276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1908, schuwend cijfer van 4.0501, dat als Hoofdelijken Omslag zal moeten worden geheven indien het voorstel der commissie ad hoe wordt aangenomen, herinnerd. Spreker is hem daar dankbaar voor. Evenwel heeft de heer van Messel gemeend, dat spreker's financieel bezwaar zich ook moest keeren tegen het plan van den heer Oosterhoff, daar dit plan wel is waar veel minder kost, maar dan ook slechts eene tijdelijke voorziening mag hoeten. Dit acht spreker niet juist. Een plan dat weinig kost en eene goede exploitatie zekerheid geeft voor 20 a 25 jaar, heeft dit groote voordeel, juist in eene zaak als deze, waarvoor in tal van steden naar eene afdoende oplossing wordt ge zocht, dat men tijd wint om de verdere ontwikkeling van dit vraagstuk af te wachten, om daarmede zijn voordeel te doen. De heeren wenschen meer plannen te onderzoeken en vooral de heer Besuijen staat daar sterk op. Spreker doet opmerken dat de zaak van het aschland den Raad al jaren heeft bezig gehouden en dat vele plannen onder de oogen zijn gezien. Voor 30 jaar is al over deze kwestie gedelibereerd. Hij wil den Raad echter waarschuwen hiervoor, dat als de beide voorstellen worden verworpen, er enkele dingen op het oude land moeten worden aangebracht als een oven, een paar denstal enz. Langer uitstel brengt dus dadelijk kosten mee, die dan misschien later zullen blijken weggeworpen geld te zijn. Spreker heeft met belangstelling degedach- tenwisseling over deze zaak gevolgd, doch meent ook na al het gehooi'de het bescheiden plan van Burge meester en Wethouders te moeten blijven aanbevelen. De heer G. W. Koopmans heeft de commissie ad hoc geen verwijt gemaakt. Hij heeft alleen de com missie gewezen op het feit, dat zij voor de onder handelingen over het terrein heeft gebruikt een offi ciéél persoon, een persoon, waarvan het overbekend is dat hij land koopt voor do Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij, als deze maatschappij dat noodig heeft. Het is dan ook alleen sprekers be doeling geweest om te waarschuwen voor eene vol gende gelegenheid. De heer Oosterhoff, terugkomende op sprekers denkbeeld, schijnt ook te hebben nage gaan wat verplaatsing kost. Om het aschland te verplaatsen, b.v. naar Oidegalileën of het Nieuwe Kanaal, zou 160 a f 170000.— kosten. Dit. is een groot kapitaal, maar het verschilt toch nog 50000.met het plan der commissie ad hoe. Spreker gelooft dat het ernstig overweging verdient dit na te gaan. De heer Komter zegt dat er voor 30 jaar al over deze kwestie is gedelibereerd. Voor 30 jaar was het Nieuwe Kanaal er niet en kon dus ook het bedoelde terrein niet in aanmerking komen. De heer Haverschmidt heeft dezelfde bezwaren als de heer Beekhuis en is evenmin bevredigd als deze. Als bewijs van gebrek aan ruimte noemt de wet houder het feit, dat men turfmest op een perceel land moest opslaan. Spreker vindt dat zoo erg niet. Men ga daarmee gerust door, wanneer groote productie en tijdelijk geringe afzet, een gevolg van omstandigheden van het seizoen afhankelijk, dit noodig maken. Spreker blijft van meening, en hij meent dat ook de heeren van Messel en Menalda daarmee accoord gaan, dat men op het oude terrein zoo weinig moge lijk onkosten moet maken. Een nieuwe brander en voorloopig niets meer, en van dion brander wachte men de goede resultaten eens af. De heer Oosterhoff antwoordt den heer de Jong, dat hij in zijne veronderstelling dwaalt, waar hij zegt dat de gezondheidstoestand van den Directeur geen maatstaf kan zijn omdat die meest op het kan toor zit. De Directeur is geregeld van 's namiddags 2'/,—4 uur op het aschland, inderdaad dus lang ge noeg om eene nadeelige werking van die omgeving eventueel te kunnen ondervinden. Onder de werk lieden echter heerschen ook volstrekt geen meerdere ziekten dan onder andere categorieën van gemeente werklieden. Daaruit kan dan toch wel worden gecon stateerd dat het aschland niet schadelijk is voor de gezondheid. De heer Menalda heeft gevraagd wat men dacht te doen als men over 25 jaar weer moest uitbreiden en zinspeelde er op, dat daartegen wel bezwaren kun nen worden ingebracht. Er is echter nog wel een ander terrein, dat in dat geval kan worden ge bruikt, n.l. de zoogenaamde puinplaats, die 2200 M2. groot is en waarvan één aaneengesloten stuk van 1200 M2. Burgemeester en "Wethouders hebben niet het eerst de aandacht op dat terrein gevestigd, om dat het niet direct met het aschland in verbinding is te brengen. Ook heeft de heer Menalda medegedeeld dat hem uit een nader schrijven is gebleken, dat te Wiesbaden en Charlottenburg de faecale stoffen worden verbrand. Spreker heeft daarvan in de door hem gelezen be schrijving van de inrichting te Wiesbaden niets ge zien. Wel heeft het hem getroffen dat hij op een teekening vond staan het woord„schlamkessel", Deze schijnt dus oorspronkelijk bestemd voor het cen trifugeeren der slat en baggerspecie, maar zou naar de meening van den zegsman van den heer Menalda ook gebruikt kunnen worden om de beer van het overtollige vocht te ontdoen. Maar al geschiedde dit, dan zou nog de gemeente blijven zitten met de 90 vocht. Langs dien weg acht spreker het dan ook niet mogelijk eene oplossing te vinden. Verder heeft de heer Menalda gevraagd, waarom de losplaatsen niet in het plan van Burgemeester en Wethouders voorkomen. Dit is nog al natuurlijk. Wanneer het aschland op geruimen afstand van de stad komt, moeten hier en daar losplaatsen zijn. Blijft het ter plaatse waar het is, dan geschiedt de aan voer op land direct even als tot nog toe. De heer van Messel heeft opgemerkt dat in het voorstel niets te merken is van de vorderingen der techniek. Burgemeester en Wethouders willen nu juist in de gelegenheid worden gesteld die vorderingen af te wachten. Wij staan te dezen opzichte in de proefjaren en het komt Burgemeester en Wethouders voor dat het wenschelijk is de resultaten van die vorderingen af te wachten en intusschen zooveel moge lijk aan do bezwaren tegemoet te komen. De heeren Beekhuis en Haverschmidt wenschen eene nadere toelichting, waarom het terrein te klein is. Spreker heeft niet bij zich eene opgaaf van liet verzamelde vuil. Hem is echter uit een schrijven van den archivaris gebleken dat de laatste uitbreiding heeft plaats gehad in 1878. Later is alleen nog een compostloods gebouwd tusschen 2 bestaande, zoodat men nu alleen aan don buitenkant bij die compost kon komen. Het geheele middenpad werd opgeheven, hetgeen niet bevorderlijk is voor eene goede behandeling der compost. Uit dit feit blijkt wel dat er toen reeds ruimte to kort was. Sedert 1878 nu is de bevolking toegenomen met 7600 mensclien of 20 °/0. Het komt spreker voor, dat er geen lang betoog noodig is om aan te toonen, dat de hoeveelheid vuil in de zelfde mate grooter is geworden. Dit is natuurlijk niet mathematisch juist, want er zijn omstandigheden, waardoor de hoeveelheid vuil vermindert, b.v. het gebruik van gas- en cokeskachels in plaats van turfkachels. Dan heeft spreker medegedeeld, welke nieuwe ge* Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 November 1908. 277 bouwen zullen moeten worden gesticht, n.l. een schaft- en waschlokaal en een sorteerloodsverder dat de verbinding met het spoor ruimte neemt, zoo dat hij zich overtuigd houdt, dat het de heeren nu wel duidelijk zal zijn, waarom de ruimte te klein is. De heer de Jong doet opmerken, dat door den heer Oosterhoff is gezegd dat de Directeur alle dagen !21/a uur op het terrein is en als het nu zoo ongezond was, zou dat wel blijken uit diens gezondheidstoe stand. Sommige schadelijke zaken oefenen op den een meer invloed uit dan op een ander. Men zou ook kunnen zeggen jenever is niet scha delijk, want ik ken een man van 80 jaren, die een stovige borrel gebruikt. De ervaring leert echter wel anders. Beter is het argument dat de werklieden niet veel ziek zijn. Al zou dat waar zijn, het feit dat de om- geving hindor van het aschland heeft, moet aanleiding zijn te trachten dien hinder weg te nemen, ook al is het niet zoo erg, dat er bepaald ziektegevallen door ontstaan. Na eene discussie van een paar uur over deze zaak wenscht de heer Baart de la Faille den indruk mede to deelen, dien hij over het debat heeft gekregen. Nog altijd zijn de gevoelens over de beide plannen verdeeld. De bezwaren tegen het plan der commissie ad hoe zijn in hoofdzaak van financieelen aard. De com- jnissie ziet deze bezwaren niet over het hoofd, inte gendeel, zij wegen ook bij haar zeer zwaar. Enkele leden hebben opmerkingen gemaakt ten opzichte van het vervoer bij gesloten water. Spreker meent deze opmerkingen reeds in de vorige vergadering te heb- gerencontreerd. Ten opzichte van het plan-Oosterhoff hooft de Raad gelegenheid gehad de talentvolle ver- I dodiging te hooren. Echter is bij hem de hoofdindruk gebleven, dat aan dat plan groote bezwaren kleven, waarvan het grootste is dat het aschland zich bevindt binnen de kom van i twee gemeenten. De eenige oplossing, die aan dat bezwaar tegemoet komt, is verplaatsing. Dit is hetzelfde wat de heer Besuijen heeft gezegd, toon hij zijne motie indiende en nader toelichtte. Spreker zal daaromtrent thans niet in herhaling treden. Die motie is door den Voorzitter om formeele re denen niet aan de orde gesteld, omdat de overwe gingen, waarop ze was gebaseerd, niet uit eene stem ming waren gebleken. Spreker zou er nu niets tegen hebben, nu op het oogenblik gevraagd wordt een onderzoek naar de mogelijkheid om een beter verplaatsingsplan te ont werpen, een plan, dat minder financieele bezwaren heeft en toch aan de eischen voldoet, aan eene nieuwe raadscommissie op te dragen. Spreker neemt acte van de verklaring van den Voorzitter, dat van do plannen, al zijn zij verworpen, ook bij een nieuw onderzoek nota kan worden ge nomen. De heer Besuijen heeft melding gemaakt van de motie van 10 leden, in de vorige vergadering ver worpen. Spreker heeft daar niet kunnen voorstem men, omdat het hem niet oorbaar voorkwam aan Burgemeester en Wethouders op te dragen, na vol brachten arbeid een nieuw onderzoek in te stellen. Er heerscht, bij spreker althans, geen misverstand, zooals is gezegd. Als de stemming heeft plaats ge had, en tengevolge mocht hebben dat deze voor stellen worden verworpen, zou spreker gaarne aan eene nieuwe commissie opdragen nieuwe plannen onder de oogen te zien, die tot eene goede oplossing kunnen leiden. Spreker zal stemmen tegen het voorstel van Bur gemeester en Wethouders. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel der commissie ad hoe wordt verwor pen met 18 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de heeren Schoondermark, Menalda en Baart de la Faille. Tegen de heerenBeucker Andreae, Krijgsman, Oosterhoff, Duparc, Lautenbach, Wilhelmij, de Jong, G. W. Koopmans, Zandstra, Hartelust, van Messel, Besuijen, Komter, J. Koopmans, Feitz, Beekhuis, Haverschmidt en Burger. Onderdeel a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt verworpen met 13 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de heerenBeucker Andreae, Oosterhoff, Duparc, Wilhelmij, Schoondermark, Har telust, Komter en Feitz. Tegen de heeren Krijgsman, Lautenbach, de Jong, G. W. Koopmans, Zandstra, van Messel, Besuijen, J. W. Koopmans, Menalda, Baart de la Faille, Beek huis, Haverschmidt en Burger. Onderdeel b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aange nomen. De heer Besuijen dient het volgend voorstel in de Raad besluit over te gaan tot de benoeming van eene commissie uit zijn midden, tot onderzoek van de mogelijkheid van verplaatsing van het aschland en, tot indiening van eventueele voorstellen bij den Raad. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Besuijen is ingediend het volgend voorstel De Raad besluit over te gaan tot de benoeming van eene commissie uit zijn midden, tot onderzoek van de mogelijkheid van verplaat sing van het aschland en, tot indiening van eventueele voorstellen bij den Raad. De heer Beekhuis stelt voor thans over te gaan tot de aanschaffing van een nieuwen brander. Het komt spreker voor dat, tenzij men er de voorkeur aan geeft het denkbeeld van den heer Besuijen te volgen en eene commissie te benoemen, die uitziet naar een geschikt terrein, men niet moet aarzelen den brander aan te brengen, die reeds op de begroo ting voorkomt. Daarmee zal, wat uit het voorstel van Burgemeester en Wethouders blijkt, veel hinder wor den weggenomen. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Beek huis wordt voorgesteld dadelijk over te gaan tot het aanbrengen van een nieuwen brander. Spreker vat dit op als eene uitnoodiging aan Burgemeester en Wethouders om den brander te laten maken. Met algemeene stemmen wordt hiertoe besloten. De Voorzitter meent dat het dienstig is de taak der eventueel te benoemen commissie iets nader te omschrijven en haar b. v. ook te laten onderzoeken of, en zoo ja op welke wijze, de bestaande toestand kan worden verbeterd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 6