28 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1909. hebben, dat na aanneming zijner motie, het voorstel van Burgemeester en Wethouders werd aangehouden. De heer Oosterhoff ontraadt de aanneming dezer motie ten sterkste. Burgemeester en Wethouders hebben het vóór en tegen van eene gemeentelijke inrichting ernstig overwogen en zijn eindelijk tot de conclusie gekomen, in hun voorstel belichaamd. Voor hen is er dus geen enkele reden, een nader onderzoek in te stellen. De heer Besuijen is een voorstander van de motie- de Jong. Al mocht het blijken dat eene gemeentelijke inrichting duurder komt dan de voorgestelde regeling met de heeren de Vogel en Sonnega, dan nog is eene gemeentelijke inrichting gewenscht. Waar het de gezondheid geldt, schroomt spreker niet gelden toe te staan. Als echter werkelijk het kostenbedrag zoo zwaar weegt bij Burgemeester eu Wethouders, zou spreker wel eens willen vragen of het niet mogelijk is aanraking te zoeken met de omliggende gemeenten. Dit zou een middel kunnen zijn om aan de bezwaren van Burgemeester en Wethouders tegemoet te komen. Die omliggende gemeenten zouden dan ook een even redig deel in de kosten kunnen bijdragen. Wat de vraag van den heer van Messel aangaat, spreker is van oordeel dat, als het voorstel-de Jong aangenomen wordt, daarvan het practisch resultaat is, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders verworpen ishet is moeilijk anders te lezen. De heer Krijgsman zegt dat de heer Oosterhoff de aanneming der motie ten sterkste ontraadt. Als de Raad de motie—de Jong aanneemt, beteekent dit dat hij niet opziet tegen de meerdere kosten, verbon den aan de oprichting van een eigen bureau. Burge meester en Wethouders hebben dan de opdracht een nieuw voorstel in te dienen voor een gemeentelijk bureau, met meerdere kostendaarmee is dus het voorstel van Burgemeester en Wethouders van de baan. Spreker wil er nog op wijzen, dat de kosten minder hoog zullen worden voor een gemeentelijk bureau, omdat daarbij de belooning van den keur- meester niet zoo hoog zal zijn als van dezen functionaris in dienst van particulieren, omdat deze laatste veel werk, dat de directeur van een gemeentelijk bureau moet doen, als overleg plegen met winkeliers enz., moet verrichten. De heer Lautenbach is van oordeel dat sommige leden te veel den nadruk leggen op deze zaak. De keuring zal toch slechts aan de heeren Sonnega en de Vogel worden opgedragen bij wijze van proef. Wanneer bij een eigen bureau de zaken niet marcheeren, dan zitten wij ook met dat bureau en met het personeel. Blijkt over een jaar dat de proef niet voldoet, dan kunnen wij altijd nog veranderen. De heer Komter is het met den heer Lautenbach eens, dat de motie niet verder gaat dan het nemen van een proef. De heer Hartelust mag zeggen dat de proef zal leiden tot continuatie, daarvan is spreker niet zoo vast overtuigd. Als het jaar om is staat de Raad even vrij tegenover de beide heeren als nu. Of men met een gemeentelijk bureau meer of minder zal slagen hangt er van af, of men in de keuze van een Directeur wat gelukkig is. De heeren Sonnega en de Vogel zijn menschen van erkende bekwaamheid. Vraagt men nu voor eene gemeentelijke inrichting een directeur voor 2000.dan zal het de vraag zijn of men voor dat geld iemand zal krijgen, die even capabel is. Gemeenten van den omvang van Leeuwarden zijn inderdaad te klein voor een eigen dienst op dit gebied. Uit de stukken is gebleken, dat de keuringsdienst in Rotterdam op 25.per 1000 inwoners komt. Naai de meest bescheiden raming zou dit voor Leeuwarden 110.worden. Daarom moeten wij er niet aan denken een gemeentelijken keuringsdienst in te rich ten. Men kan wel groot doen en geen rekening houden met de financiën of liever daar wat met een lichte hand over heen gaan, het wordt echter een vaste post op de bogrooting, die op den duur niet mee zal vallen. De heer de Jong zegt: in Groningen heeft de Directeur f 2000.— salaris. Spreker heeft de volgende opgave voor zich: Directeur 2500—3000, een keurmeester 10001200, een adjunct-keurmeester 800. In totaal kost de dienst daar 5600.Voor een gemeentelijken dienst voor Leeuwarden acht spreker een bedrag van 4000.— eerder te laag dan te hoog, zoodat het voorstel van Burgemeester en Wethouders beduidend voordeeliger is. De heer Besuijen denkt de kosten te vermin deren door aansluiting der naburige gemeenten. Dit is een goed idéé, dat echter niet zoo spoedig ver wezenlijkt zal kunnen worden, want er zal tijd noodig zijn voordat het denkbeeld van eene keuring in die gemeenten tot rijpheid is gekomen. Als het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen, hebben wij de gelegenheid om te zien hoe dit denk beeld zich in die gemeenten ontwikkelt. Het door particulieren ingericht bureau, dat met den keuringsdienst voor deze gemeente belast wordt, zal zeer geschikt ook kunnen werken voor die ge meenten. De heer Duparc was niet op de motie van den heer de Jong voorbereid. Indien dit het geval ware ge weest, dan zou hij zich hebben gewapend met een verslag van de vorige gezondheidscommissie. Als lid van die commissie was spreker met nog een harer leden en een paar leden van het Nutsdepartement uitgenoodigd na te gaan, wat een gemeentelijke keu ringsdienst zou moeten kosten. Als zijn herinnerings vermogen hem niet bedriegt kwam de gecombineerde Commissie tot een bedrag van weinig minder dan 8000.per jaar, bij een kleiner getal inwoners dan thans. Dit cijfer komt vrijwel overeen met het door den heer Komter genoemde bedrag van 5600. doch hierbij is niet berekend de rente van de stich- tingskosten voor een gebouw, de kosten van jaarlijksch onderhoud, aanschaffing van toestellen enz. Om de hooge kosten heeft de gecombineerde Com missie zich destijds bezwaard gevoeld een voorstel te doen tot oprichting van een gemeentelijken keurings dienst. Hoe wenschelijk spreker nu ook zoodanigen dienst acht, het hooge bedrag der kosten is ook nu voor hem een bezwaar om zijn stem te geven aan de motie-de Jong. Te meer, omdat gelijk spreker zich vleit, bij aanneming van het voorstel van Burge meester en Wethouders in de zaak op voldoende wijze zal worden voorzien. Er is gesproken om pogingen te doen, medewer king van de omliggende gemeenten te verkrijgen. Spreker houdt zich overtuigd, dat deze gemeenten er geen cent voor over hebben. Zij willen wel teren op den zak van Leeuwarden, doch om iets bij te dragen in de kosten, die Leeuwarden ook voor haar zou willen doen, vindt men ze onwillig. Deze onder vinding heeft onze gemeente vroeger ruimschoots opgedaan, vooral ook in onderwijs-zaken. De heer de Jong repliceert dat door den heer Komter is gezegd, dat het hier slechts geldt een proef voor één jaar. Spreker is het met den heer Harte lust eens dat dit gevaarlijk is, want het gaat niet Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1909. 29 gemakkelijk na een jaar aan de heeren de Vogel en Sonnega te zeggen, dat zij met de zaak moeten uit scheiden. Spreker vreest dan ook dat het langer zal duren. Verder zegt de heer Komter dat het meer of minder succes van een gemeentelijk bureau af hangt van een meer of minder gelukkige keuze van een directeur. Spreker wijst er op dat Dr. Lam absoluut die reserve niet maakt. Hij zegt eenvoudig eene gemeentelijke inrichting verdient de voorkeur. Spreker heeft gezegd wel een directeur te willen leveren voor 2000.en dat die in Groningen ook dit salaris heeft. De heer Komter beweert dat de directeur aldaar 2500.heeft. Spreker heeft zijne opgave van een raadslid, die toch zeker het bedrag van den begrootingspost zal hebben genomen. Er is heden middag een merkwaardig verschil in cijfers. Eerst met den heer Oosterhoff, nu met den heer Komter. Er wordt gezegd dat spreker en zijne partijgenooten niet om de gemeentefmanciën denken. Hebben zij dan niet gestemd tegen het voorstel om het salaris van een inspecteur met 100.— te verhoogen? En heeft de heer Besuijen niet gestemd tegen het ver- leenen van een crediet bij de komst der Koningin, en later tegen den steun aan Vreemdelingenverkeer, toen deze vereeniging hierom aan den Raad verzocht? Spreker en zijne partijgenooten denken wel om de gemeentefmanciën, maar zij vragen zich af waarvoor wordt het geld uitgegeven Waar het nu een gemeentebelang geldt als eene keuring, daar schromen spreker en zijne partijge nooten niet geld beschikbaar te stellen. De heer Duparc zegt indertijd onderzocht te hebben wat een gemeentelijke keuringsdienst zal kosten en is gekomen als zijn herinneringsvermogen hem niet bedriegt tot een bedrag van 8000.—. Spreker vreest dat het herinneringsvormogen. dat anders zeer sterk is, hem in dit geval in den steek laat. Waar is de gemeente, waar een bureau 8000.kost Ook is spreker nog niet zoo overtuigd dat de buiten gemeenten geen dubbeltje zullen willen geven. Hij handhaaft zijne motie. De heer Oosterhoff wenscht nog een korte opmer king te maken. De heer de Jong heeft uit het feit, dat Burgemeester en Wethouders er aan hebben ge dacht een post op de begrooting te plaatsen voor salaris van den directeur, gedistilleerd, dat zij zich een gemeentelijk keuringsbureau hadden voorgesteld. Die gevolgtrekking is niet juist, De aandacht is ge vallen op verschillende wijzen van inrichting en daaronder was ook de gemeentelijke. Nu was hier van het logisch gevolg, dat bij aanneming daarvan een salaris moest worden vastgesteld. De heer Krijgsman heeft gezegd dat de kosten voor eene gemeentelijke inrichting lager gesteld konden worden, omdat hierbij de keurmeester minder salaris behoeft, en hij geeft als reden op dat de keurmeester van een particulier bureau meer het werk doet van den directeur, n.l. overleg plegen en besprekingen houden met winkeliers. Dit mag nu 200.verschillen, van veel invloed is het dan toch niet. Er blijkt echter bij den heer Krijgsman te dezen opzichte een misverstand te bestaan. Het overleg enz. is in hoofdzaak' het werk van den keur meester, niet van den directeur, vandaar dan ook, dat deskundigen juist zooveel gewicht hechten aan de keuze van eerstgenoemden functionaris. Spreker brengt dit in het midden ter voorkoming van ver keerde opvattingen. De heer Krijgsman merkt nog op, dat allen die Dr. Lam indertijd bij diens lezing voor de vereeniging „Nijverheid" alhier gehoord hebben, den indruk zullen hebben gekregen, dat de directeur zelf en niet de keurmeester de besprekingen houdt en het over leg pleegt met de grossiers en fabrikanten. De Voorzitter deelt mede dat inmiddels is ingekomen een voorstel van den heer van Messel luidende De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit hem eene becijfering over te leggen van de kosten, die naar hun oordeel een gemeentelijke keuringsdienst zal eischen en de behandeling van deze zaak zoo lang te verdagen. De heer van Messel wenscht slechts een kort woord te zeggen tot toelichting van zijn voorstel. Over den keuringsdienst zelf zal spreker zich thans niet uitlaten. Waar echter do meeningen in den Raad nog al uiteenloopen, wat het verschil in kosten betreft, tusschen een gemeentelijken keuringsdienst en een zooals die door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, acht spreker het wenschelijk, dat den Raad eene nauwkeurige becijfering wordt voorgelegd, alvorens een definitief besluit te nemen. Indien mocht blijken, dat dit verschil in kosten niet te groot is, dan zou spreker meer gevoelen voor een gemeentelijken keuringsdienst. De heer Berghuis is van oordeel dat de zaak door dit voorstel geheel in de war wordt gebracht. Hij meent dan ook dat het gedaan is met de bedoeling de zaak van de baan te krijgen. De heer Oosterhoff kan de opvatting van den heer Berghuis niet deelen. Het komt spreker voor dat het de motie-de Jong is, die het voorstel van Bur gemeester en Wethouders van de baan schuift, het voorstel-van Messel doet dit niet. De heer Baart de la Faille is het niet met den heer Oosterhoff eens. De heer de Jong verklaart toch zelf dat, al wordt zijne motie aangenomen, het voorstel van Burgemeester en Wethouders kan worden aangehouden, om weer te herleven, zoodra een eventueel voorstel van Burgemeester en Wet houders tot instelling van een gemeentelijken keu ringsdienst mocht zijn verworpen. De Voorzitter geeft nogmaals lecture van de motie- de Jong. De heer de Jong geeft toe dat het logisch gevolg van de aanneming zijner motie is, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders van de baan is. Spre ker heeft echter op een desbetreffende vraag van den heer van Messel gezegd, dat hij er niets tegen zou li ebben, indien het voorstel van Burgemeester en Wethouders, na aanneming zijner motie, zou worden aangehouden. De heer Krijgsman merkt op dat, als de motie- de .Tong wordt aangenomen, Burgemeester en Wet houders kunnen sturen in de richting van een ge meentelijk bureau. Wordt een voorstel hiertoe ver worpen, dan hebben Burgemeester en Wethouders altijd de macht en het recht hun voorstel weer op de baan te brengen. De heer van Messel wijst er op dat door den heer de Jong is gezegd, dat de aanneming zijner motie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 6