74 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1908.
een te hoog bedrag uit te trekken, dan dat later zou
blijken, dat daarvoor te weinig gerekend was.
"Wat betreft de demping van den inham in de gracht,
ook deze is niet in het plan opgenomen, omdat die
ruimte voorloopig niet noodig is. Indertijd is er wel
over gedacht, doch de kosten zijn zoo enorm, dat men
dit heeft laten vallen, te meer daar het bleek, dat de
tegenwoordige kolenloodsen voldoende ruimte aanboden.
De lieer Schoondermark is intusschen ter vergade
ring verschenen.
De heer Haverschmidt zegt dat hij niet in eene
beoordeeling is getreden van de technische uitvoer
baarheid van de uitbreidingsplannen het doet spreker
voor den directeur genoegen dat zijn arbeid door een
deskundige zoo gunstig wordt beoordeeld.
De adviseur heeft stellig geen kaart van de gemeente
onder de oogen gehad, toen hij zoo beslist schreef,
dat de bouw van een nieuwe fabriek op een ander
terrein onvoorwaardelijk moest worden afgekeurd.
Hij heeft waarschijnlijk opgemerkt dat tegenover de
fabriek veel open terrein ligt, maar hij had toch
kunnen vermoeden, dat de fabriek daarvan de schuld
draagt.
't Is of men met een splinternieuw denkbeeld komt
aandragen, wanneer men over een nieuwe fabriek
spreekt. Het tegendeel is echter waar nog niet lang
geleden was een nieuwe fabriek iets dat als vanzelf
sprak, hot denkbeeld van verbouwing is pas van den
allerlaatsten tijd.
Vraagt men naar een ander terrein, dan noemt
spreker het laatste perceel aan het Kanaalop een
deel ligt bouwverbod, maar wat overblijft, is dubbel
zoo groot als het tegenwoordige.
Een productieve zaak als de gasfabriek kan de vrij
dure leiding naar de stad wel betalen. Men krijgt
dan de gasfabriek aan de grens der gemeente, ver
van de bebouwde kom en daar behoort een gasfabriek
ook te staan.
De heer van Ketwich Verschuur rencontreert den
heer Haverschmidt op twee punten, n.l. het laatst
aangevoerde en een punt, dat niet door den heer
Oosterhoff is aangevoerd. Spreker gaat mede met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Haverschmidt heeft gezegd dat hij niet
begrijpt, hoe Dr. Neurdenburg het bouwen eener
nieuwe fabriek kon afkeuren. Als men echter iets
uit diens brief van 4 December 1.1. aanhaalt, moet men,
tot goed verstaan van zijn beweren, die geheele
zinsnede lezen.
Als Dr. Neurdenburg aldaar den bouw eener nieuwe
fabriek onvoorwaardelijk afkeurt, geeft hij daarvoor
deze reden „omdat de bestaande fabriek op de plaats
„zelve kan worden omgebouwd en hernieuwd, met
„belangrijk minder kosten, zonder dat dit voor de
„regelmatige exploitatie gevaar behoeft op te leveren."
Hier heeft men dus een feitelijk-, in verband met
een financiëel motief, dat niet van zijn uitspraak mag
worden gesplitst.
Een ander punt, ook door den heer Haverschmidt
gememoreerd is, dat hij de nieuwe fabriek wensclit op
een ander terrein. Waarom wenscht nu do heer
Haverschmidt een ander terrein Omdat de bewoners
in de nabijheid last hebben van den stank.
Bij het bouwen van eenige fabriek, die hinder kan
geven, moet de vraag worden gesteld waar kan de
inrichting geplaatst worden zóó, dat zij voor het
kleinste aantal inwoners den minsten last veroorzaakt.
Deze vraag is indertijd ook gesteld bij de behandeling
van het abattoir-vraagstuk met do daaraan verbonden
septictank.
De heer Haverschmidt wil keeren den rook en
smook, den neerslag van zwarte vlokjes, waarvan de
inwoners last hebben.
Als men dit wil voorkomen dan zou de fabriek op
een zeer grooten afstand van de stad moeten worden
geplaatst en ieder weet welke groote bezwaren dat-
voor een gasfabriek in heeftook den heer Haverschmidt
zal dit bekend zijn.
Spreker meent, dat waar de fabriek aan den N.O.
kant der stad staat, terwijl de meest heerschende
winden van westelijke richting zijn, de tegenwoordige
plaats niet af te keuren is. Indien men een nieuwe
fabriek wil bouwen, dan ook zou deze kant der stad
daarvoor de aangewezene zijn, doordat zij slechts een
zeer klein stadsdeel hinder aandoet.
De watergasfabriek moet blijven bestaan en cas
de besoin, om de bedrijfszekerheid te verhoogen. Een
gevolg van het van de hand willen doen dezer fabriek
zou zijn, dat zij ongeveer voor oud ijzer tegen ge
ringen prijs zou worden verkocht.
Spreker is het met den heer Oosterhoff eens dat
zij voorloopig, zoolang er geen behoefte aan bestaat,
buiten werking kan worden gesteld.
De heer J. Koopmans heeft met aandacht en spanning
de discussiën aangehoord en inzonderheid met groot
genoegen de uitstekende verdediging van het voorstel
door den heer Oosterhoff gevolgd. Hij zou hieraan
dan ook niets willen toevoegen, wanneer hij niet een
kleine leemte had meenen te ontdekken, door het
ontbreken van een antwoord op de vraag van den
heer Beekhuis of eene nieuwe tabriek niet meer exploi-
tatievoordeelen zou aanbieden, ook door een kolen-
los- en transportinrichting.
Ook spreker helde aanvankelijk over tot het idee,
dat een nieuwe fabriek belangrijke exploitatievoordeelen
zou aanbieden boven de bestaande. Hoe meer hij zich,
door den Directeur voorgelicht, in de zaak heeft ge
werkt, hoe meer hij hiervan is teruggekomen. Op
het gebied van de exploitatierekening, die zwaar bij
liem weegt en waarin hij ook eenige ervaring heeft,
heeft hij niets kunnen ontdekken wat een nieuwe
fabriek boven deze voor heeft.
Men neme tot voorbeeld de kolenlos- en transport
inrichting, over de cokestransportinrichting, die
zooals bekend, in het plan is opgenomen, en behalve
directe finantieele voordeelen, ook voor de werklieden
betere arbeidsvoorwaarden medebrengt, spreekt hij
niet.
Het automatisch kolen lossen en vervoeren kan bij
deze fabriek geen voordeelen aanbrengen hij heeft
om dit te staven, enkele cijfers gegroepeerd. Wanneer
men zooals thans 150000 H.L. kolen per jaar verwerkt
en hiervoor betaalt 4 ets. per H.L. draagloon tot in
de loodsen, dan kost zulks aan arbeidsloon 6000.
Voor het weder halen van de kolen uit de loodsen
behoeft niet veel te worden gerekend, omdat dit door
de stokers geschiedt in den tijd, dat de vuren geen
aanvulling eischen.
Een kolentransportinrichting kost volgens het ont
werp ƒ50.000. rekent men van dit kapitaal eene
intrest naar 4 °/0 ad ƒ2000.eveneens 4 °/0 voor
onderhoud en reparatie, ook 4 °/0 voor afschrijving,
wat zeker wel mag geschieden om met 25 jaar deze
inrichting geheel vrij te hebben en voor bediening
een werkloon van 1200.dan heeft men nog
ongerekend de drijfkracht reeds een bedrag van
7200.en kan er derhalve van voordeel bij de
exploitatie geen sprake zijn.
Voor eene fabriek van 5 a 6 maal deze grootte
wordt de rekening natuurlijk geheel anders.
Hij meende een en ander nog tot aanvulling in het
midden te moeten brengen.
De heer G. W. Koopmans doet opmerken dat door
den heer Oosterhoff is gezegd, dat hetgeen door
spreker omtrent de kolenlos- en transportinrichting
is gezegd, op een misverstand berust. Spreker gelooft
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1908.
7o
dat dit niet zoo is want bij een nieuwe fabriek is op
deze inrichting gerekend.
Spreker heeft gezegd deze inrichting te beschouwen
als luxe. Is deze inrichting echter noodzakelijk, clan
acht hij het terrein ongeschikt.
Verder heeft de heer Oosterhoff gezegd, dat de
begrooting voor den muur zonder nader onderzoek
overgenomen is van den Directeur der gemeente
werken. Spreker wijst er op dat hij niet overtuigd
is van de noodzakelijkheid om aan den muur 7600.
ten koste te leggen.
Hij zal alsnu geene verlaging voorstellen, maar
Burgemeester en Wethouders beleefd uitnoodigen voor
en aleer de voorgenomen werken aan den ringmuur
worden verricht, nader te willen laten onderzoeken
of werkelijk die uitgave noodig is.
De heer Oosterhoff blijft er bij, dat de bewering
van den heer Koopmans op een misverstand berust.
Hij zegt dat de kolenlos- en transportinrichting op
het plan eener nieuwe fabriek voorkomt. Maar dat
wordt nu niet behandeld, alleen het plan van ombouw
is in bespreking. Hierop komt een dergelijke inrich
ting niet voor, zoodat daarmee de vraag vervalt of
het terrein geschikt is of niet.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester cn Wethouders wordt
mot 20 tegen 2 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heerenKrijgsman, Zandstra,
Lautenbach, Beucker Andreae, de Jong, van Ket-1
wich Verschuur, Duparc, Wilhelmij, G. W. Koopmans,
J. Koopmans, Oosterhoff, Besuijen, Feitz, Burger,
Hartelust, Komter, Menalda, van Messel, Baart de la
Faille en Schoondermark.
Tegen de heeren Beekhuis en Haverschmidt.
De heer de Jong vraagt of het plan bestaat dit
werk uit te voeren in. eigen beheer.
De heer Oosterhoff antwoordt dat daaromtrent nog
geen vast plan bestaat. Wat het technische gedeelte
aangaat, dit kan niet op de gewone wijze worden
aanbesteed, omdat deze werkzaamheden moeten worden
verricht tijdens de uitoefening van het bedrijf en er
i dus telkens stagnatie in kan ontstaan.
De heer de Jong antwoordt dat het den Raad duide
lijk zal zijn dat de sociaal-democraten aansturen op
uitvoering in eigen beheer, te meer omdat men, als
een dergelijk werk onder toezicht van eigen ambte
naren geschiedt, kans heeft op solieder werk.
Waar nu zoowat het plan bestaat het werk in eigen
beheer uit te voeren, wil spreker gaarne enkele zaken
in het belang der arbeiders onder de aandacht van
Burgemeester en Wethouders brengen.
Het kan gebeuren dat er bij den verbouw stagnatie
in de werkzaamheden komt. Spreker zou er in dat
geval op aandringen dat de werklieden niet naar huis
worden gezonden.
Verder is het bekend dat in ons land een streven
bestaat om den 10 urendag in te voeren. Spreker
zou gaarne willen dat dit ook bij dit werk geschiedt.
Spreker wil daarmee niet zeggen dat daardoor het
loon moot worden verlaagd, neen, zijne bedoeling is
om een 10 urendag in te voeren, maar het loon uit
te betalen voor 11 uren. Deze maatregel is wel meer
toegepast en do ervaring heeft bewezen, dat bij een
verkorten werkdag meer intensief wordt gewerkt.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.