126 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juni 1909.
1. heeft een timmerman in de Schrans, die aan
gesloten is bij een tot het fonds toegelaten vakver-
eeniging in Leeuwarden, recht op bijslag als Leeuwar-
deradeel restitueert
2. kan een veldarbeider in de Schrans, aangesloten
bij een tot het fonds toegelaten vakvereeniging aldaar,
bijslag krijgen als Leeuwarderadeel restitueert?
3. kan een timmerman, niet ingezetene van Leeu
warden of Leeuwarderadeel, in den zin van art. 19
der Gemeentewet die in die gemeenten samen een jaar
heeft gewoond, bijslag krijgen als hij lid is van een
vakvereeniging te Leeuwarden of Leeuwarderadeel
Als sprekers amendement op art. 1 was aangenomen,
waren deze vragen niet noodig geweest, want dan
waren de grenzen van het fonds ruimer geworden.
Spreker verwacht echter dat Burgemeester en Wet
houders de vragen categorisch zullen beantwoorden.
Spreker geeft verder in overweging, het artikel
terug te nemen en eene andere redactie te zoeken.
De Voorzitter deelt mede, dat do heer Besuijen het
door hem op litt. b ingediende amendement heeft
ingetrokken. Het maakt derhalve geen onderwerp
van beraadslaging meer uit.
De heer OosterhofF geeft toe, dat litt. b niet
gemakkelijk te lezen is, maar de redactie moest wel
zeer ingewikkeld worden tengevolge van het feit, dat
er in dit artikel allerlei gevallen te regelen waren.
Spreker gelooft met den heer Besuijen dat plaat
sing van het streepje vóór „is" in plaats van daar
achter, de zaak duidelijker maakt.
Wanneer men nu de tusschenzinnen weglaat, vindt
men
de regeling voor den werkman, die geen ingezetene
van Leeuwarden is en geen jaar in de gemeente heeft
gewoond, terwijl in de tusschenzinnen hot geval
geregeld wordt, dat de werkman geen ingezetene van
Leeuwarden of Leeuwarderadeel is en in een van beide
gemeenten of in beide te samen nog geen jaar heeft
gewoond.
Nu zegt de heer Besuijen, dat ingezetene zijn en
een jaar in de gemeente gewoond hebben hetzelfde
is. Dit is echter niet het geval. De bedoeling van
1 jaar gewoond hebben is ingeschreven zijn, die van
het ingezetenschap hier aanwezig zijn. De mogelijk
heid bestaat toch dat iemand inwoner is, doch tijdelijk
elders verblijft. Gedurende dien tijd kan hij werkloos
worden, maar heeft dan geen recht op bijslag.
Do heer Besuijen hangt te veel aan de bepaling van
art. 19 der Gemeentewet wat het ingezetenschap betreft.
Op de drie door den heer Besuijen gedane vragen
kan spreker bevestigend antwoorden, zoodat dit raadslid
nu wel zal zijn gerust gesteld.
De heer Besuijen heeft een nieuw gezichtspunt
ontdekt. Een „ingezetene" schijnt niet ingezetene te
zijn.
Spreker beschouwt als ingezetene ieder, die volgens
de bepalingen der Gemeentewet zekere rechten als
gemeentenaar heeft. Hij moet daartoe een jaar in de
gemeente hebben gewoond. De wethouder heeft
echter een eigen definitie. Is het niet gevaarlijk
iemand te beschouwen als ingezetene, als hij aanwezig is?
Nog één vraag is open gebleven n.l. deze kan
een vakvereeniging in Leeuwarderadeel met een lid,
in Leeuwarden woonachtig, bij het fonds zijn aan
gesloten
De heer Beekhuis wil Burgemeester en Wethouders
xn overweging geven dit artikel nog eens tot zich te
nemen teneinde het duidelijker te redigeeren, door
b.v. van hetgeen tusschen de streepjes is behandeld
een nieuw lid te maken. Zooals het er nu staat is
het moeielijk te lezen.
De heer OosterhofF is van oordeel, dat men zich
bij de verklaring van het woord ingezetene in deze
niet behoeft te houden aan de beteekenis, die de
Gemeentewet er voor een zeer speciaal geval aan
geeft. Als men weet flat bet de bedoeling is dat de
betrokken persoon op het oogenblik der werkloosheid
in de gemeente aanwezig moet zijn, zal de Raad zich
met dit woord zeker wel kunnen vereenigen.
Wat de redactie betreft, Burgemeester en Wet
houders hebben vele vergeefsche pogingen aangewend
om dio te vereenvoudigen. Spreker blijft er echter
bij, dat het artikel met eenige inspanning zeer wol
te lezen is. Dat de eerste de beste arbeider dit niet
kan neemt spreker aan, maar er zijn altijd wel wel
willende menschen te vinden om hem behulpzaam te
zijn en voor te lichten.
Artikel 9 litt b wordt, nadat besloten is het streepje
voor „is" te plaatsen, mot algemeene stemmen aan
genomen.
Aan de orde is artikel 9 litt c.
Hierop is door den heer Besuijen met het oog op
de gevallen beslissing bij art. 7 sub c met wijziging
van zijn oorspronkelijk amendement een nieuw inge
diend, luidende
„c. de werkman nog geen zes maanden lid zijner
vereeniging is".
De heer Besuijen doet opmerken dat le. zijn amende
ment korter is dan het voorstel van Burgemeester en
Wethouders en 2e. uit redactioneel oogpunt beter is.
Door sprekers amendement wordt een ingrijpen in de
inwendige regeling der vakvereeniging voorkomen.
Burgemeester en Wethouders toch stellen voor
„geen bijslag wordt gegeven indien de werkman
de aan zijne vereeniging of hare werkloozenkas ver
schuldigde contributie niet gedurende ten minste zes
maanden aan de werkloosheid voorafgaande heeft be
taald, tenzij en voor zoover hij in dien tijd werkloos
is geweest en daarom den bijslag genoten heeft".
Spreker stelt voor te lezen
„c. de werkman nog geen zes maanden lid zijner
vereeniging is."
Burgemeester en Wethouders zijn het met spreker
eens, dat een werkman zekere tijd lid der vereeniging
moet zijn geweest. Waar nu het belang der vak
vereeniging in deze parallel loopt met dat der ge
meente, zal de vakvereeniging wel voor het binnen
komen der dubbeltjes zorgen en kunnen Burgemeester
en Wethouders zich daar gerust buiten houden.
Burgemeester en Wethouders eischen dat de be
trokkene constant zijne contributie heeft betaald.
Spreker wil doen opmerken dat de vakvereenigingen
in hun eigen belang al kras tegen wanbetalers op
treden, zoodat de zorg daarvoor gerust aan die vor-
eenigingen kan worden overgelaten.
Er kunnen zich echter gevallen voordoen dat iemand
gedurende zekeren tijd vrijdom van contributie krijgt,
b.v. iemand die voor de derde herhalingsoefening
moet opkomen. Hoe kan toch zoo iemand, die van
de Regeering steun vraagt voor vrouw en kinderen,
contributie aan de werkloozenkas betalen? Ook bestaan
er vereenigingen die bij ziekte vrijdom van contributie
geven. De menschen nu, die in deze omstandigheden
hebben verkeerd, kunnen allicht verstoken blijven
van de werkloozenbijslag. Spreker had daarom gaarne
gezien dat Burgemeester en Wethouders zijn amen
dement hadden overgenomen, waardoor de bepaling
wat milder was geworden.
De heer J. Koopmans kan zich wel bij het gespro
kene van den heer Besuijen aansluiten, niet omdat
het voorstel van Burgemeester en Wethouders te veel
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juni 1909. 127
in de inwendige regeling van de vakvereeniging zou
ingrijpen, maar wel omdat voor de Commissie hierdoor
de administratie veel wordt vereenvoudigd.
Spreker is van oordeel dat het er voor de veree
niging minder op aankomt wie de contributie betaalt,
als ze maar wordt betaald. Het is in het eigen be
lang der leden op het voldoen der contributie te
letten. Raakt toch hun kas uitgeput dan houdt de
bijslag van de gemeente van zelf op. Bovendien is
hot veel gemakkelijker te controleeren of iemand 6
maanden lid is geweest, dan of hij al dien tijd
contributie heeft betaald.
De heer OosterhofF wijst er op dat het groote be
zwaar van den heer Besuijen hierin bestaat, dat door
het voorstel van Burgemeester en Wethouders in de
inwendige regeling der vakvereenigingen wordt inge
grepen. Het wil hem echter voorkomen, dat dit
slechts in zeer geringe mate het geval zal zijn. Er
zijn immers nog maar weinig vakvereenigingen die
een werkloozenkas bezitten. De andere kunnen dus
bepalingen maken voor hun werkloozenkas naast die
voor de vakvereeniging zelve. Het voorstel van
Burgemeester en Wethouders heeft bovendien één
groote lichtzijde. Het is een steun voor de vakver
eenigingen, die dan niet te doen zullen krijgen met
schijnleden, die te hooi en te gras hunne contributie
betalen. Het bezwaar van den heer Besuijen komt
spreker dan ook niet overwegend voor.
De heer Besuijen geeft te kennen dat de contributie
voor de werkloozenkas is opgenomen in de contributie
voor do organisatie. Die contributiën worden niet
zoo streng van elkaar gescheiden. Als nu in de statuten
staat dat iemand, die voor herhalingsoefeningen moet
opkomen, vrijdom van contributie geniet, is dat na
tuurlijk voor de heele contributie, dus ook voor die
van de vakvereeniging.
Voor schijnleden, zooals de heer Oosterhoff zegt,
is spreker niet bevreesd. De arbeiders zijn niet zoo
aardig onder elkander dat zij iemand, die aan de pot
komt knagen zonder er recht op te hebben, zullen
uitkeeren. De organisaties zullen wel scherp waken
voor onrechtmatige uitputting hunner kas.
De heer Beekhuis wenscht een vraag te stellen.
De heer Besuijen heeft medegedeeld dat het voor
kan komen dat iemand wegens opkomst onder de
wapenen van contributie wordt vrijgesteld. Wat is
nu de bedoeling van „verschuldigde" contributie? Als
iemand tengevolge van dien verleenden vrijdom gedu
rende een zekeren tijd niet heeft betaald, dan loopt
hij toch geen gevaar den bijslag te moeten dei-ven als
hij werkloos wordt Dan is immers de contributie
niet door hem verschuldigd geweest
De heer Lautenbach wijst er op dat er staat
„tenzij en voor zoover hij in dien tijd werkloos is
geweest en daarom bijslag genoten heeft."
Iemand, die voor herhalingsoefeningen opkomt, is
gedwongen werkloos. Onder welke rubriek denkt
men zoo iemand te brengen En onder welke een
zieke, die ook buiten zijn eigen toedoen of dat van
anderen niet werken kan
De heer OosterhofF zegt dat door den heer Besuijen
is medegedeeld, dat de contributie voor de vakver
eenigingen in den regel niet gesplitst wordt in eene
voor de vakbeweging en eene voor de werkloozenkas.
Spreker neemt dit gaarne aan, maar is van oordeel
dat na de totstandkoming van het fonds do veree
nigingen toch wel eenige verandering in hunne ad
ministratie zullen moeten brengen.
In artikel 8e staat toch de toelating der veroeni-
aing wordt door de in artikel 3 bedoelde commissie
O O
ingetrokken
als zij nalatig is in het, desgevraagd onder over
legging harer boeken, verstrekken van die gegevens
enz. Wanneer nu wordt gevraagd de administratie
van de werkloozenkas over te leggen zullen zij immers
wel niet de boekhouding der geheele organisatie toonen.
Zij zullen dus ook wel tot splitsing der contributie
genoodzaakt zijn.
Wat de opmerking van den heer Beekhuis betreft,
het is niet de bedoeling onder „verschuldigde" con
tributie te begrijpen, wat zij op een zeker oogenblik
volgens het oordeel der vereeniging verschuldigd zijn,
maar het vaste verschuldigde bedrag.
De opvatting dat personen, die voor herhalings
oefeningen onder de wapenen zijn, werkloos zijn, kan
spreker niet deelen. Zij zijn toch niet buiten ver
dienste en kunnen dus ook niet als werkloos in den
gewonen zin worden beschouwd.
Het blijkt den heer Besuijen dat er raadsleden zijn
die de juistheid erkennen van het feit, dat de werk
lieden door de vakvereeniging kunnen worden vrij
gesteld van het betalen der contributie, als zij zooals
b.v. bij opkomst onder de wapenen zelf den steun
der Regeering voor hun gezin inroepen en dat dit ook
het geval kan zijn bij ziekte. Spreker meent dat er
voor den Raad dan niets overschiet dan zijn spre
kers amendement aan te nemen. De Raad kan
overtuigd zijn dat de vakvereenigingen wel zullen
zorgen dat de verschuldigde contributie binnen komt.
Zorgden zij daar niet voor, dan zouden zij gevaar
loopen dat hunne leden geen bijslag kregen. Daarom
behoeft de Raad geen angst te hebben dat de ver
eenigingen wanbetalers aan den kost zullen helpen.
Alleen de kwestie of men 6 maanden lid is of niet
moet in deze beslissen. In het reglement van iedere
vereeniging zal dan wel eene bepaling worden opge
nomen, dat ieder die niet constant zijn premie heeft
betaald, geen recht heeft om te trekken. In het
reglement van de Timmerliedenvereeniging komen al
dergelijke bepalingen voor.
De heer OosterhofF is van oordeel dat het al of niet
ontvangen van bijslag niet afhankelijk moet worden
gesteld van den duur van het lidmaatschap maar enkel
en alleen van den tijd gedurende welken de werkman
zijn contributie heeft betaald en dus heeft getoond
voor zichzelf te willen zorgen. Wanneer men dit
denkbeeld losliet, zou zich het geval kunnen voordoen
dat de vereeniging van vakgenooten van iemand een
flinke bijdrage kreeg en daaruit de uitkeering betaalde.
Dan moest de gemeente ook bijslag geven en daar
mede zou niet voldaan worden aan de bedoeling van
artikel 1. De spoorslag om voor zichzelf te zorgen
zou daardoor te niet kunnen gaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Besuijen wordt aangenomen met
11 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Besuijen, J. Koopmans,
Berghuis, Zandstra, G. W. Koopmans, Lautenbach,
van Messel, Beekhuis, Hartelust, Feitz en Baart de
la Faille.
Togen de heeren Wilhelmij, Oosterhoff, Schoonder-
mark, Feddema, Menalda, Haverschmidt, Komter en
Duparc.
Aan de orde is artikel 9 litt d.