120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1908. de hoofden een massa bezwaren zijn opgenoemd, waarvoor geen 5 maanden van onderzoek noodig zijn, maar 5 dagen voldoende zijn om de ongegrondheid ervan aan te toonen. Bovendien is deze school voor het nemen van een proef zeer geschikt. Op 2 na is het geheele perso neel in het bezit der hoofdacte, terwijl de beiden zonder die acte boven de 30 jaar oud zijn. Tot op heden gaan de zaken goed. Er is dus niets tegen, om de proef nog 5 maanden voort te zetten. Men zal dan kunnen ervaren dat de opgenoemde bezwaren in de lucht hangen. Mocht dan nog blijken dat het onderzoek niet vol ledig is, dan kan men altijd verder zien. Het spijt den heer G. W. Koopmans dat deze motie aan de orde komt. Zooeven is de nieuwe verordening op de Middel bare Meisjesschool vastgesteld. Ook over deze inrich ting is eene motie in handen van Burgemeester en Wethouders. Nu komt er eene motie en daarover zal direct eene principiëele beslissing moeten worden genomen. Spreker heeft nog niets van het voor en tegen gehoord en durft vooralsnog zijn stem niet aan de motie geven. De heer Besuijen is van oordeel dat ieder, wien het ernst is met het nemen van een proef met een niet- ambulant hoofd, vóór de motie Krijgsman stemmen moet. Immers is in het door den heer Krijgsman beoogde uitstel van benoeming aan school 2 een bijzonder voordeel gelegen. Er is toch door den Raad aan Burgemeester en Wethouders om een prae-advies gevraagd omtrent de wenschelijkheid tot het nemen van een proef met een niet-ambulant hoofd. Zoo'n prae-advies wordt niet zoo spoedig uitgebracht, men heeft aan drie colleges om het oordeel verzocht, daarna gaan Burgemeester en Wethouders overwegen etc. etc. Dat kost tijd. Komt men tot de conclusie dat de proef dient genomen, dan is het zeer van pas dat er een vacature van hoofd is. Welnu, het voordeel van uitstel is nu hierin gelegen dat men dan elf maanden gelegenheid krijgt om het prae-advies uit te brengen en toch een vacature houdt, terwij bij een benoeming op heden wel een nieuwe vacature aan school 4 ontstaat, maar daarin moet binnen 6 maanden worden voorzien. Hier valt voor Burgemeester en Wethouders vijf maanden tijd te winnen, door de be noeming aan school 2 aan te houden tot den uiterste wettelijken datum benoemen we dan na 5 maanden, dan ontstaat een nieuwe vacature, die weer 6 maanden open kan blijven. Binnen elf maanden zal er toch wel een prae-advies zijn. De Voorzitter is van oordeel dat in dat geval de heer Krijgsman de overwegingen van zijne motie zou dienen in te trekken. De heer Haverschmidt hoopt dat de Raad niet op het denkbeeld van den heer Krijgsman zal ingaan. Daarvoor bestaat ook geen reden nu er geen hoofd van buiten wordt benoemd en er dus een vacature als hoofd zal blijven. De Raad dient zich trouwens eerst uit te spreken over de wenschelijkheid van het ambulantisme, na kennis te hebben genomen van het advies der school commissie, welk college het oordeel heeft gevraagd van de afdeeling Leeuwarden van het Onderwijzers- Genootschap, van den Bond en van de Yereeniging van Hoofden. Het resultaat van het onderzoek heeft Burgemeester en Wethouders reeds bereikt en zal zeker spoedig worden bekend gemaakt. Do heer Krijgsman is er persoonlijk niet voor om dit te doen. Hij meent, dat de wenschelijkheid van practische ervaring door ieder zal worden gevoeld. Zijn er echter leden die van oordeel zijn dat de over weging niet bij de motie thuis behoort, dan wil spreker aan den wenk van den voorzitter gevolg geven. Zij luidt dan de Raad, noodigt Burgemeester en Wethouders uit aan school no. 2 een proef te nemen met een niet-ambulant tijdelijk hoofd en besluit voorloopig niet over te gaan tot de vervulling van de aan die school bestaande vacature. De heer Schoondermark heeft den heer Besuijen hooren zeggen dat door aanneming der motie niets beslist maar tijd gewonnen wordt. Zoo is de zaak echter niet. De heer Krijgsman stelt voor een proef te nemen. De Raad is nog altijd een prae-advies wachtende of de wenschelijkheid tot het nemen van eene proef bestaat. Nu gaat het toch niet aan om alvorens dat prae-advies bekend is over te gaan tot het nemen eener proef. De Voorzitter doet den heer Krijgsman opmerken, dat deze, door de uitnoodiging te laten staan, de motie voor den Raad minder bruikbaar heeft gemaakt. Als de Raad besluit niet over te gaan tot het ver vullen der vacature dan behoeft de heer Krijgsman geene uitnoodiging te richten tot Burgemeester en Wethouders. Dan blijft de toestand van zelf zooals die nu is, dat n.l. de eerste onderwijzer optreedt als plaatsvervangend hoofd. Indien de heer Krijgsman eene stemming wenscht die niets praejudicieert, dan moet hij ook cle uitnoo diging nog van zijne motie afnemen. De heer Krijgsman antwoordt dat de uitnoodiging er in is gezet opdat de eerste onderwijzer alle mid delen kan gebruiken tot het nemen der proef. Hem is b.v. nu niet opgedragen de controle over de onder wijzers, waarvoor de voorstanders van het ambulan tisme zooveel voelen. Daarom was de uitnoodiging gericht tot Burgemeester en Wethouders opdat deze den eersten onderwijzer zouden opdragen eene proef te nemen. Dat dit voorstel vooruit loopt op eene later te nemen beslissing, ziet spreker niet in. De Raad bindt zich tot niets. Bovendien gaan de zaken goed aan school 2 en het hindert niets of de vervul ling der vacature 2 of 3 maanden wordt uitgesteld. Wij hebben dan zonder kosten een praktisch niet- ambulant hoofd. De Voorzitter zal de beide deelen der motie achter eenvolgens in stemming brengen. De heer Krijgsman bedoelt dus met het eerste gedeelte, dat Burgemeester en Wethouders zullen zorgen dat het waarnemend hoofd trede in alle rechten van een werkelijk hoofd en zijn taak ook als zoodanig opvatte en dat to zijner tijd van den uitslag der proefnemingen verslag aan den Raad zal worden gedaan. Het eerste deel der motie wordt met 12 tegen 6 stemmen verworpen. Yóór stemmen de heeren Besuijen, de Jong, G. W. Koopmans, Zandstra, Krijgsman, Lautenbach. Tegen de heeren Beucker Andreae, Wilhelmij, Oosterhoff, Schoondermark, Duparc, van Messel, Komter, Haverschmidt, Feitz, Burger, Baart de la Faille en Menalda. Het tweede deel der motie wordt verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1908. 121 Vóór stemmen de heeren Besuijen, de Jong, G. W. Koopmans, Zandstra, Krijgsman, Duparc en Lau tenbach. Tegen de heerenBeucker Andreae, Wilhelmij, Oosterhoff, Schoondermark, van Messel, Komter, Haverschmidt, Feitz, Burger, Baart de la Faille en Menalda. De Voorzitter heropent de algemeene beraadsla gingen over het voorstel van Burgemeester en Wet houders. De heer G. W. Koopmans meent dat de beide dee len van het voorstel verband met elkander houden. De Voorzitter acht het beter dat eerst het begin sel der overplaatsing wordt uitgemaakt. Het staat bij den heer G. W. Koopmans niet vast hoe de stemming zal geschieden. Gaarne zou hij weten of dit schriftelijk of mondeling gebeurt. De Voorzitter antwoordt dat de algemeene be schouwingen loopen over al of niet overplaatsing. Wenscht de meerderheid overplaatsing, dan zal spre ker bij briefjes laten stemmen over den over te plaatsen persoon. Met algemeene stemmen wordt besloten om in de vacature te voorzien door overplaatsing. Aan de orde komt nu het tweede deel van het voorstel vanBurgemeester en Wethouders. De heer Baart de la Faille zegt dat er een perti nent voorstel is van Burgemeester en Wethouders om den heer Hoeneveld over te plaatsen. De Voorzitter doet opmerken dat er drie hoofden zijn die overplaatsing aanvragen en de Raad kan daaruit eene keuze doen. Yandaar dat er niet hoof delijk kan worden gestemd. De heer Duparc kan niet inzien, dat het hier een benoeming geldt, waarover schriftelijk moet worden gestemd. Het betreft hier een voorstel van Burge- moester en Wethouders, teneinde te voldoen aan het verzoek van den heer Hoeneveld om van zijn school naar een andere school te worden overgeplaatst. En daarom zal mondeling moeten worden gestemd. De Voorzitter is den heer Duparc erkentelijk voor diens voorlichting, doch zij zal geen wijziging brengen in zijn kenbaar gemaakt besluit, dat er niet anders dan bij gesloten briefjes over de persoon van het over te plaatsen hoofd zal worden gestemd. Spreker, aldus handelende, komt slechts op voor de rechten van den Raad om te benoemen de persoon zijner keuze, niet per se den gunsteling van Burgemeester en Wethouders en, in dat licht beschouwd, is de oppositie tegen zijne opvatting hem wel wat onver klaarbaar. Wordt overgegaan tot stemming. Op den heer W. G. Hoeneveld zijn uitgebracht 17 stemmen, terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer Hoeneveld is alzoo overgeplaatst naar school 2. De heer Baart de la Faille verlaat de vergadering. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der indeeling van bouwblok VII der terreinen ten noorden van het Nieuwe Kanaal en van de betrek kelijke bepalingen van uitgifte. Dit voorstel luidt Bij Uw besluit van 12 Februari 1907 (zie bijlage 3 der handelingen, pag. 75), werd aan de Woning- vereeniging „Leeuwarden" afgestaan een gedeelte van bouwblok VII der terreinen aan de noordzijde van het Nieuwe Kanaal, in ruil voor een gedeelte van het aan genoemde vereeniging toebehoorende perceel kadastraal bekend in sectie G no. 5691. Nu deze ruiling is tot stand gekomen, zal, behalve het nieuw verkregen stuk, ook de tot dusver buiten de uitgifte gehouden sloot aan de noordzijde van blok VII, voor zoover nog eigendom der gemeente, na demping bij dit blok kunnen worden getrokken en als bouwterrein verkocht, omdat door den aanleg eener straat, waartoe eerlang door genoemde vereeni ging zal worden overgegaan, het bouwen ook aan die zijde van het blok mogelijk wordt gemaakt. De bijtrekking van een en ander heeft evenwel ten gevolge, dat eenige wijziging moet worden ge bracht in de indeeling van bedoeld bouwblok, voor zooveel de onderdeelen a, b en g betreft, alsmede in do Bepalingen betreffende de uitgifte, terwijl voorts voor de te stichten gebouwen aan de zuidzijde van de door de Woningvereeniging aan te leggen straat eene rooilijn zal moeten worden vastgesteld. De wijze waarop dit zal plaats vinden, is duidelijk uiteengezet en aangegeven door den Directeur dei- Gemeentewerken in zijn hierbij overgelegd advies en de daarbij behoorende teekening, zoodat wij met ver wijzing naar de stukken, ons van verdere toelichting ontslagen kunnen rekenen. Onder mededeeling dat in den prijs geen verande ring wordt gebracht, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten I. met wijziging van de bij raadsbesluit van 12 December 1905 no. 322"/180 goedgekeurde situatie- kaart, voor do uitgifte van bouwterrein ten noorden van het Nieuwe Kanaal, onderdeelen a, b en g van blok VII vast te stellen bijgaande situatie-teekening. gemerkt IJ II. de Bepalingen betreffende de uitgifte van bouw terrein ten noorden van het Nieuwe Kanaal, vast gesteld bij raadsbesluit van 12 December 1905, no. 322R/180, gewijzigd bij dat van 10 April 1906, no. 123R 50, opnieuw te wijzigen als volgt: Art, 3. De aanhef van het tweede lid wordt gelezen „Op het gedeelte b van blok VI en de gedeelten a, e, cl, e en van blok VII" enz. Het derde lid zal luiden „Onder diepte van een blok of bloksgedeelte wordt verstaan de loodrechte afstand tusschen voor- en achterzijde en hierbij wordt aangenomen dat de voor zijden van de verschillende blokken liggen aan de volgende straten bij blok VII a, b en g aan de Vredeman de Vries- straat, de straat aan de westzijde van bloksgedeelte a en de door de Woningvereeniging „Leeuwarden" aan te legggen straat aan de noordzijde van de bloks- gedeelten a en g bij enz. Art. 4 wordt gelezen De gemeente behoudt aan zich de volgende, haar in eigendom toebehoorende slooten of halve slooten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 5