b. in eigendom over te nemen van den heer W. Sprenger alhier, het terrein aan Oldegalileën, kadastraal bekend in sectio F. no. 1987, als erf, groot 28 cA., voor den koopprijs van f 1.— 154 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Augustus 1908. ken grond zijn aangegeven en dat bij de onzekerheid, naar welke zijde de toekomstige uitleg zal plaats hebben, niet is volstaan mot deze naar een bepaalde richting te projecteeren, waartegen de wet overigens trouwens geen bezwaar oplevert. Ten andere, dat alleen de aanstaande hoofdstraten zijn getraceerd en dus als het ware het geraamte van de nieuwe stad is aangegeven waarin, al naar mate der tot stand- koming, de te stichten wijken zullen worden ingepart en de te ontstane stadsgedeelten met hunne kleinere straten worden ingevuld. Het komt ons voordat aldus het uitbreidingsplan in overeenstemming is met de letter en den geest der wet." Overeenkomstig de bij dat schrijven gevoegd ge- woest zijnde voorloopige teekening, waarmedo door U instemming werd betuigd, is hot uitbreidingsplan door het bureau van den Directeur der gomeentewerken uitgewerkt en op de vereischte grootte in 4 bladen op kaart gebracht. Bij hare missivo van den 24 December 1907 verecnigdo ook de Gezondheidscom missie zich met het plan eone opmerking, door haar gemaakt ovor het minder gedetailleerde ervan, vindt hare beantwoording in hetgeen hierboven uit onze aan U gerichto missive is aangohaald. Een enkel punt eischt nog nadere bespreking. Door de Commissie voor Oponbare "Werken wordt in haar rapport van 9 Januari 1907 opgemerkt dat „wat den omvang van het bouwverbod betreft" niet verder moet worden gegaan dan de voorschriften van de bouwverordening en dus hier, waar al de op het uitbreidingsplan voorgestelde wegen straten der eerste klasse zijn, aan te houden op een afstand tusschen de rooilijnen van niet meer dan 14 meter. Do Com missie verliest ovenwol uit het oog dat de eischen van do bouwverordening in dit opzicht minimum- eischen zijn, met dit gevolg dat hij, die bij den Raad vergunning vraagt tot straataanleg, weet, dat hij voor eerste klasse straten niet beneden die breedte mag gaan, doch zonder dat de Raad de bevoegdheid mist om, waar gewenscht, een grootere breedte te eischen. Zoo is het hier ook. Yoor vele van de ontworpen straten, b.v. den Singelweg van de Verlaatsbrug naar de begraafplaats; dien van het Kalverdijkje naar het Ylietof van de Potmarge naar de spoorlijn GroningenLeeuwarden, zal niet met een breedte van 14 meter tusschen de rooilijnen kunnen worden vol staan, doch mag van den lateren grond-exploitant do oponlating van een ruimere strook worden gevraagd men krijgt hier toch te doen met voor de toekomstige stad hoogst bolangrijke verkeersstraten. Een tweede punt dat nog eenige toelichting eischt is het bouwverbod. Zoodra door Uwe Vergadering het uitbreidingsplan is vastgesteld en daarmede is besloten, welke grond in de naaste toekomst voor stratenaanleg bestemd is, zal, overeenkomstig art. 27 der Woningwet, kunnen worden bepaald welke gedeelten van do voor dienaanleg aangewezen grond met bouwverbod moeten worden bezwaard. Blijkens de zooeven aangehaalde passage uit het rapport der Commissie van Openbare Werken heerscht bij haar, evenals bij den Directeur dor ge meentewerken daaromtrent de voorstelling, alsof op al de in het uitbreidingsplan voor straataanleg be stemde grondstrooken, dat verbod moet worden gelegd. In verband mot het bepaalde bij art. 2 der bouwver ordening, dat aanbouw uitsluit, tenzij aan bestaande straten of aan straten waarvan de aanleg voldoende verzokerd is zooals bij een stratenplan waarvoor do vereischte vergunning van den gemeenteraad ge geven is lijkt ons deze meening evenwel niet geheel juist en kan o.i. worden volstaan met alleen op die gedeelten het verbod om te bouwon te loggen, voorzoover de als toekomstige straat aangewezen grondstroken op bestaande straten aansluiten, waar medo dan het bouwen op het terrein der gansche geprojecteerde straat kan woi-den voorkomen. Tn dien gedachtengang is door ons getracht in handen te krijgen enkele plekjes grond aan Oldega- lileën, die geheel of voor het grootste gedeelte vallen in een ontworpen straat op een punt waar deze, hetzij op Oldegalileën uitkomt, hetzij dient om dien weg te verbreeden. Het zijn in sectie F (blad 3 van het uitbreidingsplan) de kadastrale nummers 1907, 1909, 1910, 1987, 2030, 2032, 2034 en 2036. De gevoerde correspondentie leggen wij hierbij vertrouwelijk over. Daaruit blijkt, dat alleen de eigenaar van no. 1987, de heer W. Sprenger, die het terreintje wil afstaan voor den minst mogelijken prijs, de kosten van over dracht enz. voor rekening der gemeente en verder op eenige niet bezwarende voorwaarden, tot eene mede werking bereid is, die tot overneming kan leiden. Geen der andere aanbiedingen kwam ons echter aannemelijk voor, weshalve wij er van af hebben ge zien tor plaatse nog andere eigendommen ten behoeve van de verwezenlijking van het uitbreidingsplan aan te koopon dan dat van den heer Sprenger. Overwogen is of aan hot Noordvliet, waar de bi'eede singelweg uitkomt, die van het Kalverdijkje met een bocht zuidwaarts is geprojecteerd, tegenover het snij punt, dus van het Zuidvliet mot de Bote van Bols- wertstraat, niet ook soortgelijko ouderhandelingen met do eigenaren van een negental perceelen zouden moeten worden geopend. Wij hebben gemeend hiertoo niet over te moeten gaan, omdat het verkieselijk scheen om mettertijd hier zoo noodig tot onteigening over te gaan en dus thans reeds op deze complexen geen bouwverbod te leggen, dat een tegenhouden van eiken herbouw en dus wel licht verval van een aanmerkelijk getal panden bijeen tengevolge zou hebben. Waar geen bouwverbod wordt gelegd, dat hier bijna overal telkens meer dan 1/3 deel van aan een en denzelfden eigenaar toebehoorenden grond zou omvatten, kunnen dan ook, met het oog op het bepaalde bij het tweede lid van art. 27 dei- Woningwet, dat mededeeling der redenen vereischt, waarom in dat geval niet tot aankoop of onteigening wordt overgegaan, pogingen om de hierbedoeldo perceelen in handen te krijgen achterwege worden ge laten. U voor het overige verwijzende naar de uitvoerigo kaarten mot toelichtende beschrijving, die op 24 Juli 1.1. den bij de Wet vereischten tijd van vier weken ter secretarie voor een ieder ter inzage hebben ge legen, zonder dat bezwaren tegen het plan zijn inge bracht, hebben wij de eer U voor te stellen, in afwachting van onze nadere voorstellen betreffende hot vestigen van bouwverboden op de daarvoor in aanmerking komende terreinen, zoodra het uitbrei dingsplan is vastgesteld en door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd, te besluiten a. het in ontwerp aangeboden uitbreidingsplan van de bebouwde kom der gemeente vast te stellen en daartoe vast te stellen het in concept bijge voegde besluit. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Overeenkomstig het bij den aanvang der vergade ring genomen besluit verleent de Voorzitter het woord aan den hoer Besuijon tot hot stellen en toelichten zijner vraag. Nu zijn verzook is toegostaan, wil de heer Besuijen zijne vraag métr een enkel woord toelichten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Augustus 1908. 155 De toestand achter den Prinsentuin is, zooals ook aan Burgemeester en Wethouders wel bekend is, niet in orde. Twee dingen zijn daar niet zooals zij moeten zijn. Ten eerste blijft het vuil in de bocht bij het pontveer hangen, omdat de stroom daar minder sterk is. Tegelijk echter is de diepte van het vaarwater daar ter plaatse zoo gering, dat de plantengroei de wegstrooming nog meer belemmert dan de geringe stroomsnelheid. Naast de vervuiling van het water, waardoor het ponttrekken soms zoo zwaar gaat, is een andere wantoestand aanwezig. Deze is genoemd in het verslag der Gezondheids-Commissie van 1906. Er was geconstateerd dat bij droogte in de bochten van de gracht de bodem over een groot gedeelte zicht baar is, wat aanleiding kon geven tot onaangename en ongezonde uitwasemingen en vooral omdat in die boch ten zich veel vuil ophoopt, dat in rotting overgaat. Het drijvend vuil blijft dus hangen in den planten groei, het rottend bodemvuil vertoont zich bij droogte. Het aantal doode honden, dat op deze plaats aanspoelt, is groot. Op het oogenblik is bij het pontveer een bergje zichtbaar, waaronder door den veerman drie doode honden zijn begraven. Indien het echter flink regent kunnen deze krengen wel weer bloot komen. Toen spreker door de kiezers in de Staten werd j gebracht, heeft hij de aandacht van Ged. Staten op I dezen toestand gevestigd. In de afdeelingen is deze zaak door een ander lid eveneens ter sprake gebracht. Ook dit jaar heeft spreker deze kwestie opnieuw in het commissie-rapport laten opnemen. Yan gede puteerde Rengers heeft spreker oen antwoord gekregen dat hem zeer verbaasde. Dit antwoord heeft hij teruggevonden in het rapport der Gezondheidscom- missie van 1907. Het is spreker gebleken dat deze j zaak al hangende is sedert 1904. Op 26 Augustus 1904 toch is door Burgemeester en Wethouders aan Gedeputeerde Staten verzocht het lage bodemdeel bij de pont te mogen ophoogen. Op 15 Sept. 1904 is de gevraagde vergunning ver leend onder beding, dat overleg zou worden gepleegd met den Provincialen Ingenieur. Op 19 Sept. 1904 is daarop geantwoord dat dit overleg zoo spoedig mogelijk zou geschieden. Of dit overleg is geschied is spreker niet bekend, wel weet hij dat nog niet tot verbetering is overgegaan. De I Gezondheidscommissie ontvangt nog steeds klachten. Daarom heeft zij zich in 1907 tot Gedeputeerde Staten gewend en ten antwoord gekregen dat men niet bij de Staten maar bij den Raad moest aankloppen. I De Gezondheidscommissie heeft zich hierop gewend tot Burgemeester en Wethouders en dit college heeft I geantwoord op 7 November, dat de ophooging 4000. I moest kosten, maar dat het geld niet gevonden kon worden. Het gaf evenwel de toezegging dat, zoodra I het geld er was, de ophooging zou geschieden. Op 14 dagen na is het 4 jaar geleden dat Burge- I meester en Wethouders vergunning hebben ontvangen I tot ophooging. Daarom doet spreker de vraag Zijn Burgemeester en Wethouders bereid op de I begrooting voor 1909 gelden uit te trekken tot ver- I betering van den toestand van de gracht achter den I Prinsentuin De Voorzitter moet zich, alvorens de interpellatie te beantwoorden, eene opmerking veroorloven en wel deze, dat het hem voorkomt dat de gestelde vraag valt buiten liet kader van inlichtingen, bedoeld bij het Reglement van Orde en ook buiten het kader van vorantwoording, welke op grond van de Gemeentewet door Burgemeester en Wethouders aan den Raad is verschuldigd. Spreker acht Burgemeester en Wet houders dus ook niet verplicht om op de gestelde vraag te antwoorden. De interpellant verlangt toch reeds thans te weten of voor een bepaald doel door Burgemeester en Wet houders een post op de begrooting voor het komende dienstjaar zal worden uitgetrokken. Die vraag zal hare beantwoording kunnen vinden op den datum dat die begrooting den Raad zal worden aangeboden, dus uiterlijk op 1 September a.s. Alsdan zal blijken welke posten Burgemeester en Wethouders daarop wel, welke zij daarop niet hebben gebracht en dan eerst is voor den Raad het oogenblik aangebroken om van zijne wenschen te dezen opzichte te doen blijken. Het voorloopig verslag biedt daartoe de gelegenheid en bij de openbare behandeling der begrooting heeft de Raad dan de bevoegdheid om posten, die naar zijn oordeel ten onrechte niet zijn uitgetrokken, alsnog aan te J brengen. Op dit oogenblik kan de Raad niet verder gaan, dan Burgemeester en Wethouders ter zake de verondieping der gracht achter den Prinsentuin ter verantwoording te roepen, zonder eenig verband met de aanstaande begrooting. Trouwens waar zou men blijven, als alle leden het voorbeeld van den heer Besuijen geliefden te volgen en verlangden te weten of voor door hen begeerde zaken door Burgemeester en Wethouders posten op de begrooting voor een komend dienstjaar zouden worden gebracht? Wat nu de zaak zelve betreft, zoo kan spreker mededeelen, dat deze zich bevindt in het stadium, als door den heer Besuijen geschetst. In het jaar 1904 hebben Burgemeester en Wethouders zich tot Gede puteerde Staten gewend met verzoek om de droog- liggende gedeelten van het vaarwater te mogen ophoogen. Daartoe is vergunning verleend, mits de uitvoering van het werk zou geschieden in overleg met den provincialen hoofdingenieur. Tot die uitvoe" ring is echter niet overgegaan, omdat het onmogelijk bleek voor het beoogde doel een bedrag van circa 4000.dat benoodigd was, beschikbaar te kunnen stellen op de loopende begrooting. Evenmin bleek zulks mogelijk op de begrootingen der daarop volgende dienstjaren en de zaak is dus hangende gebleven en zal hangende blijven als ook de begrooting voor 1909 geen ruimte biedt om zoodanig bedrag uit te trekken, Acht de Raad in dat geval deze uitgave meer gebiedend noodzakelijk dan eenige andere, dan zal hij van zijne zienswijze bij de behandeling dier begrooting kunnen doen blijken. De lieer Besuijen zegt dat de reden, waarom hij deze interpellatie gehouden heeft, de volgende is. In een of ander plaatselijk blad heeft iets omtrent deze zaak gestaan. Door dit bericht is de indruk gewekt dat spoedig verbetering zou worden aange bracht. Spreker heeft nu begrepen dat daarvan echter nog geen sprake is. Hij is het niet eens met den Voorzitter, dat deze niet kan zeggen op de begrooting zal deze of gene post al of niet voorkomen. De ontwerp-begrootingen zijn reeds aan de verschillende betrokken commissiën verzonden en zoo heeft ook de Commissie voor Open bare Werken een ontwerp-begrooting ontvangen, waarop de bedoelde post niet voorkomt. Spreker durft dus zeggen dat de post hoogstwaarschijlijk niet op de begrooting zal staan. Nu zal men mis schien zeggen waarom heb je er dan naar gevraagd Dan antwoordt spreker, om meer zekerheid te krijgen. Spreker is van oordeel dat de Voorzitter had kunnen zeggen de post komt niet op de begrooting voor. Spreker heeft nu echter dit bereikt, dat de burgerij weet dat de zaak niet aan de orde komt. terwijl bovendien de aandacht van de leden van den Raad op den toestand gevestigd is, zoodat deze, voordat de begrooting aan de orde komt, een onderzoek in loco kunnen instellen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 3