8. Voorstel van het raadslid Mr. A. Menalda, om
aan den op verzoek eervol ontslagen secretaris-boekhouder
der Stads- Armenkamer eene gratificatie toe te kennen,
met prae-advies van Bvrgemeester en Wethouders.
202 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 October 1908.
Bij ons bestaat tegen de inwilliging van het verzoek
geen bezwaar, zoodat wij in overeenstemming met het
advies van den Gemeentelijken Inspecteur -foor het
Woningtoezicht dan ook de eer hebben U voor te
stellen te besluiten
aan A. A. van der Noord en zijne rechtverkrijgenden
vergunning te verleenen tot het maken en tot weder
opzegging hebben van den bedoelden inrit onder
voorwaarde
1. dat de inrit op zijn kosten en ten genoegen van
Burgemeester en Wethouders worde aangelegd van
klinkers in zand, terwijl de afgesneden trottoireinden
rond moeten worden bijgewerkt
2. dat de inrit voor den duur der vergunning door
adressant en zijn rechtverkrijgenden worde onderhou
den in gelijke materialen als de overige trottoir
gedeelten door de gemeente worden onderhouden en
bij opheffing van den inrit weder in den oorspronke-
lijken toestand moet worden teruggebracht
3. dat als erkenning van het eigendomsrecht van
de gemeente op den grond, waarop de inrit wordt aan
gelegd, door adressant of zijne rechtverkrijgenden
jaarlijks worde betaald eene recognitie van 1.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
W. Andringa alhier vrijstelling te verleenen van de
betaling der vergoeding voor het gebruik van gemeente
lijke schoollokalen voor particuliere lessen ten behoeve van
de jongensavondjes (slöjdcursus).
Dit voorstel luidt als volgt
Bij het in afschrift hiernevens overgelegd besluit
werd door ons aan het bestuur der Yereeniging „Jon
gensavondjes" (slöjdcursus) alhier op zijn verzoek in
gebruik afgestaan voor het tijdvak van 1 October 1908
1 April 1909 één lokaal der voormalige burgerdag-
en avondschool in de Bagijnestraat, voor het geven
van onderwijs in handenarbeid, onder leiding van W.
Andringa.
Met het oog op den min gunstigen financiëelen toe
stand der vereeniging en ook omdat de cursus ge
houden wordt geheel ten behoeve van onbemiddelden,
verzoekt genoemd bestuur het lokaal kosteloos in
gebruik te mogen ontvangen.
Hieromtrent zij opgemerkt, dat geheel gratis gebruik
niet kan worden toegestaan, daar de verordening op
de heffing eener vergoeding voor het gebruik van
schoollokalen voor particuliere lessen (Gemeenteblad
no. 11 van 1908) alleen vrijstelling kent van de ver
goeding voor het ondorhouden, verwarmen en verlich
ten, doch niet voor het schoonhouden van school
lokalen. Waar nu de vereeniging ten doel heeft het
geven van onderwijs in handenarbeid aan on- en min
vermogenden, bestaat er onzes inziens aanleiding haar
met toepassing van het tweede lid van art. 2 der veror
dening van de betaling van eerstgenoemde vergoeding
ontheffing te verleenen.
Wij hebben dan ook de eer U voor te stellen te
besluiten
I. W. Andringa, als leider, voor het tijdvak van
1 Oct. 1908—1 April 1909, geheel vrij te stellen van
de betaling der in art. 1 sub A der aangehaalde ver
ordening vermelde vergoeding voor het gebruik van
één lokaal der voormalige burgerdag- en avondschool,
ten behoeve van den cursus in handenarbeid.
II. Burgemeester en Wethouders te machtigen, om,
indien in 1909 en volgende jaren, ten behoeve van
bedoelden cursus een gelijk verzoek mocht worden
gedaan, de verlangde localiteit in gebruik te geven,
uitsluitend tegen de vergoeding, vermeld bij art. 1
sub B van moer aangehaalde verordening.
De beraadslaging wordt geopend.
Als de heer de Jong een enkel woord te dezer
zake wenscht te spreken, geschiedt dit niet om zich
te verzetten tegen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders. Integendeel, hij kan daar volkomen in
mee gaan.
Uit het voorstel blijkt en dat is het waarover
spreker iets zal zeggen dat Burgemeester en Wet
houders niet alle vereenigingen gelijk behandelen. De
gronden, waarom Burgemeester en Wethouders het
onderhavige verzoek willen inwilligen, zijn
le. de min gunstige toestand der vereeniging en
2e. dat de cursus gegeven wordt aan onbemiddelden.
Spreker is nu van oordeel dat alle vereenigingen
op deze wijze moeten worden behandeld.
Eenige maanden geleden echter heeft de Neder-
landsche Onderwijzers Propaganda Club voor drank
bestrijding het gratis gebruik van een schoollokaal
gevraagd en daarop is afwijzend beschikt. Het ge
bruik werd toegestaan maar de huur en het schoon
maken moesten worden betaald. Spreker meent dat er
evenveel reden is om het verzoek van de N. O. P. C.
in te willigen als dat van deze vereeniging. Ook bij
de N. O. P. C. bestaat een min gunstige financiëele
toestand, ook de N. O. P. C. geeft les aan onbemid
delden. Op den cursus toch zijn 64 leerlingen, 51 van
dezen gaan op kostelooze scholen, 12 op de scholen
van de lieeren Sijtstra en Geerts, waar slechts weinig
schoolgeld wordt betaald en 1 was een leerling van
een bijzondere school. Ook deze betaalde weinig of
geen schoolgeld. Spreker kan geen enkele reden
zien waarom deze vereeniging voor jongensavondjes
moet worden bevoordeeld boven de N. O. P. C. Bij
deze laatste geven de onderwijzers gratis les terwijl
aan de slöjdcursus naar spreker is meegedeeld, al
thans één 1 eeraar wordt betaald.
Spreker begrijpt dat Burgemeester en Wethouders
niet op hun besluit kunnen terug komen, maar hij
zal gaarne zien dat zij in het vervolg met het door
spreker te berde gebrachte rekening houden.
De heer Schoondermark meent goed te doen, na de
opmerking van den heer de Jong, uiteen te zetten,
hoe door Burgemeester en Wethouders steeds is
en moet worden gehandeld volgens de verordening.
Burgemeester en Wethouders hebben niet de vraag
te beantwoorden of de leeraren worden betaald,maar:
is hetgeen, waarvoor het gebruik der lokalen wordt
aangevraagd, onderwijs of niet Is het onderwijs, dan
kan het gebruik worden toegestaan. Dan hebben zij
de vraag te beantwoorden met welk doeZ wordt dit onder
wijs gegeven, aan onvermogenden of niet? Wordt
les gegeven aan on- of minvermogenden en worden
zij, die daartoe niet behooren niet toegelaten, dan
kan het lokaal gratis of voor de helft worden afge
staan. Op den door den heer de Jong bedoelden
cursus mogen leerlingen, die niet tot de on- of min
vermogenden behooren, niet worden geweigerd.
De heer de Jong repliceert dat door den wet
houder wordt gezegd dat Burgemeester en Wet
houders niet te beantwoorden hebben de vraag of de
leeraren betaald worden of niet, maar dat het verzoek
moet worden toegestaan om den min gunstigen toe
stand, waarin de vereeniging verkeert. Eene ver
eeniging evenwel, die hare leeraren betaalt, verkeert
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 October 1908. 203
in gunstiger toestand, dan eene waarbij de leeraren
gratis les geven, zooals bij de N. O. P. C. geschiedt.
De heer Schoondermark heeft gezegd dat het ver
zoek moet worden toegestaan als aan min- of onver
mogenden les wordt gegeven, als de mogelijkheid
bestaat dat er meer-gegoeden komen niet. Spreker
is van oordeel dat rekening moet worden gehouden
met den toestand, zooals die is en niet, zooals die kan
worden. Er behoeft geen rekening te worden ge
houden met het feit, dat er kinderen van meerge-
goeden kunnen komen om les. Bij de slöjdcursus zal,
naar spreker vermoedt, hiertegen ook geen bezwaar
bestaan. Spreker is er van overtuigd, dat aan de N.
O. P. C. evengoed als aan de vereeniging tot orga
nisatie van de jongensavondjes, het gratis gebruik der
schoollokalen worden toegestaan.
De heer Schoondermark acht een nadere verklaring
overbodig. Art. 2 der verordening toch spreekt dui
delijk en Burgemeester en Wethouders hebben die
verordening na te leven. Dit artikel luidt
„Indien de vergunning is verleend ten behoeve van
„vereenigingen, die ten doel hebben kosteloos of tegen
„eene geringe retributie onderwijs aan on- of min
vermogenden te geven is, indien het verzoek daartoe
„tegelijk mot do aanvrage tot het gebruik van het
„lokaal tot Burgemeester en Wethouders wordt gericht,
„door den gebruiker de helft van de in art. 1 onder
„A vermelde vergoeding verschuldigd. Aan Burge-
„meester en Wethouders staat de beoordeeling of de
„vereeniging in de termen valt.
„Is er naar het oordeel van Burgemeester en
„Wethouders aanleiding om ten behoeve der veree
niging den gebruiker geheel van de in art. 1 onder
„A vermelde vergoeding vrij te stellen, dan doen zij
„een daartoe strekkend voorstel aan den Gemeente-
„raad. Het verzoek daartoe wordt tegelijk met de
„aanvrage tot het gebruik van het lokaal tot Burge
meester en Wethouders gericht."
De heer de Jong heeft de bepaling hooren lezen en
blijft bij zijne meening dat deze op de N. O. P. C.
van toepassing is. De bedoeling der betreffende be
paling in de verordening is toch, dat kosteloos onder
wijs wordt gegeven, en dit geschiedt aan onbemid
delde leerlingen. En dit is bij de N. O. P. C. het
geval.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in
zake het adres van K. van der Heijde om vergunning
tot het leggen van een straatje over gemeentegrond ten
behoeve van zijn huis op den hoek van de 8e Vegelin-
dwarsstraat en den weg Achter de Hoven.
Dit voorstel luidt als volgt
Om prae-advies werd in onze handen gesteld een
aan Uwe Vergadering gericht adres van K. van der
Heijde, inspecteur eener levensverzekeringmaatschappij
alhier en eigenaar van het huis op den westelijken
hoek van de 8e Vegelindwarsstraat en den weg Achter
de Hoven, waarbij wordt verzocht een straatje te
mogen leggen over en in den gemeentegrond, die zich
tusschen het bestrate gedeelte van voornoemden weg
en het terrein vóór adressants woning bevindt.
Gelijk de Directeur der Gemeentewerken mededeelt,
is destijds bij den aanleg der 8e Vegelindwarsstraat
getracht, van adressant in eigendom over te nemen
een strookje grond, evenals het op de teekening met
geel aangeduide van zijn overbuurman van Althuis,
teneinde daarop een trottoir aan te leggen, terwijl
dan de bestrating van den weg Achter de Hoven aan
het trottoir aansluitende zou zijn gemaakt en aldus
een geregelde en voldoende toestand daar ter plaatse
zou zijn verkregen. Van Althuis, begrijpende dat zijne
belangen medebrachten zijne medewerking om tot die
regeling te geraken, aan de gemeente niette moeten
onthouden,, werd reeds dadelijk tot dien afstand bereid
bevonden, doch van der Heijde is zich daartegen steeds
blijven verzetten en dient thans, nu dientengevolge
de toegang tot zijne woning te wenschen overlaat,
het onderwerpelijke verzoek in. Wij hebben gemeend
U niet te moeten adviseeren daarop in te gaan, omdat
dan voor langen tijd de gelegenheid zou zijn ontno
men om in die omgeving door trottoir-aanleg en het
maken eener zich over de geheele breedte van den weg
uitstrekkende bestrating een bevredigenden toestand
in het leven te roepen, doch nogmaals getracht van
adressant voor den prijs van ƒ1. welke som voor
eene nagenoeg gelijke oppervlakte destijds ook aan
van Althuis is betaald, de verlangde grondstrook in
handen te krijgen.
Hij is daartoe evenwel niet genegen bevonden,
zoodat wij in de gegeven omstandigheden U thans
aanraden te besluitenop zijn verzoek afwijzend te
beschikken.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom
stig het prae-advies van Burgemeester en Wethouders.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij gelegenheid van de behandeling van ons voor
stel om aan J. A. Janssen met ingang van 1 Novem
ber 1908 eervol ontslag te verleenen als secretaris
boekhouder der Stads-Armenkamer in Uwe vergadering
van den 22 September 1.1., werd door den heer Menalda
voorgesteld om dezen titularis eene gratificatie van
tweehonderd en vijftig gulden toe te kennen, welk
voorstel, vreemd aan de orde van den dag, na door
U in overweging te zijn genomen, naar ons om prae-
advies werd gerenvoyeerd.
Wij hebben ons er nader van vergewist dat niet
een jaarlijksche, doch eene voor éénmaal uit te keeren
gratificatie wordt bedoeld.
Van oordeel dat het mogelijk zou kunnen zijn dat
door den voorsteller, naast de door hem in verband
met de op den betrokkene toepasselijke bepalingen
der pensioenverordening gegeven toelichting, mede
de toekenning eener extra-remuneratie voor den heer
Janssen is bepleit, met het oog op de uitnemende
diensten die deze in zijne betrekking aan de gemeente
heeft bewezen, moenen wij de beslissing in dezen aan
U te moeten overlaten.
De heer Zandslra kan niet anders dan den heer
Menalda dankbaar zijn voor diens voorstel. Spreker
hoopt dat dezelfde welwillendheid zal worden betracht
als het eens een arbeider geldt. Spreker betreurt het
echter dat de heer Menalda nog niet een stapje ver
der is gegaan.
Spreker meent dat een man, die door omstandig
heden, onafhankolijk van zijn wil, genoodzaakt was
zijne functie neer te leggen, recht heeft op pensioen,