56 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1909.
2. de erfpacht eindigt, zoodra deze gedeelten over
eenkomstig de bepalingen der bouwverordening als
straat zijn aangelegd en naar genoegen van den Ge
meenteraad zijn doorgetrokken en als straat, onder
bijbetaling der volgens die verordening vereischte
bedragen, aan de gemeente zijn overgegaan;
3. voor zoover met inachtneming van het sub 1
bepaalde en van de bouwverordening op het te ver-
koopen gedeelte mag worden gebouwd, is de rooilijn
van de te stichten gebouwen langs de Willem Loré-
straat
4. de betaling van de koopsom moet plaats hebben
binnen 2 X 24 uur na het passeeren der betreffende
akte, ten kantore van den gemeente-ontvanger
de canon moet jaarlijks tenzelfden kantore vóór of
op 31 December worden betaald, voor het eerst vóór
of op 31 December 1909, naar evenredigheid voor
dat gedeelte van 1909 als de erfpacht in dat jaar
heeft geduurd en met dien verstande, dat in het jaar,
waarin de erfpacht eindigt, de canon over dat jaar
binnen 2 X 24 uur na de eindiging ten kantore
voornoemd moet worden betaald, doch niet verder
dan naar evenredigheid voor dat gedeelte van het
jaar, dat de erfpacht daarin heeft geduurd
5. binnen 2 maanden na het sub 4 le lid ge
noemde tijdstip moeten de aan adressant bohoorende
sloot na amoveering van den zich daarin bevinden
den opstal en het daaraangrenzende in koop over te
dragon vak op zijne kosten ten genoegen van Bur
gemeester en Wethouders zijn gedempt;
6. de kosten van do kadastrale uitmeting van het
in koop en in erfpacht over te dragene, alsmede die
van overdracht en overschrijving, komen ten laste
van adressant.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders betref
fende de levering door I'. J. Deutgen te Groningen van
volkssproeihaden en om hun op te dragen, de geheele of het
huiten gebruik gestelde gedeelte der voormalige gemeente
lijke zweminrichting aan den Noordersingel ie amoveeren.
Dit voorstel luidt als volgt
In de vergadering van 2/3 November 1908 werd bij
de behandeling van post 165 der ontwerp-begrooting
voor 1909 „Onderhoud en schoonhouden van diverse
gebouwen en meubels", waarop de volksbadinrichting
voor memorie was uitgetrokken, een voorstel van den
heer Beekhuis aangenomen, om in plaats daarvan te
lezen „abonnement-volksbadinrichting 500, onder
houd idem 100" (Zie thans de volgnos. 158a en
1586 der loopende begrooting). Hiermede waren op
de begrooting dus wederom de posten aangebracht,
die totdat de Baad goedvond het den 31 December
1906 afloopende contract, dat met den exploitant der-
badinrichting gesloten was betreffende de levering
van volkssproeibaden, niet te vernieuwen ook vroeger
daarop voorkwamen.
De naaste aanleiding tot dit voorstel van den heer
Beekhuis was een schrijven van evengenoemden ex
ploitant, den heer P. J. Deutgen, in het bezit van
een Uwer leden, waarbij gene zich bereid verklaarde
om onder zekere voorwaarden wederom met de ge
meente in zake de sproeibaden eeno overeenkomst
aan te gaan zooals vroeger. Bij het contract, dat
met ingang van 1907 was geëindigd, had hij zich
verbonden tégen uitkeering eener vaste som van
500.die baden aan de gebruikers te leveren a
21/, ets. en verder onder voorwaarde
„a. op zijne kosten te onderhouden de leidingen
uit de Nieuwe zwem- en badinrichting met kranen,
thermometers enz. voor den aanvoer van verwarmd
water in de daarvoor bestemde badcellen van de
gemeentelijke volksbadinrichting
b. in of boven elke badccl een reservoir van ruim
20 liter inhoud te onderhouden, voorzien van een
afvoerbuis met kraan naar een douche-apparaat, dat
aan een der zijwanden van het badvertrek is aange
bracht, terwijl in elke kleedkamer een spiegeltje moet
aanwezig zijn. Het onderhoud van dit een en ander
is mede voor zijne rekening."
De thans afgelegde verklaring bevatte oven wei het
voorbehoud dat het onderhoud van de genoemde
voorwerpen, voorzoover ze gemeente-eigendom zijn,
ook door de gemeente zou worden gedragen en dat
er omtrent overdracht of opzegging van de uit het
contract voortvloeiende verplichtingen een grootero
vrijheid zou bestaan dan voorheen. Naar aanleiding
hiervan deelden wij aan den heer Deutgen mede dat
voor het onderhoud der geheele sproeibadinrichting
voor 1909 100.— beschikbaar kou worden gesteld;
hij zou dan voor die som alles, ook wat daarbij van
de gemeente was, moeten onderhouden na het eerst
in voldoenden staat van onderhoud te hebben ge
bracht. Hij berichtte ons in antwoord hierop even
wel, dat hij aan zijn eerst gestelde conditiën op dit
punt moest blijven vasthouden, tenzij hem kon blijken
wat in dezen werd verlangd en of de aangeboden
vergoeding van 100.wel geëvenredigd was aan
de aan to wenden kosten. Volgens begrooting van
den Directeur der Gemeentewerken zouden deze
laatste moeten bedragen 294in eens en ƒ30.
voor jaarlijksch onderhoud. Wij stelden den heer
Deutgen met deze raming in kennis, die ons ton slotte
antwoordde dat hij op hetgeen hem dezerzijds was
voorgesteld niet kon ingaan, doch zijn eerste aan
bieding bleef handhaven, tenzij do gemeente voor
vijf jaren zou willen contracteeren.
Dit laatste zal, evenmin als de onze, wel niet Uwe
bedoeling zijn, omdat daardoor een niet aan alle
eischen des tijds beantwoordende inrichting, die
daarenboven de gemeente op een overigens fraai punt
ontsiert, langer dan wenschelijk is, in stand zou wor
den gehouden. Ons collego zet bovendien de voor
bereiding zijner plannen tot het stichten eener ge
meentelijke badinrichting geregeld voort, zoodat wij
vertrouwen dat binnen niet te langen tijd deze aan
Uwe Vergadering zullen kunnen worden aangeboden.
Onder die omstandigheden meenen wij U in over
weging te moeten geven ons van de verdere onder
handelingen met den lieer Deutgen te ontslaan en de
beslissing tor zake verder aan Uwe Vergadering te
moeten overlaten.
Inmiddels zijn 16 van de kamortjes der in 1888
(zie handelingen van 16 Juni van dat jaar, pag. 56
en volgg.) naast het bestaande gebouw opgerichte
gemeentelijke zweminrichting volgens raadsbesluit van
1 Juni 1897 (handelingen pag. 68 en volg.) op kos
ten der gemeente tot badcellen voor de volkssproei
baden ingericht en werd voorts bij het daarop volgend
contract van 5 Juli 1897, in 19Ö2 tot 31 December
1906 verlengd, de heer Deutgen verplicht leidingen,
kranen, reservoirs enz. aan te brengen en te onder
houden, onder voorwaarde dat een en ander bij het
eindigen der overeenkomst aan de gemeente zou komen
zonder vergoeding. Dit laatste is nu met 1 Januari
1907 geschied, zoodat er geen bezwaar zou bestaan
de geheele voormalige gomeentelijke zweminrichting
thans te amoveeren. Intusschen zal dit afhangen van
Uwe beslissing in hoeverre voor de voortzetting dor
sproeibaden nog met den heer Doutgen zal worden
overeengekomen. Mochten deze aanvankelijk nog
blijven bestaan, dan behoeft althans de opruiming-
van die kamertjes der zweminrichting niet te worden
opgeschort, die reeds geruimen tijd buiten gebruik
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1909. 57
zijn gesteld, eene opruiming, waarvoor èn de Directeur
der Gemeentewerken èn Mr. I. de Greve en 5 anderen
in een aan Uwe Vergadering gericht en door haar
den 22 September 1908 naar ons college om prae-
advies gerenvoyeerd adres, pleiten, en die ook wij
welstandshalve, en mede om de af komende materialen
nog elders te kunnen benutten, zeer zouden toejuichen.
Wij hebben alzoo de eer U voor te stellen te be
sluiten
1. al naar mate 's Raads beslissing in zake een
met P. J. Deutgen te Groningen aan te gane over
eenkomst betreffende de levering van volkssproei
baden, Burgemeester en Wethouders op te dragen de
geheele of het sinds geruimen tijd buiten gebruik
gestelde meest oostelijke gedeelte der voormalige
gemeentelijke zweminrichting aan den Noordersingel
te amoveeren;
2. Burgemeester en Wethouders in afwachting van
hunne nadere voorstellen ten aanzien der op de be
grooting aan te wijzen uitgaaf, te machtigen den al
dus vrijgekomen grond in overeenstemming met het
omgevend terrein in orde te maken;
3. aan Mr. I. de Greve c. s. in antwoord te doen
weten, dat op hun adres van 12 September 1908 is
gelet.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Besuijen zegt dat de Raad wel zal
kunnen begrijpen, dat spreker het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders niet met veel genoegen
heeft gelezen Hij heeft zich afgevraagd welke stille
kracht kan hebben gewerkt om het raadsbesluit min
of moor te herroepen. Hij wil dadelijk zeggen dat
hij hiermee geen bedekt verwijt bedoelt. Spreker
geeft toe. dat hetgeen door den heer Deutgen is
voorgesteld, niet in overeenstemming is met den geest
van dat besluit, maar hij is tevens van oordeel dat
het blijkens den voorgelezen briof van den heer
Deutgen mogelijk is tot een vergelijk te komen.
Spreker is van dien brief niet onkundig, hij zelf heeft
getracht te onderzoeken of dit niet mogelijk was.
De hoer Deutgen oischt, dat de gemeente haar eigen
dom onderhoudt. Dit is geen onbillijke eisch.
Door Burgemeester en Wethouders is gezegd op
do begrooting is uitgetrokken f 500.voor abonne
ment en 100.voor onderhoud. De kosten voor
de eerste herstelling zullen 300.bedragen. Deze
300.zal de heer Deutgen moeten betalen en hij
krijgt van de gemeente f 500.voor abonnement
en 100 voor onderhoud, de overeenkomst loopt dan
voor één jaar. Hiertegen heeft de heer Deutgen be
zwaar en terecht. Veronderstel dat het contract het
volgend jaar niet wordt vernieuwd, dan heeft de
heer Deutgen f 300.besteed en krijgt 100.
vergoed, Hij heeft dan 200.schade. Dan zal
de gemeente de gebouwtjes afbreken en deponeeren,
zooals de Directeur der Gemeentewerken zegt. Zij
zijn dan evenwel voor het geld van den heer Deut
gen in beter conditie gebracht, waardoor zij voor
de gemeente meer waarde hebben. De heer Deutgen
heeft daarom gelijk dat hij niet op die voorwaarden
ingaat.
Aan den anderen kant echter hebben Burgemeester
en Wethouders volkomen gelijk, dat zij zich niet
voor 5 jaar willen verbinden. Wanneer er toch met
3 jaar eene gemeentelijke badinrichting komt, heeft
het geen zin om het contract met den heer Deutgen
te continueeren.
Nu lag het echter voor de hand, niet om de onder
handelingen af te breken, maar om te trachten tot
een vergelijk te komen, waar de Raad met 18 tegen
1 stem de wenschelijkheid tot het hebben van een
volksbadinrichting heeft uitgesproken. Bij de behan
deling van deze zaak heeft als zwaarste argument
gewogen, dat men de arbeiders moet gewennen aan
het nemen van hygiënische maatregelenof zooals
de heer Oosterhoff zei, dat men hen, wanneer daartoe
mogelijkheid is, met zachten drang moet dwingen.
Regelmatige lichaamsreiniging bevordert het weer
standsvermogen, vergroot de volkskracht. Zulks
komt de geheele maatschappij ten goede. Daarom
is er gezegd stel deze gelegenheid open totdat er
een betere is. Spreker kon dan ook veronderstellen
dat men zou zoeken naar bemiddelingsvoorstellen.
Hij heeft zich met den heer Deutgen in verbinding
gesteld en heeft dezen gevraagd of er niet een weg
te vinden is, dat de gemeente niet gedupeerd wordt en
aan hem den heer Deutgen geen onbillijke voor
waarden worden opgelegd. Spreker meent dat die
weg gevonden is.
Eene gemeentelijke badinrichting is in de eerste 2
of 3 jaar niet gereed. Wanneer de heer Deutgen zelf
het contract opzegt, dan is dit zijn eigen zaak, doet
de gemeente het dan is het alleszins billijk hem de
herstellingskosten, die niet kunnen worden afgeschre
ven, te restitueeren. Wordt na twee jaar het contract
door de gemeente opgezegd, dan betaalt zij voor ieder
jaar dat aan de 5 ontbreekt f 60, dus 3 X f 00
f 180.geschiedt dit na vijf jaar, dan betaalt zij niets.
In hetgeen de heer Deutgen voorsloeg heeft
spreker een addertje ontdekt, n.l. iets dat ten nadeele
der gemeente is. Daarin staat: als hij de inrichting
in den loop van het jaar verkoopt, moet hem de f 100.
voor onderhoud evengoed worden uitgekeerd. Nu
kan hij de zaak b.v. op 2 Januari verkoopen, dan zou
hij de 100.wel ontvangen maar geen water meer
leveren.
Daarom heeft spreker gevorderd, dat hij zich ge
durende dat loopende jaar tot de levering van water
verbindt. Als een dergelijke overeenkomst wordt
aangegaan kan van deze gelegenheid tot baden ge
bruik worden gemaakt tot de gemeentelijke badin
richting klaar is, tenzij de heer Deutgen opzegt.
Spreker meent dat tegen een dergelijk voorstel weinig
is in te brengen.
Hij betreurt het dat Burgemeester en Wethouders
het niet hebben gedaan. Spreker heeft de eer voor
te stellen
de Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit
de onderhandelingen met den heer P. J. Deutgen
inzake de gemeentelijke zweminrichting te heropenen.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Besuijen
een voorstel is ingediend, luidende
De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit
de onderhandelingen met den heer P. J. Deutgen inzake
de gemeentelijke zweminrichting te heropenen.
Spreker zal dit voorstel tegelijk met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders in behandeling-
brengen.
De heer Komter moet opkomen tegen de bewering
van den heer Besuijen, als zouden Burgemeester en
Wethouders de onderhandelingen hebben afgebroken.
Zij hadden een zeker mandaat, dat begrensd wordt
door de cijfers der begrooting, n.l. 500.voor het
abonnement en f 100.voor onderhoud.
Voor deze som is getracht met den heer Deutgen
tot overeenstemming te komen, wat niet is gelukt.
De heer Besuijen kan dus niet zeggen dat Burge
meester en Wethouders de onderhandelingen hebben
afgesneden.
Door den heer Besuijen is ook gezegd dat de afbraak
der oude inrichting, als de heer Deutgen er ƒ300.
aan besteedt, voor de gemeente meer waarde zal
hebben. Spreker acht dit onjuist. Al is er ƒ300.
aan verwerkt, daardoor wordt de afbraakwaarde der