terrein, waardoor de tank op
de vereischte diepte wordt gebracht. Spreker heeft
er bij den Directeur van gemeentewerken naar ge
ïnformeerd en deze heeft hem gezegd, dat de moge
lijkheid bestond om op deze wijze voor f 1250.— de
tank zoo te maken, dat zij beter aan de bestemming
beantwoordt.
Spreker vraagt of Burgemeester en Wethouders
ook dezen maatregel willen overwegen?
Voor de tank is destijds een crediet toegestaan van
4000.en de Baad is niet in gebreke gebleven
alles in het werk te stellen om verbeteringen aan te
brengen. Nu is het gewenscht dat de toestand zoo
goed mogelijk zij.
Het zou zeker nog beter zijn als er naast de tank
een oxydatiebed werd aangelegd, waarmede het tweede
gedeelte der biologische zuivering kon geschieden,
maar dat zou aanzienlijke kosten meebrengen.
Spreker wil bij Burgemeester en Wethouders er op
aandringen dat er maatregelen worden genomen in
den geest, als door hem bedoeld.
De Voorzitter verzekert den Baad, dat Burgemeester
en Wethouders het gesprokene in overweging zullen
nemen en dat zij zullen trachten tegemoet te komen
aan de door den heer Baart de la Faille uitgesproken
wenschen.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.