268 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1908. nader vast te stellen overeenkomstig het eerste voorstel in ontvang en uitgaaf op 2,163,836.75 en volgens het tweede voorstel in ontvang en uitgaaf op een bedrag van 2,164,911.75. De Voorzitter doet opmerken dat het rapport op de agenda voor heden aan de orde is gesteld. Spreker dankt de commissie voor den door haar verrichten arbeid. V. "VVordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan den heer Dr. J. Ariëns Kappers op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als lid der Commissie van Toe zicht op het Lager Onderwijs. Dit voorstel luidt Door Uwe Vergadering werd om prae-advies in onze handen gesteld een adres van Dr. J. Ariëns Kappers, houdende verzoek om eervol ontslag als lid der Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs met ingang van 1 Januari 1909. Onder overlegging van het advies dier Commissie, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten aan den heer Dr. J. Ariëns Kappers op zijn ver zoek met ingang van 1 Januari 1909 eervol ontslag te verleenen als lid der Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, onder dankbetuiging voor de door hem als zoodanig aan de gemeente bewezen diensten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 2. Rapporten der Commissie, belast geweest met het onderzoek van wijzigingen der gemeentebegrooting, dienst 1908. De beraadslaging wordt geopend. De heer Krijgsman heeft opgemerkt dat op de suppletoire begrooting voorkomt een post voor aan deel in de winst van de waterleiding over 1907. Dan verdere posten van denzelfden oorsprong over 1902, 1904 en 1905. Spreker vraagt hoe het komt dat deze posten pas nu op de begrooting voorkomen, en niet op die van de diensten waarop zij betrekking hebben, hebben gestaan. De heer Komter antwoordt te hebben gedacht dat de leden van den Raad, dus ook de heer Krijgsman, vrijwel op de hoogte zouden zijn van het verloop van deze zaak, tenminste, dat zij, die kennis genomen hebben van hetgeen bij vorige gelegenheden daarover in de stukken is medegedeeld, eenigszins op de hoogte konden zijn. De heer Krijgsman doet eene vraag, waaruit men de conclusie zou kunnen trekken, dat dit raadslid niets van deze zaak heeft vernomen. Ongeveer een half jaar nadat spreker wethouder van financiën was geworden, heeft hij de concessievoor waarden der Waterleiding Maatschappij bij Burge meester en Wethouders ter sprake gebracht. Men besloot toen het jaarverslag af te wachten en daarna een onderzoek in te stellen naar de administratie van die Maatschappij. Het bleek toen dat er verschil bestond tusschen de Maatschappij en Burgemeester en Wethouders over het berekenen van het winst aandeel der gemeente. Over dit verschil is langen tijd van gedachten gewisseld, in welke zaak de gemeente is bijgestaan door den heer Mr. KorthalsAltes te Am sterdam, wiens nota de heeren bij de gemeenterekening over 1907 zullen hebben gevonden. Het eind van de onderhandelingen is geweest, dat aan de gemeente een bedrag van 6000.is uitgekeerd, haar volgens de berekening van Burgemeester en Wethouders over een zestal jaren toekomende. Toen dit bedrag einde 1907 werd ontvangen, is daarvan het in 1907 uitgo- keerde winstaandeel in de gewone middelen over dat jaar opgenomen, terwijl het rostant, voortsprui tende uit reeds afgesloten dienstjaren, onder de buitengewone ontvangsten moest worden gerangschikt. Spreker meent daarmee do zaak te hebben opgehel derd. Den heer Krijgsman was wel iets van deze zaak bekend, maar hij achtte het nuttig dat er eens in het publiek over werd gesproken. Spreker herinnert zich niet dat deze zaak ooit in eene openbare vergadering ter sprake is gebracht. Hij dankt den heer Komter voor de gegeven inlichtingen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de conclusio van het rapport. 3. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in zake het adres van Dr. J. Ariëns Kappers om verlen ging van de huur der huizinge Arendstuin no. 41. Dit prae-advies luidt als volgt Door Uwe Vergadering werd om prae-advies in onze handen gesteld een adres van Dr. J. Ariëns Kappers alhier, houdende verzoek om na het ver strijken van den loopenden huurtijd op 12 Mei 1909, het aan de gemeente toebehoorende huis, Arendstuin no. 41, nog voor één jaar in huur aan hem aftestaan tegen den laastelijk vastgestelden huurprijs van ƒ550. Bij Uw besluit van 12 Mei j.l. werd tengevolge van de annexatie van een gedeelte van den bij het perceel behoorenden tuin, ten behoeve van den ver bouw en de uitbreiding van gemeenteschool no. 7, aan den adressant eene schadeloosstelling toegekend van 100.t. w. 50.wegens gemis van genot en 50.wegens vermindering van huur, over het loopende huurjaar. Tegen de inwilliging van het verzoek onder de thans geldende voorwaarden, bestaat onzerzijds geen bezwaar, zoodat wij, onder overlegging van het advies van den Directeur der Gemeentewerken en onder wederaanbieding van het adres de oer hebben U voor te stellen te besluiten aan den adressant voor het tijdvak van 12 Mei 1909 tot 12 Mei 1910 ondershands in huur af te staan het aan de gemeente toebehoorende huis met tuin, plaatselijk gekwoteerd Arendstuin no. 41, kad. bekend in sectie A no. 1281 als huis en erf, tegen een huurprijs van 550.en eene vergoeding van 10.voor aansluiting van het perceel aan de waterleiding krachtens raadsbesluit van 24 September 1901 en verder onder do bestaande voorwaarden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. "Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1908. 269 4 Voortzetting der behandeling van het, voorstel der be trekkelijke raadscommissie tot verplaatsing van het Aschland en c. q. van het voorstel van Burgemeester en Wethou ders, om in beginsel te besluiten tot verbetering van het Aschland overeenkomstig een plan van den heer J. Oosterhoff (Bijlagen nos. 25 en 41 van 1907 en no. 27 van 1908). De Voorzitter, er op wijzende dat aan de orde zijn de algemeene beraadslagingen over het voorstel der raadscommissie van 1903, doet opmerken, dat hij zich kan voorstellen, dat de leden zich bij de bespreking daarvan niet geheel zullen kunnen onthouden tevens te komen in het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Daartegen heeft hij dus geen bezwaar. De heer Beekhuis vindt het jammer dat deze ver gadering zoo spoedig wordt gehouden na de vorige, omdat de leden niet in staat zijn hetgeen in de vorige vergadering te dezer zake is gezegd, gedrukt voor zich te hebben. Den leden zal in het geheugen zitten de doorwrochte rede, die door den Wethouder is uit gesproken na eene vergadering van eenige uren. Het is daardoor echter allicht mogelijk dat enkele zaken niet goed tot spreker zijn doorgedrongen. Hij be treurt het zeer dat deze vergadering nu zoo spoedig wordt gehouden, want hij zou het gesprokene gaarne nog eens a tête reposée hebben willen overlezen. De Wethouder heeft twee motieven voor zijn plan n.l. de hindor, door het aschland veroorzaakt, en ten tweede, omdat de bestaande inrichting door de uitbreiding der stad te klein is. Het heeft spreker getroffen, dat juist over dit laatste punt in de toelichting zoo weinig wordt gezegd, te meer daar dit de voornaamste grond is voor het voorstel. Hinder, dit is natuurlijk, zal overal ontstaan waar een aschland is. Wat de uitbreiding betreft, indien het waar is dat tengevolge van de uitbreiding der gemeente het aschland vergroot moet worden, dan moet de Raad met den Wethouder meegaan, ook al zullen de kosten grooter worden. Dit is echter in het voorstel niet voldoende uiteen gezet en hij verzoekt den heer Oosterhoff dan ook vriendelijk hem wel te willen aantoonen, dat de om standigheden zoo gewijzigd zijn, dat de dienst op het tegenwoordig aschland niet meer is uit te voeren. Hieromtrent bestaat bij spreker nog twijfel. Hij meent, dat de voorzieningen, die in den laatsten tijd zijn getroffen, als het verwerken der ier tot turfstrooisel- mest, de behoefte aan meer ruimte heeft verminderd. Spreker meent dat het mogelijk kan zijn, dat ook met de compost op een dergelijke manier gehandeld wordt, zoodat ook ruimte zou kunnen worden uitgespaard. Enkele zaken, als werkplaatsen, opslagplaats voor turfstrooisel, zaken waarvan de omwonenden weinig last hebben, zullen naar het nieuwe terrein kunnen worden overgebracht. Spreker is van oordeel dat, indien dit geschiedt, het terrein in de eerste jaren nog voldoende ruimte aanbiedt. Het komt den heer Hartelust voor dat de hinder, het voornaamste onderwerp van beraadslaging, te breed wordt uitgesponnen. AVat spreker betreft, hij heeft jaren in de omgeving van het aschland ge woond, vijf jaren op het Zuiderplein, negen jaar op de Willemskade. Spreker kan echter verklaren, dat de veroorzaakte hinder niet zoo ernstig is, dat eene enorme uitgave, die de verplaatsing vordert, gewet tigd is. Daar spreker dus ten opzichte van den veroorzaak ten hinder nog al optimistisch gestemd is, zal hij niet voor het voorstel tot verplaatsing stemmen. Het is spreker echter opgevallen dat de Wothou- der bij de berekeningen zijn licht heeft opgestoken bij den Directeur der Stadsreiniging. Dit staat ten minste in het schrijven van den heer Oosterhoff. Spreker weet niet of dit soms eene vergissing is en dat het moet zijn de Directeur der Gemeentewerken. Is dit niet het geval, dan is spreker bevreesd die berekeningen te aanvaarden en wel hierom. Bij de begrooting, die is opgemaakt door den Directeur der Stadsreiniging voor het plan tot verplaatsing, kwam deze tot een bedrag van 120000.De Directeur der Gemeentewerken kwam tot eene begrooting van 221000.Een verschil dus van 100000. of 85 Spreker concludeert daaruit dat de heer Soutendam goedkooper kan werken dan de heer Hofkamp, als ten minste de berekening juist is. Spreker is be vreesd dat de heer Soutendam te optimistisch is ge weest. Is dit nu ook het geval, dan loopt de Raad gevaar dat hij a priori besluit het aschland te laten waar het is, terwijl later kan blijken dat de berokeningen niet juist zijn. Spreker zou hieromtrent gaarne een en ander van den heer Oosterhoff vernemen. Hoezeer de heer van Messel ook instemt met de woorden van lof, die de heer Baart de la Faille den heer Oosterhoff in de vorige vergadering heeft toe gezwaaid voor de vele bemoeiingen, welke deze zich in het belang der gemeente getroostte, spreker kan zich niet ontveinzen, dat het voorstel van dien Wet houder bij hem wel eenige teleurstelling heeft verwekt. Spreker had, na de beschouwingen over het aschland in 1903, na de daarop gevolgde opdracht gegeven aan de Commissie ad hoe en na de aanneming der motie van den heer van Ketwich Verschuur op 11 Februari j.l., verwacht, dat er een voorstel zou komen, waarbij het vraagstuk ten opzichte van den hinder geheel zou zijn opgelost. Spreker beweert, dat de geachte voorsteller in die oplossing niet is geslaagd, hetgeen dan ook in de vorige vergadering door den heer Baart de la Faille duidelijk is aangetoond. Dat het bestaande aschland hinder en naar sprekers meening grooten hinder veroorzaakt, kan zeker niet worden ontkend. Nu tracht de heer Oosterhoff dien hinder van minder omvang voor te stellen, door er op te wijzen „dat juist daar een der aanzienlijkste stadswijken „verrees, waarvan de verschillende panden nog steeds „tot de meest gezochte te Leeuwarden behooren." Spreker meent, dat de heer Oosterhoff het niet zal kunnen tegenspreken, dat hij zich te dezen opzichte wel aan eenige overdrijving schuldig maakt. Het is toch niet aan te nemen, dat een zestal huizen, staande bij den Watertoren, als een der aanzienlijkste en gezochtste wijken van Leeuwarden kan worden beschouwd. Verder beroept de heer Oosterhoff er zich op „dat in later jaren daar geheele arbeidersbuurten „zijn verrezen", hetgeen ook als bewijs zou moeten dienen, dat de hinder van zeer weinig belang is. Spreker beweert, dat dit argument even onjuist is, daar juist in die buurten veel geklaagd wordt over den stank en de groote vliegenplaag. De oorzaak van den hinder mag niet alleen voor rekening van het aschland komen zegt de voor steller maar moet ook worden toegeschreven aan de stroocartonfabriek en in nog veel sterkere mate aan de slecht werkende septic tank. Spreker kan dat gevoelen niet deelen en noodigt den heer Oosterhoff uit met hem dagelijks den Over- ijsselschen straatweg uit te wandelen, dan zal hij evenals spreker opmerken, dat er dagen zijn, dat het aschland een walgelijken stank verspreidt. Eigenaardig is het, zegt spreker, dat de heer Ooster hoff zich in zijn voorstel zelf tegenspreekt. Op blz. 306 zegt hij, dat de omvang van den hinder

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 2