20 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1909. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan 31., B. en A. de 31etz, en hunne rechtverTcrijgenden vergunning te verleenen tot het maken en tot wederop- zeggens toe hebben van een inrit in het trottoir vóór het perceel Nieuweburen 117. Dit voorstel luidt als volgt Bij adres van 12 December 1908 verzoeken de gebroeders M., B. en A. de Metz, alhier, vergunning- tot het maken van een inrit in het trottoir vóór het perceel Nieuweburen no. 117. Onzerzijds bestaat tegen de inwilliging van het verzoek geen bezwaar, zoodat wij in overeenstem ming mot het door ons ingewonnen, hierbij overge legd, advies van den Gemeentelijken Inspecteur voor het "Woningtoezicht, waarmede de Directeur der Ge- meentewerkenzich heeft vereenigd de eer hebben U voor te stellen te besluiten aan de gebroeders M., B. en A. de Metz en hunne rechtverkrijgenden vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens toe hebben van be doelden inrit, onder voorwaarde a. dat de inrit, binnen eene maand na dagteekening van dit besluit, door en op kosten van adressanten worde aangelegd, overeenkomstig de aanwijzingen door of vanwege den Directeur der Gemeentewerken te geven b. dat de bestratingsmaterialen, aanwezig in den grond waarop de inrit zal worden aangelegd, door en voor rekening van adressanten worden vervoerd naai de gemeentelijke opslagplaats c. dat de inrit worde bestraat met nieuwe materialen, overeenkomende met die der aanliggende trottoirs en bij verandering dezer laatste daarmede moeten blijven overeenkomen d. dat in geval, naar het oordeel van den Directeur der Gemeentewerken, de bestrating van den inrit niet voldoende tegen het berijden bestand is, door Burge meester en Wethouders andere materialen kunnen worden voorgeschreven e. dat de inrit in den trottoirband worde voorzien van ronde hoeken, met een straal van 0.60 M., ver vaardigd van materiaal in samenstelling overeen komende met de door de gemeente ter plaatse ge maakte of te maken trottoirbanden f. dat de inrit door adressanten en hunne recht verkrijgenden steeds in goeden staat worde onder houden, ten genoegen van Burgemeester en Wethouders g. dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente op den grond, waarop de inrit wordt aan gelegd, door adressanten of hunne rechtverkrijgenden jaarlijks vóór of op 1 Mei, voor het eerst vóór of op 1 Mei 1909, ten kantore van den gemeente-ontvanger worde betaald eene recognitie van ƒ1.— h. dat bij niet-nakoming van een der vorenstaande bepalingen de vergunning door Burgemeester en Wethouders kan worden ingetrokken i. dat bij het eindigen der vergunning de bestra ting van den inrit door en op kosten van adressanten of hunne rechtverkrijgenden met die der aanliggende trottoirs in overeenstemming worde gebracht en de daartoe gebezigde materialen eigendom worden van de gemeente. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan H. Bergsmaalhier, in koop af te staan het terrein aan het Groot Schavernelc, vrij gekomen door de amotie van het urinoir aldaar. Dit voorstel luidt als volgt Bij ons besluit van 26 Augustus 1908 werd op voorstel van den Directeur der Stadsreiniging, opge heven het publiek urinoir aan het Groot Schavernek, op grond van het misbruik dat van deze inrichting voortdurend gemaakt werd. Evenals geschiedde met het terreintje aan de Korfmakersstraat, werd ook de door de opheffing vrijgekomen grond - welke voor gemeentedienst verder niet meer geschikt is door ons te koop aangeboden. Als gegadigde deed zich kennen H. Bergsma, alhier, die bij adres d.d. 12 November 1.1. het terreintje in eigendom verzocht voor f 75. Dit bedrag werd, ook met het oog op de ligging van den grond nabij de gracht langs het Schavernek, door ons te laag geacht, waarom wij adressant mededeelden, dat alleen een bod van ƒ150.dezerzijds in gunstige overweging zou worden genomen. Na de geboden som eerst met 25.en daarna nogmaals met gelijk bedrag te hebben verhoogd, verklaart adressant zich thans bereid als uiterste koopprijs 125.te betalen. Vermits bij het niet ingaan op deze aanbieding de onderhandelingen met Bergsma als afgebroken kunnen worden beschouwd en het niet te verwachten is, dat een bod van f 125.spoedig zal worden herhaald, komt het ons voor te zijn in het belang der gemeente, aan het door ons geëischte minimum-bedrag niet te streng vast te houden. Op grond daarvan hebben wij dan ook de eer U voor te stellen te besluiten aan den publieken dienst te onttrekken en aan H. Bergsma, alhier, in koop af te staan het terreintje aan het Groot Schavernek, vroeger ingenomen door een openbaar urinoir, kadastraal bekend in sectie B no. 2911, groot 17 M-., voor eene som van 125. de kosten van overdracht voor rekening van den kooper, en verder op de door Burgemeester en Wet houders te stellen voorwaarden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. Rapport der Commissie, belast geweest met het onderzoek van eene wijziging der gemeente-begrooting. dienst 1909. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der voorgestelde wijziging, wordt met alge meene stemmen aangenomen. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen eene tijdelijke geldleening aan te gaan ad f 100,000.ter voorziening in de behoefte aan kasgeld. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake eene reclame tegen een aanslag in de belasting op het houden van honden, dienst 1908. Dit vooi'stel luidt Door H. Brijker, 3e Klanderij-dwarsstraat 89, al hier, is ingediend een bezwaarschrift tegen den hem opgelegden aanslag in de belasting op het houden van honden over het belastingjaar 1908. Roclamant's bezwaren zijn, blijkens het adres, ge grond op de volgende omstandigheden 1. dat hij in zijne vorige woonplaats over het dienstjaar 1908 reeds belasting op het houden van honden heeft betaald Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1909. 21 2. dat hij zijne honden in de maand Augustus 1908 heeft verkocht. Met betrekking tot bedoeld bezwaarschrift kunnen wij mededeelen, dat door reclamant, die zich hier gevestigd had 20 Mei 1908, den 4 Augustus 1908 worden aangegeven twee trekhonden, waarvoor hem, overeenkomstig die aangifte en de bepalingen dei- verordening, een aanslag voor een vol jaar is op gelegd. Wat nu het eerstgenoemde bezwaar betreft, kan het enkel feit, dat hij over het dienstjaar 1908 reeds in eene andere gemeente was aangeslagen, hem niet van zijne verplichting tot betaling van belasting in deze gemeente ontheffen. Ten aanzien voorts van de sub 2 genoemde om standigheid, dat n.l. reclamant zijne honden reeds weder afschafte in Augustus 1908, moet worden opgemerkt, dat het eindigen der belastingplichtigheid op dezen grond volgens de verordening aanleiding kan zijn, om bij Burgemeester en Wethouders afschrijving der belasting te vragen, niet om tegen den aanslag bij den Raad te reclameeren. Op grond van een en ander geven wij U dan ook in overweging om te besluiten reclamant ten aanzien van zijn sub 1 genoemd bezwaar mede te deelen, dat op zijn adres afwijzend moet worden beschikt en hem voor het overige te berichten, dat hij zich om teruggave van belasting, wegens afschaffing van zijne honden, kan wenden tot het college van Bur gemeester en Wethouders. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8. Voortzetting der behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van nieuwe verordeningen op de heffing en de invordering van schoolgelden voor onderwijs aan de school van 3liddelbaar onderwijs voor Meisjes. (Bijlage no. 35 van 1908). Aan de orde is artikel 5. De heer Hartelust wenscht, alsvorens over te gaan tot de behandeling van artikel 5, even terug te komen op artikel 4, welk artikel spreker aanleiding heeft gegeven tot de vraagwat verstaat men onder min vermogenden en onvermogende ouderlooze kinderen Van Burgemeester en Wethouders heeft spreker op deze vraag geen antwoord gekregen, althans niet een waardoor hem duidelijk is geworden waar de grens ligt tusschen on- en minvermogenden. Het eenige antwoord dat gegeven is, is ditzij, die geen 50.schoolgeld kunnen betalen, zijn onvermogend. Is nu door Burgemeester en Wethouders geen grens bepaald Het wil er bij spreker niet in dat b.v. iemand, die f 1600.inkomen heeft, niet, een ander met 1800.wel 50.schoolgeld kan betalen, omdat de levensomstandigheden zooveel van elkander verschillen. Het is best mogelijk dat eerstgenoemde beter ƒ50. kan betalen dan de laatste. Ten einde hieromtrent te kunnen worden ingelicht verzoekt spreker terug te mogen keeren tot de be handeling van art. 4. De Voorzitter zal het verzoek van den heer Hartelust, om tot de behandeling van artikel 4 terug te keeren, in stemming brengen. Met 14 tegen 8 stemmen wordt het verzoek af gewezen. Vóór stemmen de heerenLautenbach, G. W. Koopmans, Hartelust, Feddema, Duparc, Menalda, Baart de la Faille en Beekhuis. Tegen de heeren J. Koopmans, Oosterhoff, de Jong, Besuijen, Zandstra, Berghuis, Wilhelmij, Krijgsman, van Messel, Schoondermark, Burger, Feitz, Komter en Haverschmidt. De heer G. W. Koopmans zal, in verband met de gevallen beslissing-, tegen dit artikel stemmen. Ook hij heeft geen antwoord gekregen op zijne vraag en is onbevredigd. Zijn tegenstemmen dient dan ook als protest tegen het niet mogen terugkomen op eene vraag, die in de vorige vergadering niet is beantwoord. Zonder hoofdelijke stemming wordt artikel 5 aan genomen met op één na algemeene stemmen. De heer G. W. Koopmans heeft zich tegen verklaard. De artikelen 6—8 worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is artikel 9. De Voorzitter wenscht, alvorens over dit artikel de beraadslaging te openen, den Raad mede te deelen dat de voorzitter der commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs hem gisteren heeft kennis ge geven er prijs op te stellen, dat die commissie alsnog over dit artikel, dat de overgangsbepaling bevat, zou worden gehoord. Spreker heeft daarop onmiddellijk het college van Burgemeester en Wethouders geraad pleegd, welk college eenstemmig van oordeel was, dat aan den wensch behoorde te worden voldaan. In dien geest doet hij dus een voorstel. De heer Beekhuis vraagt of de voorzitter ook kan mededeelen op welk punt de commissie wenscht te worden gehoord. Spreker zou bij dit artikel ook iets te berde hebben gebracht en nu bestaat toch de mogelijkheid, dat dit precies hetzelfde is als wat de commissie op het oog heeft. Wat spreker wilde zeggen is dit. De ouders, die hunne kinderen naar de Middelbare Meisjesschool sturen, doen dit met het doel ze de geheele school te laten doorloopen. Spreker zou het nu onbillijk vinden, dat die ouders, die misschien met het oog op het lage schoolgeld hunne kinderen naar de meisjes school hebben gezonden, dit voor het vervolg niet meer zullen kunnen doen tegen het oude schoolgeld. Misschien is het op dit punt dat de commissie nog nader overleg wil plegen. Zoo niet dan wenscht spreker dit wel onder de aandacht van de commissie te brengen. Het komt spreker hard voor dat de ouders van tegenwoordig schoolgaande kinderen nu plotseling meer moeten betalen. Het gaat voor die menschen moeilijk de meisjes er af te nemen, daar de geheele cursus eigenlijk één geheel is. De Voorzitter antwoordt dat het onderhoud met den voorzitter der commissie onder meer ook over dit punt liep. Spreker moet er echter den nadruk op leggen dat laatstgenoemde alleen voor zich zeiven en niet namens zijne medeleden sprakalleen kon hij verklaren, dat alle leden prijs stelden op het uitbren gen van advies over de overgangsbepaling. Spreker is bereid den Raad verslag van zijn onderhoud met den voorzitter der commissie te doen echter in be sloten vergadering, daar hij zich niet bevoegd acht van deze plaats zulks in het openbaar te doen: ook al niet, omdat hij de opmerkingen van den voorzitter

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 2