30 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1909.
tot logisch gevolg heeft, dat het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders is verworpen. Spreker heeft
zich aan dat logisch gevolg te houden. Is de bedoe
ling echter, zooals door den heer Krijgsman is ge
zegd, welnu, dan stemt die geheel met sprekers
voorstel overeen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
De motie-de Jong wordt verworpen met 15 tegen
7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong, Besuijen, Zand-
stra, G. W. Koopmans, Krijgsman, Hartelust en Baart
de la Faille.
Tegen de heeren J. Koopmans, Oosterhoff, Lauten-
bach, Berghuis, Wilhelmij, van Messel, Feddema,
Duparc, Menalda, Schoondermark, Burger, Feitz, Kom-
ter, Haversmidt en Beekhuis.
Het voorstel-van Messel wordt verworpen met 13
tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong, Besuijen, Zand-
stra, G. W. Koopmans, Krijgsman, van Messel, Har
telust, Feddema, en Baart de la Faille.
Tegen de heeren J. Koopmans, Oosterhoff, Lauten-
bach, Berghuis, Wilhelmij, Duparc, Menalda,j Schoon
dermark, Burger, Feitz, Komter, Haverschmidt en
Beekhuis.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt aangenomen met 19 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heerenJ. Koopmans, Ooster
hoff, de Jong, Besuijen, Lautenbach, Zandstra, Berg
huis, Wilhelmij, G. W. Koopmans, Krijgsman, Duparc,
Menalda, Schoondermark, Burger, Feitz, Komter,
Haverschmidt, Baart de la Faille en Beekhuis.
Tegen de heerenvan Messel, Hartelust en Feddema.
11. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzalce
het adres der vereeniging „Helpt elkander", onderaf-
deeling der timmerliedenvereeniging „Ons belang" alhier,
om steun inzake de bestrijding der geldelijke gevolgen
van werkloosheid met toepassing van het z.g.n. Gentsche
stelsel en voorstel om over te gaan tot het stichten van
'een arbeidsbeurs (Bijlagen nos. 33 en 36 van 1908).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Besuijen heeft de poging van het Dage-
lijksch Bestuur om te komen met een ontwerp a la
Gentsche stelsel met genoegen begroet, omdat klaar
blijkelijk het Dagelijksch Bestuur erkend heeft, dat
het de plicht der gemeenschap is de belangen van
de arbeidende klasse onder de oogen te zien en
maatregelen te nemen, die hun toestand in tijden van
werkloosheid iets kunnen verzachten en hun bestaans
zekerheid kunnen vergrooten.
„Het groote ongeluk in het leven van den arbeider,"
zegt Louis Vailor, „is de onzekerheid."
De bestaansonzekerheid op te heffen zal binnen het
raam van het kapitalistisch stelsel wel niet mogelijk
zijn. Werkloosheid is aan het tegenwoordige pro
ductiesysteem inherent, het zit er aan vast. Men
koopt nu immers de arbeidskracht wanneer de onder
nemer ze behoeft en bij eene onplanmatige voort
brenging moeten noodwendig momenten of tijdvakken
voorkomen, waarin de arbeidskracht niet wordt ge
vraagd, dus werkloosheid heerscht. I)ie momenten
zijn b.v. afwezigheid van te bewerken grondstoffen,
seizoenslapte en geschokt vertrouwen, faillissementen.
De tijdvakken van werkloosheid worden in het leven
geroepen door eene algemeene malaise als gevolg
van een crisis van overproductie of geldcrisis.
Tegenover het spook der werkloosheid staan de
vrienden van het heerschende productiestelsel vrijwel
onmachtig. Toch rust op hen de taak om hier voor
ziening te zoeken, waar zeker de arbeidende klasse,
die geen handhaver is van het kapitalistisch, productie
systeem, niet voor de gebreken daarvan de dupe mag
worden.
De bezittende klasse heeft hier evenwel haar ban
kroet erkendtegen de werkloosheid zelf zijn in onze
maatschappij geen maatregelen te nemen. Ook Bur
gemeester en Wethouders verklaren op pag. 314, 2e
kolom
„Niet door de kwaal zelf weg te nemen, daartoe
„ontbreekt haar (de gemeente) voor verreweg het
„grootste deel de macht."
Dit is een soortgelijke uitspraak als in 1906 het
internationaal Congres te Milaan heeft gedaan.
Waar gaat men nu toe over? Tot het verminderen
van de ellende, ontstaan door de geldelijke gevolgen
van werkloosheid, door het verschaffen van financiee-
len steun. Kon men dat afdoende verrichten, dan
zou de bestaansonzekerheid van den arbeider ver
dwenen zijn en dan bleef er slechts eene werkloosheid
over, die men niet als een kwaal kan voelen. De
werkloosheid van renteniers en saletjonkers bijvoor
beeld is geen kwaal, die hebben in hun werkloosheid
te eten. Wij kunnen van de gemeenschap eischen,
dat ze de geheele geldelijke voorziening tegen de
gevolgen van werkloosheid op zich neemt en vandaar
dan ook dat de sociaal-democraten het Gentsche stel
sel, waarbij de gemeenschap slechts toeslag geeft,
aanvaarden als eene afbetaling op een groote schuld.
Tegen overdreven verwachtingen van het stelsel is
terecht reeds door Burgemeester en Wethouders ge
waarschuwd. Een afdoend middel achten ook zij het
Gentsche stelsel niet. Wie dit stelsel toch als een
sociaal-serum beschouwt, waarmede aan allo gevolgen
van werkloosheid een eind wordt gemaakt, heeft het
ver mis. Onze vroegere Burgemeester, de heer Roëll,
thans te Arnhem, haalt daar onder instemming aan
uit het Sociaal Weekblad van 3 Februari 1906:
„Armenzorg, werkloosheidverzekering, werkverschaf-
„fing kunnen zeker iets doen in den strijd tegen de
„nadeelen der werkloosheid, maar het is daarmede
„als met een pijnstillend middel bij ernstige ziekte,
„ze kunnen niet veel anders dan de pijn een weinig
„verzachten, de ziekte zelf nemen ze niet weg."
Vooral in tijden van groote werkloosheid, als steun
het meest noodig is, zal het Gentsche stelsel het
minst goed helpen. De uitkeering uit de vakver-
eeniging wordt dan gestaakt en daardoor ook de
gemeentelijke steun. Gent heeft daarin voor een deel
voorzien. Wij zullen dat moeten navolgen.
Wanneer spreker dus met een enkel woord zijn
standpunt tegenover het Gentsche stelsel, zooaL dit
vervalscht door Burgemeester en Wethouders wordt
voorgezet, dan blijkt er uit, dat de sociaal-democra
tische raadsleden met genoegen hun best zullen doen
om met de noodige wijzigingen het voorstel tot ver
ordening te doen verheffen.
Op het voorstel zelf is heel wat aan te merken.
Het komt spreker en zijne partijgenooten, in den vorm
zooals het er ligt, onaanneembaar voor. Spreker komt
niet op het geheel onaannemelijk voorstel betreffende
de arbeidsbeurs, omdat geen absolute noodzakelijkheid
aanwezig is om dit samen te koppelen met het
Gentsche stelsel.
Spreker mist in het voorstel, wat in alle andere
hem bekende fondsen wel voorkomt, n.l. eene „aan
sluiting" van eene vereeniging bij het fonds, waardoor
de verordening half individualistisch is, half met
vereenigingen rekening houdt. Grootendeels is dit
redactiewerk, maar toch niet geheel.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1909. 31
Art. 1 spreekt van uitkeering aan werklieden.
Art. 3 spreekt van vereenigingen, die de bestuurs
leden kiezen.
Art. 6 spreekt van vereenigingen en ook van werk
lieden.
Bij iedere uitkeering zal nu een onderzoek worden
jS ingesteld in eene vereeniging, die niet officieel is
aangesloten, maar vroeger eens statuten inzond. Men
zal aan 't eind der maand onmogelijk kunnen con
troleeren of er 20 leden waren, zooals art. 7 b.v.
'voorschrijft als voorwaarde voor een uitkeering. Een
vereeniging heeft een wisselend ledental, door de
«gemakkelijke verplaatsbaarheid van den werkman.
Er kunnen op 10 Januari 21 leden zijn, op 12 Januari
18, op 31 Januari 24. Dat men voor de aansluiting
bij het fonds een minimum-ledental vaststelt is doen
lijk, is uitvoerbaar, wil men echter met de redactie
van het ontwerp manoeuvreeren dan opent men den
weg voor ontduiking en schept onvastheid en onregel
matigheid in de uitkeering van den bijslag. De
aansluiting bij een fonds, welke aansluiting slechts
onder zekere voorwaarden kan geschieden en waarbij
beroep is op den Raad, is beter. Dit is ook het geval
o.a. in Groningen en Delft. Dan is het ook niet mogelijk
dat, wanneer het getal leden beneden het bepaald getal
jdaalt, in eens elke band verbroken is. Dan kan ook sub d
van art. 7 vervallen, terwijl men beter weet welke
vereeniging volgens art. 3 de bestuursleden moot
kiezen. Dan is ook b.v. eerst goed mogelijk de aan
sluiting van Leeuwarderadeel. De gemeente Leeu
warden heeft een eigenaardige ligging ten opzichte
Bvan de Schrans. Daar wonen vele vaklieden, die in
Leeuwarden werken en aangesloten zijn bij de daar be-
istaande vakvereeniging. Nu zal men spreker tegemoet
voeren: maar voor die menschen betaalt Leeuwarden
geen bijslag. Goed, maar het is toch lastig dat het eene
lid van een vakvereeniging wel, het andere geen
I toeslag krijgt.
Als Leeuwarderadeel zich kan aansluiten bij het
fonds en deze gemeente betaalde den bijslag terug,
I dan waren deze menschen geholpen. Spreker is van
oordeel dat dit gemakkelijk te bereiken is. Delft en
Gent hebben hier in soortgelijke omstandigheden
afdoend voorzien, door aansluiting van omliggende
[gemeenten open te stellen. De verschillende voor te
jstellen wijzigingen maken het onmogelijk deze ver-
ordening te behandelen zonder voorbereiding. Spreker
heeft een heel stel amendementen bij zich, zoodat de
Raad wel zal begrijpen dat eene sectie-behandeling
noodzakelijk is. Spreker zal dan een daartoe strekkend
voorstel indienen.
De Voorzitter draagt het presidium over aan den
lieer Komterwethouder, en verlaat de vergadering.
De heer Burger behoeft zeker niet de door den
heer Besuijen in het begin zijner rede uitgesproken
[stellingen te onderschrijven, om evenals die spreker
liet voorstel van Burgemeester en Wethouders met
genoegen te kunnen begroeten en om ook voor de
door dien spreker gemaakte opmerkingen in menig
opzicht veel te gevoelen. Wat spreker zelf aangaat,
hij wil wel verklaren voor eene openbare behandeling
nog wel eenige voorbereiding te behoeven en hij
veronderstelt, dat dit wel met andere leden hetzelfde
geval zal zijn. Hoe zal die voorbereiding nu op de
beste wijze geschieden? De heer Besuijen spreekt
van een sectie-onderzoek en deze wijze van werken
ligt in dit geval ook voor de hand.
Wij hebben nu echter het groote voordeel in den
heer Besuijen een raadslid in ons midden te hebben,
die eene doorloopende kritiek op het voorstel gereed
heeft, waarin ongetwijfeld veel is, dat als opbouwende
kritiek van waarde is.
Als nu de heer Besuijen kon besluiten zijne amende
menten met de toelichting in te dienen, opdat zij
kunnen worden gedrukt en rondgedeeld, dan zou
spreker dit beter voorbereiding achten dan eene be
handeling in de secties. Komt toch de zaak in de
secties, dan zal de discussie daar niet veel vrucht
opleveren. Indien echter het complete stel amende
menten met de toelichting en wellicht met een antwoord
daarop van Burgemeester en Wethouders in het bezit
van de raadsleden is, dan zullen dezen daarmede eene
voorbereiding hebben, zoo goed als die zich maar
laat denken. Mocht dan nog blijken dat de zaak nog
niet voor openbare behandeling geschikt is, dan kan
nog tot een sectie-onderzoek worden besloten.
De Voorzitter doet opmerken dat de motie van den
heer Besuijen nog niet is ingekomen, zoodat er nog
geen stagnatie is in de algemeene beraadslagingen.
De heer Besuijen ziet er geen bezwaar in aan het
verzoek van Mr. Burger te voldoen. Het vertraagt
alleen de zaak iets, maar dat is niet erg want het
fonds zal toch dezen winter niet kunnen werken.
De heer Burger dient het volgend voorstel in
Voorstel tot verdaging der beraadslaging ten einde
den heer Besuijen gelegenheid te geven, zijne amen
dementen met toelichting schriftelijk in te dienen,
met uitnoodiging aan Burgemeester en Wethouders
om, zoo zij daartoe aanleiding vinden, dit stuk
schriftelijk te beantwoorden en eventueel naar aan
leiding daarvan hun voorstel te wijzigen.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Burger
een voorstel is ingediend, luidende
Voorste] tot verdaging der beraadslaging, ten
einde den heer Besuijen gelegenheid te geven, zijne
amendementen schriftelijk in te dienen, met uitnoo
diging aan Burgemeester en Wethouders om, zoo
zij daartoe aanleiding vinden, dit stuk schriftelijk te
beantwoorden en eventueel naar aanleiding daarvan
hun voorstel te wijzigen.
De heer Oosterhoff heeft niets tegen het voorstel,
maar zou het willen uitbreiden tot alle heeren, die
amendementen hebben in te dienen. Het is aange
naam alle amendementen vooraf onder de .oogen
te kunnen zien.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt het voorstel van
den heer Burger aangenomen.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga
dering door den Voorzitter gesloten.
RECTIFICATIE
in het verslag van 12 Januari 1909.
In de rede van den heer van Messel moet op pag. 7,
2e kolom, nog worden ingelascht na „neergeschreven"
„Spreker veroorlooft zich de uitlegging, door den heer
Burger aan de verordening gegeven, te bestempelen
met den naam van „juristerij".
In de rede van den heer G. W. Koopmans op pag.
9, le kolom, 3e alinea v. o., staat
den hellet de boeman dy.
Dit moet zijn
den hellet de bernêarn dy.