164 erslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 September 1908. enz. En ook is gebleken, dat bij de toename van de bevolking der school de tijd, voor dit alles benoodigd, geregeld toeneemt. In verband daarmede is dan ook, naar spreker meent overal, het aantal uren, dat de Directeur les geeft, steeds ingekrompen. Bij een Hoogere Burgerschool zijn aan een dergelijke regeling weinig bezwaren verbonden, doordat de Directeur nooit eene klasse voor zijne rekening had, doch steeds vakonderwijs gaf. Door inkrimping van zijne vakken en desnoods door verdeeling van de lessen in eenig vak over verschillende leeraren kan de beperking der lesuren van den Directeur gemak kelijk worden verkregen. Bij de lagere scholen gaat dit niet zoo gemakkelijk. "Wordt het hoofd belast met het geven van onderwijs aan een bepaalde klasse, dan kan hij er niet één uur uitbreken om tijd te vinden voor zijne vele en velerlei werkzaamheden. De bemoeiingen van het hoofd der school zijn toch vele. Om dit te weten behoeft men slechts de be palingen onzer verordening omtrent orde en tucht op te slaan. Ook volgens die verordening moet het hoofd van 6-12 uren per week les geven. Dit is wel ge- wenscht, niet alleen omdat hij daardoor de gewoonte van lesgeven aanhoudt en dus van de praktijk van het vak niet vervreemdt, maar ook omdat hij juist hiordoor gelegenheid heeft, de resultaten te zien van het werk der onderwijzers van bijstand. Juist daar voor is het gewenscht, dat hij de leerlingen dikwijls schriftelijk werk laat verrichten. Dit brengt voor hem correctiewerk mee. Spreker kan zich dan ook niet voorstellen, dat de zaken goed zullen gaan als het hoofd met het geven van onderwijs aan een be paalde klasse wordt belast. Dan heeft hij feitelijk dubbel werk en zal hij de voeling èn met de onder wijzers èn met de leerlingen verliezen. Om deze reden heeft spreker van harte meegewerkt tot de onderteekening en indiening der motie. De heer van Ketwich VerschuurzegtdatBurgemeester en Wethouders in hun voorstel schrijven dat zij eene proefneming niet onder alle omstandigheden verwer pelijk achten. Wie zal echter die proef controleeren Degene, die ons op de hoogte houdt van de vorderingen der leer lingen in de verschillende klassen, is het hoofd. Krijgt nu het hoofd een klasse dan is er niemand om controle uit te oefenen en zal bovendien allicht een geheel leerjaar schade lijden. Burgemeester en Wethouders hebben met die proef het oog gehad op scholen der eerste klasse. Bij andere scholen met 3 a 400 en boven de 400 leerlingen is natuurlijk geen sprake van een klassehoofd. Er worden dus bedoeld de scholen nos. 2 en 3. School no. 2 heeft met 10 lokalen 207, school no. 3 met 8 lokalen 160 leerlingen. Aan deze scholen zoude dan, als de bevolking daalt tot een bepaald getal, de proef worden genomen. Spreker meent dat deze scholen, waar veel intensiever onderwijs moet gegeven worden, daar het voorbereidend is, hierdoor in voor de leerlingen hoogst gevaarlijk gedrang zullen komen. Wanneer zal de proef genomen worden Eerst dan als de bevolking tot een bepaald peil gedaald is. Spreker is van oordeel dat er, als dit het geval mocht worden, nog tijd genoeg is om daarover te besogneoren. Hij voorziet echter die daling in de eerste jaren in het geheel nietdie schoolbevolking is in de laatste jaren gelijk gebleven. Spreker zal zich voordemotie van de heeren Duparc c.s. verklaren. De heer Krijgsman zegt dat spreker en zijne partij- genooten met eenige voldoening het prae-advies be groet hebben. Spreker zegt met eenige voldoening, want zij is niet groot. Wat Burgemeester en Wet houders voorstellen is een heel klein stapje in de richting van de afschaffing van het ambulantisme. Het stapje is heel klein en lijkt spreker niet vol doende. Hij gelooft dan ook goed te doen met te trachten den stap grooter te maken, temeer omdat de redeneering van Burgemeester en Wethouders niet volkomen opgaat. Als motieven voor hun voorstel noemen Burgemeester en Wethouders kostenbesparing en de aanwinst van een uitstekende leerkracht. Bij deze motieven kunnen andere worden gevoegd, dio de wenschelijkheid van het nemen eener proef aan de andere scholen duidelijk in het licht stellen. Een van de voordeelen van de afschaffing is ver- mindering van de stoornis bij hot onderwijs. Heeft het hoofd, die jaren niets gedaan heeft dan controle houden en administratie voeren, geen klas, dan ont staat de zucht tot vitten en bedillen en tot het lastig vallen der onderwijzers. Dit werkt storend op den gang van het onderwijs en zal de lust van de onderwijzers doen verflauwen. Krijgt het hoofd daarentegen een klas, dan zal de onderlinge verhouding veel beter wordon. Dit wordt ook onderschreven door den Inspecteur van het Lager Onderwijs, Mr. Fabius, die aan Burge meester en Wethouders van Middelburg schrijft: „Een onderwijzer, die moet lesgeven, terwijl het hoofd „naast hem staat om te zion, of hij het goed doet, „kan niet ongedwongen onderwijzeneene klasse, „welke moet aanzien, dat haren onderwijzer telkens „door het hoofd het wei'k wordt uit de handen ge- „nomen, kan niet goed onderwezen worden. De on- „misbare gegevens voor goed onderwijs zijn zelfver trouwen en besef van verantwoordelijkheid bij den „onderwijzer beide gaan te loor, als hij gestaag iemand „naast hem heeft, die niets doet dan hem controleoren." Dit is het oordeel van een Inspecteur van het Lager Onderwijs. Dan zegt Dr. Gunning „De enkele uren onderwijs, die het hoofd krachtens „zijn instructie geven moet, één per week in iedere „klasso voor de enkele, één per veertien dagen voor „de dubbele scholeD, waar bovendien, om allerlei min „of meer wettige redenen, heel wat afvalt, beteekenen „niets, nóch als onderwijs voor de kinderen, nóch als „oefening voor het hootd, nóch als modellen voor het „personeel het is een onderwijs, dat eenvoudig den „geregelden gang van het klasseonderwijs stoort en „waarvoor niemand verantwoordelijk is. Indepractijk „dienen deze uren dan ook eenvoudig om den onder- „wijzer gelegenheid te geven, om zijn coi'rectiewerk „op school te verrichten." Bij dit oordeel kan ook nog wordon gevoegd dat van een hoofd der school, die zelf de nadeelen van het ambulantisme heeft ondervonden. KI. de Vries, die in Enschedé hoofd was van een achtklassige school, een school dus met 300 leerlingen, en die zelf een klasse had, verklaart dat het onderwijs daar best ging. Daar is het gebleken dat het hoofd wel een klas kan hebben. In Amsterdam is hij ambulant hoofd geworden, doch ook daar kan volgens dien deskundige het ambulan tisme best worden afgeschaft. Ook do heer Gerhard is een tegenstander van ambulantisme, evenals bijna alle onderwijzers. Het voorbeeld, door den heer Haverschmidt aangehaald, acht spreker op zijn zachtst gesproken twijfelachtig, te meer daar het voorkomt in het „Nieuwe Schoolblad", het orgaan van de vereeniging van hoofden van scholen. De bron van conflicten, die ontstaat door ambulantisme, maakt den geest van de onderwijzers minder en doet den lust tot het geven van onderwijs verflauwen. Dit alles wordt beter als het hoofd een klasse heeft. Spreker merkt op dat door de tegenstanders van het voorstel van Burgemeester en Wethouders ver Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 September 1908. 165 schillende dingen zijn gezegd die bewijzen, dat zij iets hebben verteld zonder zich rekenschap te geven van de draagkracht hunner woorden. Er is toch beweerd dat afschaffing van het ambu lantisme met zich mee zou brengen de afschaffing van de controle door het hoofd. Hoe zou hot dan gaan in de tallooze scholen in ons land waar het hoofd een klas heeft, hoe zou het gaan op de scholen in kleine steden, hoe op de dorpsscholen? Daar is toch het onderwijs niet slechter. In verschillende plaatsen, waar men het ambulantisme heeft ingevoerd, is men door de praktijk er toe gekomen het weer af te schaffen. In Assen was een hoofd van 18971901 ambulant. Volgens de opinie van het schooltoezicht daalde het peil van het onderwijs en in laatstgenoemd jaar vei~- klaarde de Burgemeester, dat de genomen proef niet uitlokte, om tot het ambulantisme terug te keeren. In Goor is kort geleden aan het hoofd het onder wijs in een bepaalde klasse opgedragen. In Alkmaar werd het ambulantisme ingevoerd in 1881 en in 1904 weer afgeschaft. Ook in Weesp en Middelburg is men van dit stelsel teruggekomen. In Sliedrecht maakten de hoofden zich, naar het schijnt, in 1902 zelf ambulant. In 1903 werd hun, vooral op aandrang van den schoolopziener, weer een klasse gegeven. In Berlijn is het ambulantisme onbekend, in Neder land, in de groote steden althans, schijnt men tegen de afschaffing te zijn. Dat de controle moeielijk is als het hoofd een klasse heeft is niet waar, evenmin als het waar is wat de heer Haverschmidt zegt, dat afschaffing van het ambulantisme een stap is in de richting van de republikeinsche school. In de memorie van toelichting tot het adres van den Bond van Onderwijzers staat „Vooraf moeten wij er op wijzen, dat wij ons vol komen bewust zijn, geen stap vorder te zijn gekomen in onzen strijd voor meer zelfstandigheid van den klasse-onderwijzer, indien ook den hoofden van scholen het onderwijs in eene klasse opgedragen wordt. Wij zijn overtuigd, dat onze actie voor de repu blikeinsche school zich zal moeten richten tegen de artt. 21 en 23 der wet op het Lager Onderwijs". De macht van het hoofd blijft, ook bij een niet ambulant hoofd, intact. Art. 21 der wet op het L. O. geeft het hoofd alle macht. Aan de afschaffing van het ambulantisme zijn ver schillende voordeelen verbonden en niet alleen voor de scholen dor le klasse, maar voor alle scholen. Spreker is van oordeel dat er geen enkele reden is de proef niet aan die andere scholen te nemen, want het kan misschien jaren duren, vóórdat aan de scholen der eei'ste klasse de proef kan worden genomen, terwijl dit bij andere scholen wel eerder het geval kon zijn. Waarom zou men dit dan niet doen De heer Duparc heeft herhaald wat in het prae- advies staat, n.l. dat deze zaak is geworden tot een vraagstuk van zoodanige strekking, dat niet altijd in het oog is gehouden, dat het in de raadzaal der gemeente alleen mag worden beschouwd uit een oog punt van wat in het belang van het onderwijs en daarvan alleen wordt geëischt. Met de wenschen van de onderwijzers behoeft geen rekening te worden gehouden. Spreker gelooft dat deze uiting in het prae-advies niet op zijn plaats is. Hij gelooft niet dat ooit een stem voor de afschaffing van het ambulantisme is opgegaan, die niet werd ingegeven door de liefde voor het onderwijs zelf. In de nieuwe opvatting over het doel van het onderwijs, waar opvoeding de hoofdzaak is, daar is voor een ambulant hoofd geen plaats meer. De leiding, die daar gegeven moet worden, kan beter uitgaan van een hoofd die zelf een klas heeft, dan van een ambulant. Spreker heeft de eer de volgende motie in te dienen de Raad, noodigt Burgemeester en Wethouders uit tot het doen van de noodige stappen, om bij de eerst voor komende gelegenheid aan een openbare school in deze gemeente aaD het betrokken hoofd het geregeld geven van onderwijs aan eene klasse op te dragen. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Krijgs man een motie is ingediend, luidende „de Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit tot het doen van de noodige stappen om bij de eerst voorko mende gelegenheid aan een openbare school in deze gemeente aan het betrokken hoofd het geregeld ge ven van onderwijs aan eene klasse op te dragen." Spreker is van oordeel dat deze motie tegelijk kan worden behandeld met de motie van de heeren Duparc c. s. en die waarop het prae-advies is ge baseerd, maar dat de heele kwestie wordt gedeci deerd door te stemmen over de motie der heeren Duparc c. s. De heer Hartelust doet opmerken, dat hem in de verschillende redeneeringen, die in het belang van het onderwijs zijn gehouden, eene uitdrukking in de rede van den heer Krijgsman heeft getroffen, die niet getuigt van eerbied tegenover de vorige sprekers. De heer Krijgsman heeft toch gezegd dat die heeren wat hebben verteld zonder de draagkracht hunner woorden te beseffen. Dit getuigt van weinig eer bied en past niet in den mond van iemand, die zich aan dezelfde fout schuldig maakt. De heer Krijgsman toch weet zelf ook niet wat de draagkracht zijner woorden is. Het is toch genoegzaam bekend dat de hoofden meer uitvoeren dan wat door den heer Krijgsman is gezegd. De hoofden, die hun taak goed opvatten, bemoeien zich intens met de geheele school en vullen de leemten, die zij in het onderwijs ontdekken, aan. Deze besteden niet het minimum-, maar wel degelijk het maximum-uren aan hun taak. Ook in onze stad zijn er hoofden, die hun taak zoo opvatten. Niemand zal ontkennen dat er aan scholen met 8 of 9 klassen, goede, betere en beste leerkrachten zijn. Zijn er alleen beste, dan is de leiding zeer ge makkelijk. Men heeft echter ook middelmatige en voor deze is de assistentie van het hoofd gewenscht. Tege lijkertijd heeft men ook slechte leerkrachten, die deze assistentie zeer noodig hebben. Geeft men nu het hoofd een klasse, dan is het gevolg hiervan dat hij geen tijd heeft om de leemten, die aan zijn school bestaan, aan te vullen. Wordt het hoofd in gelijke positie geplaatst als de onder- wijzei-s van bijstand, dan heeft hij geen gelegenheid te trachten om in de klassen, waar geen voldoend onderwijs wordt gegeven, voldoende resultaten te ki-ijgen. Op grond van deze dingen betuigt spreker met de grootste vrij moedigheid adhaesie aan de motie-Duparc c. s. De heer OosterhofF deelt mede dat hij, waar de wet houder meer speciaal belast met de zorgen voor het onderwijs, zijn steun niet heeft kunnen geven aan het prae-advies van Burgemeester en Wethouders, op zich heeft genomen een enkel woord te zeggen naar aan leiding van de gehouden besprekingen en de nu in gediende motie. Spreker meent goed te doen met er nog eens uit- di'ukkelijk op te wijzen, dat de zaak, waarover prae-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 5