108 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Mei 1908. Spreker wil "Burgemeester en Wethouders volkomen vrijlaten in dit opzicht. Verder doet spreker opmerken dat er in art. 2 staat „bij elke obligatie wordt afgegeven een stel van 40 lialf- jaarlijksche coupons, verschijnende 1 Juli en 1 Januari." Deze redactie acht spreker niet goed. Hij weet niet wanneer de 2e serie zal worden geplaatst, maar dat kan wel b.v. in September of October gebeuren. Men zou de moeilijkheden, die daardoor ontstaan, kunnen voorkomen door te bepalenverschijnende de lo coupon 6 maanden, de 2e 12 maanden na den dag der stor ting enz. Spreker weet wel dat deze zaak wel anders is te regelen door de 1ste couponwaarde te verhoogen of te verlagen, doch meent dat het zoo beter is. De heer Komter zegt dat de in art. 2 genoemde data in verband staan met het verkrijgen der offi- ciëele noteering. De officieele noteering kan worden verkregen zoodra het bedrag boven do 5 ton is ge stegen, maar dan moeten de vervaldagen der coupons van de verschillende seriën dezelfde zijn, zooals dit in art. 2 is bepaald. Bezwaar levert dit niet op. Mocht een volgende serie op een ander tijdstip, stel in October worden uitgegeven, dan kan men bepalen dat do storting geschiedt met bijbetaling van rente vanaf 1 Juli. Wat het amendement-Beucker Andreae betreft, er is reeds op gewezen dat de bedoeling van de woorden ..ten hoogste" in art. 2 is om te voorkomen dat, als een volgende serie tegen eene lagere rente kan worden geplaatst, eerst nog een hiertoe strekkend voorstel bij den Raad zou moeten worden ingediend. Aanneming van het amendement zou ten gevolge hebben, dat de Raad daarop later weer terug zou moeten komen. Het amendement van heer Beucker Andreae wordt verworpen met 17 tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Harte lust en van Mossel, Tegen de heeren Wilhelmij. Lautenbach, Oosterhoff, Duparc, de Jong, Zandstra, G. W. Koopmans, Besuijen, Burger, Krijgsman, Schoondermark, Beekhuis, Komter, van Ketwich Verschuur, Menalda, Haverschmidt en Baart de la Faille. Art. 2 wordt hierna met algemeene stemmen aan genomen. Art. 3. De heer Komter zegt dat in den ln regel art. 15 genoemd wordt. Dit moet zijn art. 11. Dit artikel wordt met algemeene stemmen aange nomen. Art. 4. De heer G. W. Koopmans doet opmerken dat de 2o alinea van dit artikel luidt „De biljetten van inschrijving moeten op zegel „geschreven en vóór of op den door Burgemeester „en Wethouders te bepalen tijd bij den gemeente ontvanger te Leeuwarden, bij de Kasvereeniging of „bij een ander door hun college aan te wijzen kantoor „te Amsterdam zijn ingekomen." Tn het leeniugsplan van 1904 staat alleen dat de biljetten bij het college van Burgomeester en Wet houders moeten inkomen. Spreker acht het wensche- lijk enbeter ook thans deze methode te volgen. Hij ziet de noodzakelijkheid ervan niet in om de inschrij ving ook te Amsterdam open te stellen. Hij is van oordeel dat de biljetten bij Burgemeoster en Wethou ders thuis bohooren; zij hebben dan direct een over zicht over alles. Spreker stelt voor het artikel van het leeningsplan van 1904 over te nemen. Do lieer Komter doet, opmerken dat dit bezwaarlijk zal gaan, omdat de leening dan minder aannemelijk wordt. In 1904 bleef het bedrag beneden de 5 ton en was daardoor van opneming in de officieole noteering geen sprake. In 1896 bij eene 3 °/0 leening daarentegen wel en toen is desgelijks gehandeld als nu. Het is voor de gemeente van belang dat de leening in de officieele noteering wordt opgenomen en, om dat doel te bereiken, zijn deze bepalingen noodig. De heer van Messel vraagt naar aanleiding van het door den heer Komter gesprokene, of art. 14 en alinea 3 van art. 15 in verband staan met artikel 4. Men kan de inschrijving openstellen bij een kassier, maar men verbindt zich daarmede nog niet om de coupons en uitgelote obligatiën bij dien kassier betaalbaar te stellen. Blijft de heer Komter echter van oordeel dat art. 14 en art. 15 alinea 3 niet kan worden geschei den van art. 4, dan heeft spreker bezwaar voor art. 4 te stemmen zooals het door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld. De gemeente Leeuwarden mag toch geene risico loopen bij den betrokken kassier, omdat zij de gelden zal moeten overzenden voor de te betalen coupons en uitgelote obligatiën, alvorens zij in het bezit is van die stukken. De laatste tijden hebben toch zeker geleerd meer dan voorzichtig te zijn. Firmas', waarop men kasteelen meende te kunnen bouwen, zijn neergestort als kaartenhuizen. Het belangrijke van opneming in de beursnoteering (wat trouwens met de betaling dor coupons en uitge lote obligatiën niets te maken heeft) is door den heer Komter niet aangetoond. Spreker wijst er op dat men in geen maanden de noteering ziet van Leeuwarden, Groningen of andere financieele stedelijke leeningen, omdat de stukken niet telken dage verhandeld worden, Spreker handhaaft zijne meening dat de gemeente geen risico mag loopen. De raadsleden persoonlijk zouden er zich misschien evenmin aan wagen en zij mogen het dus ook niet voor de gemeente doen. De heer Besuijen meende het oorspronkelijk met den heer van Messel eens te zijn. Het laatste, wat door dat raadslid is gezegd, hoort echter beter thuis bij artt. 14 en 15 dan bij art. 4. Spreker ziet niet in welke argumenten tegen het verzoek van den heer Koopmans zijn ingebracht. Er is geen bezwaar om de inschrijvingsbiljetten uitsluitend bij Burgemeester en Wethouders te brengen. Alleen zou art. 14 dan moeten worden gewijzigd. Een bezwaar daartegen is ook door Burgemeester en Wethouders niet ingebracht. Alleen is gezegd dat ter vergemakkelijking der leening de inschrijving ook te Amsterdam moet worden opengesteld. De plaats van inschrijving zal evenwel al zeer weinig invloed op de leening uitoefenen. De heer Burger zegt, dat de opmerking van den heer van Messel, dat de stukken slechts zeer zelden genoteerd worden, juist is. Dit is echter niet do kwestie, waarop het aankomt, want reeds het enkele feit der beursnoteering doet de stukken als gemak kelijk verhandelbaar beschouwen en heeft dus tot ge volg, dat zij meer gegadigd zijn. Van do 4 leeningen zijn enkele genoteerd op 100 °/0, andere, niet Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Mei 1908. 109 genoteerde, staan op 97, 98 °/0. Spreker meent dat het verschil wel op 1 a 2 °/o maS worden geschat. Het publiek ziet in het feit, dat de stukken ver handelbaar zijn, een waarborg. Dit schijnt de practische oorzaak te zijn van het verschil in koers. De heer Komter is dit met den heer Burger eens. Het feit, dat de leening in de noteering is opgenomen, is eene attractie voor het publiek. Den heer Besuijen wenscht spreker er nog op te wijzen, dat de opneming in de noteering bezwaar kan ondervinden, indien ook de inschrijving niet te Amsterdam wordt opengesteld. De heer van Messel doet opmerken dat de heer urger moet bewijzen dat elke leening dagelijks volgens e noteering verhandelbaar is. Indien spreker toch een noteering in de courant vindt, hoe zal hij dan e waarde bepalen De koers is toch de leidraad iervoor. De heer Besuijen hoort van den heer Komter dat e leening niet in de officiëele noteering wordt opge- omen, als de inschrijving niet to Amsterdam wordt pengesteld. Spreker heeft dit niet kunnen nagaan, mag niet onduit zeggen dat het onjuist is, maar het komt em toch zeer apocrief voor. Als echter Burgemeester n Wethouders daarvan zekerheid hebben, hetgeen hij och gaarne nog eens zou vernemen, komt het hem ngewenscht voor in het artikel verandering aan te rengen. De heer Komter antwoordt dat Burgemeester en ethouders hebben geïnformeerd bij de Kasvereeni- ing, maar zij hebben hieromtrent geen bepaald ant- oord gekregen. Wel blijkt, dat de leening minstens ton moet bedragen en dat de aanvraag door eenige e Amsterdam gevestigde beursfirma's moet geschieden. Verder zullen waarschijnlijk voor de toelating van erschillende fondsen onderscheidene voorwaarden orden gesteld. De heer G. W. Koopmans zou aan alle partijen tege- oet willen komen door te lezen voor: bij de „Kasver eniging" „en desgewenscht bij de Kasvereeniging f enz." Door die toevoeging blijft de gemeente vrij van de asvereeniging. De Voorzitter deelt mede dat door den heer G. W. oopmans een amendement wordt voorgesteld lui ende te lezen, na „Kasvereeniging" „en desgewenscht ij de Kasvereeniging of bij een ander door hun college an te wijzen kantoor te Amsterdam zijn ingekomen." De heer van Messel is van oordeel dat het amen dment van den heer Koopmans lood om oud ijzer is. ij aanneming daarvan wordt op verdekte wijze ezegd: wij willen de Kasvereeniging wippen, terwijl och Burgemeester en Wethouders het recht behouden e inschrijving te Amsterdam open te stellen als het un gewenscht voorkomt. Het amendement heeft dus geen nut. De heer Komter zegt dat de heer Koopmans zijn oei bereikt als hij achter Leeuwarden invoegt„des- ewenscht." Het is toch niet de bedoeling om de asvereeniging uit te sluiten. De heer G. W. Koopmans antwoordt dat het niette oen is om de Kasvereeniging to bespreken. Die staat als zeer soliede bekend. Hij wil echter alléén de inschrijving te Amsterdam openstellen als er anders geen officiëele noteering is te krijgen. Spreker wil zijn amendement wel in den door den heer Komter aangegeven zin wijzigen. De Voorzitter deelt mede dat de heer G. W. Koop mans zijn amendement gewijzigd heeft. Dit raadslid stelt nu voor te lezen na „Leeuwarden" „desgewenscht." Dit amendement wordt ondersteund en maakt een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Komter geeft te kennen dat, behalve de beursnoteering, nog andere redenen bestaan om de in schrijving te Amsterdam open te stellen. Spreker wijst er op dat Utrecht, Rotterdam en tal van andere gemeenten ook in Amsterdam de gelegenheid tot inschrijving en storting hebben opengesteld. Het is voor het gemak der elders wonende inschrijvers en de deelneming wordt daardoor bevorderd. De heer Burger ziet de noodzakelijkheid niet in om het artikel te veranderen. Door de toevoeging van den heer Koopmans wordt de zin totaal onbegrijpelijk. Er staat n.l. de biljetten moeten worden ingeleverd bij den gemeente-ontvanger te Leeuwarden en desge wenscht bij de Kasvereeniging. Wie heeft dit te wenschen Spreker vraagt of het ook mogelijk is dit amendement aan te houden tot na de behandeling van art. 14. Wordt dat art. verandord, dan moet art. 5 natuurlijk ook gewijzigd worden. De heer Besuijen is niet overtuigd dat openstelling der inschrijving te Amsterdam eene noodzakelijke voorwaarde is om de officieele beursnoteering te krijgen. Dit komt hem apocrief voor. Ware dit het geval dan zou toch zeker voor alle genoteerde fondsen de in schrijving te Amsterdam moeten zijn opengesteld. De mededeeling van den Wethouder is nu ook minder positief. Afgescheiden daarvan komt het spreker bij overdenking niet gewenscht voor op het amendement in te gaan. Als de coupons bij de Kasvereeniging betaalbaar zijn, is het ook gewenscht de inschrijving er te laten. Spreker is ook van meening dat met de behandeling wel kan worden gewacht tot na die van de artikelen 14 en 15. De li9er G. W. Koopmans is van oordeel, dat, als wij den weg op gaan, door den heer Besuijen aangewezen, de paarden achter den wagen worden gespannen en dat is tenminste onhollandsch. Het amendement van den heer G. W. Koopmans wordt verworpen met 17 tegen 3 stemmen. Yóór stemmen de heeren Wilhelmij, Zandstra en G. W. Koopmans. Tegen de heeren Lautenbach, Oosterhoff, Beucker Andreae, Duparc, Hartelust, de Jong, van Mossel, Besuijen, Burger, Krijgsman, Schoondermark, Beekhuis, Komter, van Ketwich Verschuur, Menalda, Haver schmidt en Baart de la Faille. Do artikelen 4, 5, 6 en 7 worden mot algemeone stemmen aangenomen. Art. 8. De heer G. W. Koopmans leest nu eens „obligatiën" dan woer „schuldbekentenissen." Indien er geen onder scheid bestaat dan zou spreker in overweging willen geven het woord schuldbekentenissen in artt. 8 en 9 te veranderen in obligatiën.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 5