66 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1909.
den Directeur der Gemeentewerken te verrichten op
meting der straten zullen blijken te moeten bedragen,
in verband met het bepaalde bij art. 6 der bouw
verordening, zullende pas na de voltooiing van den
straataanleg met inbegrip der na te noemen sloot-
demping en na de betaling der bovengenoemde be
dragen de aan de straten gestichte gebouwen in
gebruik mogen worden genomen op straffe als bij de
bouwverordening is bepaald
een en ander op voorwaarde dat de straten aan
bestaande straten worden aangesloten en worden aan
gelegd ter plaatse, ter lengte, ter breedte en in de
richting als op de door adressanten overgelegde ka
dastrale teekening is aangegeven, onder gelijkmatige
hellingen van den weg Achter de Hoven naar de
Potmarge en in overeenstemming met de op die
teekening in roode cijfers aangeduide hoogten boven
Friesch Zomerpeil, met dien verstande dat aan de
noordzijde van de straat N M J D G S trottoirs
worden aangebracht, gelijk op de teekening is aan
gegeven, terwijl overigens de door de bouwverordening
voorgeschreven eischen en de nader door Burgemoester
en Wethouders te stellen voorwaarden betreffende de
oeverbeveiliging der Potmarge, den aanleg, de te
leggen riolen en de demping van slooten, dit laatste
met inbegrip van de verwijdering van het in de
oostelijk het terrein begrenzende sloot zich bevin
dende schiphuis, moeten worden opgevolgd
II als rooilijnen voor de te stichten gebouwen
aan te wijzen de op de teekening getrokken zware
roode lijnen, terwijl op de tusschen rooilijn en weg
gelegen ruimte, behoudens het bepaalde bij de bouw
verordening, zonder vergunning van Burgemeester
en Wethouders geen getimmerten van welken aard
ook zullen mogen worden opgericht.
Met algomeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
4. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in
zake het adres van het bestuur der Friesche Tuinbouw-
vereeniging alhier, om haar tot wederopzegging, dochten
hoogste voor den tijd van één jaar, in gebruik af te staan
voor het houden van veilingen van groenten enz. het
gcbouiv der voormalige vischmarkt aan de Oosterkade.
Dit prae-advies luidt
Bij Uw besluit van 23 Februari 1.1. werd om prae-
advies in onze handen gesteld een adres van het bestuur
der Friesche Tuinbouwvereeniging alhier, houdende
verzoek om het gebouw der voormalige vischmarkt
aan de Oosterkade, met ingang van 1 April a.s.
weder voor den tijd van één jaar aan genoemde
vereeniging in gebruik te willen afstaan voor het
houden van groentenveilingen.
De vereeniging, die al sinds eenige jaren in het
gebouw hare veilingen houdt, verklaart zich bereid
de tegenwoordige vergoeding van 150.voor huur
en onderhoud te betalen.
Tegen de inwilliging van het verzoek, mits onder
de gewone voorwaarden, bestaat onzerzijds geen
bezwaar, zoodat wij dan ook onder overlegging van
het door ons ingewonnen advies van den Directeur
der Gemeentewerken en onder wederaanbieding van
het adres de eer hebben U voor te stellen te
besluiten
aan de Friesche Tuinbouwvereeniging met ingang
van 1 April 1909 tot wederopzeggens toe, doch ten
hoogste voor den tijd van één jaar, in gebruik af te
staan voor het houden van veilingen van groenten
en fruit het gebouw der voormalige vischmarkt aan
de Oosterkade, kadastraal bekend in sectie B no. 1843
als vischmarkt, groot 1.44 Are, met inbegrip van het
voormalige verblijf van den wachter der Oosterbrug,
doch met uitzondering van de gemeentelijke zand
bergplaats, onder voorwaarde
1. dat voor huur en onderhoud aan de gemeente
verschuldigd zal zijn een bedrag van 150.te
betalen vóór of op 1 October 1909;
2. dat worden nageleefd de voorwaarden die
Burgemeester en Wethouders geraden zullen voor
komen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
5. Prae-advies inzake het adres van B. Hos en C.
Hellinga om kwijtschelding der boete, hun opgelegd als
borgen van wijlen F. Hellinga, aannemer van het onder
houd der openbare pompen in deze gemeente, en om hun
ten behoeve van de weduwe den laatsten termijn van de
aannemingssom uit te keeren.
Dit prae-advies luidt
Onder wederaanbieding van het adres van B. Ros
en C. Hellinga, met eene adhaesiebetuiging van J.
Rodenhuis om prae-advies in onze handen gesteld,
hebben wij de eer U het volgende mede te deelen.
Bij de op 14 December 1907 gehouden publieke
aanbesteding van het onderhoud der openbare pompen
in de gemeente gedurende het jaar 1908, werd aan
nemer F. Hellinga alhier, voor de som van ƒ133.
Deze overleed den 18 September 1908 en de adressanten
werden nu, als borgen van den aannemer, overeen
komstig de voorwaarden van aanbesteding door ons
aangeschreven voor de verdere uitvoering van het
werk zorg te dragen.
Het onderhoud heeft tot aan de Kerstdagen niet
te wensclien overgelatenmet de strenge vorst die
toen plotseling inviel, hebben de borgen echter ver
zuimd de noodige voorzorgsmaatregelen te nemen,
met het gevolg, dat een zestal pompen is stuk ge
vroren. Volgens de voorwaarden van aanbesteding-
werd hun deswege eene boete opgelegd van 1.50
en heeft, toen niet op den bepaalden tijd in het ge
brek was voorzien, van gemeentewege herstelling der
pompen plaats gehad, ten koste van de nalatigen.
Hiervoor werd uitgegeven een bedrag van 66.35.
De borgen vragen thans, op de in het adres aan
gevoerde gronden, kwijtschelding van de opgelegde
boete en van het bedrag der door de gemeente voor
geschoten herstellingskosten.
Met het oog op de omstandigheid, dat de felle
vorst, die de oorzaak van dit alles is geweest, met
den eersten der drie achtereenvolgende Zon- en feest
dagen in den afgeloopen Kersttijd is begonnen en er
dus tijdig geen maatregelen zijn genomen kunnen
worden om de pompen daartegen te beveiligen, kunnen
wij ons met het advies van den Directeur der Ge
meentewerken om de borgen van de betaling dei-
kosten gedeeltelijk vrij te stellen, doch de boete ge
heel van hen in te vorderen, vereenigen.
Wij hebben dan ook de eer U voor te stellen te
besluiten
adressanten te doen weten, dat op hun verzoek om
kwijtschelding der aan hen als borgen opgelegde
boete ad 1.50 wegens niet-nakoming der voor
waarden, waaronder is aanbesteed het onderhoud dei-
openbare pompen gedurende het jaar 1908, afwijzend
moet worden beschikt, doch dat termen zijn gevonden
om het van hen teruggevorderde bedrag ad 66.35
wegens vergoeding van geleden schade, te verminderen
met 80 en nader te bepalen op f 13.27.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1909. 67
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeestor en Wethouders.
6. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders be
treffende het adres van M. Dwinger, om hem vergunning
te verleenen tot het maken van een inrit vóór zijn pak
huis aan de Herman Costerstraat, met voorstel om in
verband daarmede van 8. Wijbrands een plekje grond
aldaar in eigendom over te nemen.
Dit prae-advies luidt
Bij adres van 23 December 1908, den 12 Januari
11. in onze handen gesteld ten fine van prae-advies,
verzoekt Marcus Dwinger voor een door hem gebouwd
pand aan de noordzijde der Herman Costerstraat
tegenover de Pretoriastraat een inrit naar de straat
te mogen hebben en voorts, dat de gemeente, aange
zien de beide genoemde wegen ongeveer midden vóór
dat perceel samenkomen en daar eindigen, de bestra
ting aldaar iets verder oostwaarts doortrekke.
Die doortrekking zal evenwel moeten geschieden
op het erf, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden
sectie E no. 2077, eigenaar S. Wijbrands, aan wiens
rechtsvoorgangers bij den aanleg van het straten-
complex Paul Krugerstraat, Pretoriastraat, Bloemfon
teinstraat en de zuidelijke helft van de thans ge
naamde Herman Costerstraat de verplichting was
opgelegd te zorgen, dat bij oostwaartsche doortrek
king dezer laatste de noodige grond beschikbaar kon
worden gesteld.
Wijbrands, in wiens koopacte dan ook vermeld is,
dat hij een gedeelte van de bij de huizinge behoo-
rende bleek niet mocht bebouwen, doch eventueel
een gedeelte moet afstaan aan de gemeente Leeu
warden om te dienen tot straat, is na eenige onder
handeling ten slotte dan ook niet ongenegen bevonden
om het gedeelte grond, op de teekening zwart gear
ceerd en gemerkt a, b, c, ten behoeve van de ge
meente af te staan voor een koopprijs van 1.
zonder verdere kosten zijnerzijds, terwijl Dwinger op
zich heeft genomen de betaling van de koopsom, de
kosten der overdracht en der levering van den
door Wijbrands afgestanen grond, alsmede van het
afschrift der akte ten behoeve van het archief. Voorts
zal hij zorg dragen voor de bestrating en voor een
nieuwe afscheiding.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten:
a. in eigendom over te nemen van S. Wijbrands
voor een koopprijs van 1.het op de overgelegde
teekening met zwarte arceering aangeduide gedeelte,
gemerkt a, b, c, van het erf, kadastraal bekend ge
meente Leewarden sectie E no. 2077, dit gedeelte te
bestemmen voor den openbaren dienst en voorts te
verklaren, dat daarmede door S. Wijbrands voornoemd
is voldaan aan de hem bij zijn koopacte opgelegde
verplichting om een gedeelte van voornoemd erf aan
de gemeente Leeuwarden af te staan om te dienen
als straat;
b. aan M. Dwinger alhier en zijne rechtverkrij
genden vergunning te verleenen tot het maken en tot
wederopzeggens toe hebben van bedoelden inrit,
onder voorwaarde dat de koopsom van den door
S. Wijbrands af te stanen grond, de kosten der over
dracht en der levering daarvan, alsmede die van het
afschrift der akte ten behoeve van het gemeentearchief
komen ten laste van den adressant, die bovendien
zorg moet dragen voor bestrating en afscheiding en
verder onder de voorwaarden, gesteld bij raadsbe
sluit van den 26 Januari 11. no. 12 r/10, voor zoover
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders toe
passelijk, met dien verstande echter, dat als termijn,
waarop de recognitie ad 1.— ten kantore van den
gemeente-ontvanger moet worden betaald, worde
gesteld vóór of op 1 November, voor het eerst vóór
of op 1 November 1909.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer G. W. Koopmans kan niet meegaan met het
voorstel om aan den heer Dwinger vergunning te
verleenen. Wat het ingekomen adres betreft, dit is
mosterd na den maaltijdrequestranten hadden er
mee moeten komen ten tijde toen er sprake was van
de doortrekking der Herman Costerstraat. Spreker
heeft er indertijd vóór gestemd omdat hij meende dat
de nijverheid, die de heer Dwinger uitoefent, met die
niet-cloortrekking was gebaat en omdat hij overtuigd
was dat het belang der gemeente er niet door geschaad
werd. Hij meent nu genoeg te hebben gedaan wat
den heer Dwinger en diens nijverheid betreft. De
zaak met Wijbrands is in orde en ofschoon deze
zijn stukje grond niet behoefde af te staan voor dit
doel nu de verklaring van den heer Wijbrands bij
de stukken ligt, zal spreker daarover niet verder uit
weiden. Hij is echter van oordeel dat, wordt het
verzoek toegestaan, aan de omwonenden veel last zal
worden veroorzaakt. Ook is spreker van oordeel dat
de uitgang niet noodzakelijk is voor den heer Dwinger.
Deze heeft eene voldoende in- en uitgang aan de
Singelstraat. Spreker zal tegen stemmen.
De heer Zandstra wijst er op dat indertijd, toen
de zaak-Dwinger aan de orde was, spreker en zijne
partijgenooten zich daartegen hebben verzet, op grond
dat er daardoor geen gelegenheid zoude zijn de straat
door te trekken.
Nu kan men zien welk een misstand daardoor ge
schapen is. De heer Dwinger gebruikt den grond
voor den opslag van oud ijzer enz. Daar is niets
aan te veranderen. Yan den kant van den Singel is
dit een beroerd gezicht. Ook aan den anderen kant
kan men zien welk een misstand het is dat de straat
niet doorloopt. Wanneer men nu aan den heer
Dwinger de gevraagde vergunning verleent, wordt de
misstand nog vergroot. Bij de behandeling is er
indertijd geprofeteerd dat het der gemeente geld zal
kosten. Zijn de straten bestand tegen de zware
vrachten die de heer Dwinger er over zal vervoeren
Zoo niet, dan komt de gemeente op zware kosten wat
het onderhoud betreft. Spreker zal tegen stemmen.
De heer Burger wenscht een enkel woord te spreken
met het oog op het laatste gedeelte van het dooi
den heer Zandstra gesprokene. Hij stelt echter op
den voorgrond, dat men de kwestie van de doortrek
king gevoegelijk kan laten rusten. Wel echter blijft,
bij inwilliging van het verzoek, de vraag bestaan
jagen wij de gemeente niet op zware onderhoudskosten
Het kleine hoekje grond, dat van Wijbrands wordt
overgenomen, zai op kosten van den heer Dwinger
worden bestraat. Waarom, zoo vraagt spreker, zal de
gemeente zich nu met het onderhoud, dat belangrijk
zal zijn, belasten Kan de bestrating niet door den
heer Dwinger worden onderhouden
De heer Menalda heeft ook den toestand gezien.
Wanneer echter in het voorstel van Burgemeester en
Wethouders niet gestaan had de clausule „tot weder
opzegging", zou hij zijne stem niet aan het voorstel
hebben gegeven, omdat hij niet wil risqueeren, dat
de bewoners veel last zullen ondervinden. Thans
echter zal hij voorstemmen.