I 160 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1909. voor het herstellen of vernieuwen van de houten schotten achter de gobelins en voor het aanbrengen van een tijdelijk behangsel in bedoelde kamer, dan zal met een en ander eene uitgaaf van circa 1200. gemoeid zijn. Waar het plicht geacht mag worden om het waarde vol bezit, door het voorgeslacht aan onze goede zorgen toevertrouwd, in stand te houden, ten einde het ongeschonden weder aan onze opvolgers over te leveren, daar wil het ons voorkomen, dat deze uitgaaf alleszins gerechtvaardigd is en hebben wij mitsdien de eer, met verwijzing overigens naar de overgelegde stukken, U voor te stellen te besluiten Burgemeester en Wethouders een crediet te ver- leenen van ten hoogste f 1200.voor het doen herstellen van de tapijten of gobelins in de burge meesterskamer ten raadhuize. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans is zoo vrij geweest een onderzoek in te stellen op de burgemeesterskamer. Oppervlakkig beschouwd zal niemand de begrooting van Burgemeester en Wethouders hoog vinden, waar men weet dat de gobelins eene groote waarde, men zegt van 30 a 40000 gulden vertegenwoordigen. Het komt spreker voor dat het grootste gedeelte dei- gobelins herstelling nog niet zoo noodig heeft. Het deel echter vanaf de entree tot den voorgevel ziet er zoo slecht uit, dat spreker van oordeel is, hij zegt dit als leek, dat het misschien onmogelijk te herstellen is. Mocht het nu blijken dat dit het geval is en dat er niet iets soortgelijks bij te krijgen is, dan zou het overweging verdienen deze zaak op eene andere wijze op te lossen, b.v. door verkoop van de oude en het daarvoor in de plaats stellen van gobelins uit den tegen- woordigen tijd. Teneinde zekerheid omtrent het al of niet herstelbare te krijgen, zou spreker het bedoelde gedeelte gobelin gaarne ter onderzoek willen opzenden naar den deskundige te Amsterdam of elders. Wanneer nu mocht blijken, dat het herstelbaar is dan zouden Burgemeester en Wethouders nog altijd kunnen komen met het voorstel om ze alle op te zenden. Spreker heeft daarom de eer voor te stellen „De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders het gedeelte gobelin der Burgemeesterskamer, tusschen de entree en den voorgeveljop te zenden ter onderzoek en daarna zoo mogelijk bij den Raad een voorstel in te dienen tot definitieve herstelling." De Voorzitter doet den heer G. W. Koopmans op merken dat het onderzoek, hetwelk deze wenscht, reeds heeft plaats gehad. Wat de heer G. W. Koop mans bedoelt met het zenden der gobelins naar Amsterdam weet spreker niet. Er is voor het onder zoek iemand uit Utrecht de heer van Klaveren hier geweest. Deze werd, als betrouwbaar en des kundig aanbevolen door niemand minder dan den hoofddirecteur van het Rijksmuseum te Amsterdam, en door den burgemeester van Enkhuizen, voor wiens stadhuis onlangs zeer kostbare gobelins zijn gerestau reerd. De heer van Klaveren heeft verklaard dat restauratie noodig en mogelijk is, zelfs van dat deel, dat het dichtst bij het raam hangt en het meest ver sleten is. Daar hij zich echter voorstelde dat het werk tegen zou kunnen vallen, durfde hij niet vast houden aan de gegeven begrooting van f 750. Hij had eerst f 1000.gevraagd. Dit kwam Burge meester en Wethouders te hoog voor, waarom hij het bedrag op f 750.stelde, maar dan bleef het ge deelte bij het raam er buiten. Burgemeester en Wethouders hebben een crediet gevraagd van 1200.omdat zij, behalve de kosten der restauratie van de gobelins, ook kosten krijgen met het beschot, terwijl waar de gobelins ongeveer 9 maanden weg zullen zijn op dit beschot behang moet worden geplakt. Spreker herhaalt dat er geen onderzoek meer behoeft te worden ingesteld, omdat dit reeds volledig heeft plaats gehad. De heer G. W. Koopmans is van meening dat dit onderzoek wel zeer primitief is geweest. De heer van Klaveren heeft de gobelins enkel bezien, maar ze niet afgenomen. Wanneer dit geschiedt en ze worden grondig onderzocht, dan zou het bedrag voor tegenvallers, dat op 2 a 300.is geraamd, wel f 1000.of f 2000.kunnen worden. Spreker zou voor de veiligheid het door hem bedoelde gedeelte goed willen laten onderzoeken. Het andere deel heeft naar sprekers meening nog geen dringende behoefte aan herstelling. De heer Beekhuis wijst er op dat door den heer G. W. Koopmans wordt gezegd dat het andere ge deelte nog niet zoo noodig aan herstelling toe is. Dat raadslid bedoelt daarmee hoogst waarschijnlijk dat dit deel nog heel is. Dit moet echter heel blijven. De restauratie van dit gedeelte bestaat dan ook hierin, dat het schoon wordt gemaakt en aan den achterkant van linnen wordt voorzien, waardoor het steviger wordt en beter tegen den tand des tijds bestand is. Uit de omstandigheid dat dit gedeelte nog heel is, moet niet worden afgeleid, dat herstelling niet nood zakelijk is. Het andere gedeelte is kapot en dat moet geheel worden bijgewerkt. De heer Baart de la Faills is van oordeel, dat de zaak èn door het prae-advies èn door de door den Voorzitter gegeven nadere inlichtingen voldoende duidelijk is. De deskundige, wiens oordeel is gevraagd, heeft dan ook in zijn schrijven niet verklaard dat de zaak, ook wat het slechtste gedeelte betreft, hopeloos is. Spreker acht het 't beste dat de Raad zich bij het prae-advies, dat op het oordeel van genoemden deskundige is gebaseerd, neerlegt. Het kon toch groote moeilijkheden opleveren als men in een der gelijke zaak de opinie van meer deskundigen gaat vragen. Men heeft dit gezien aan de geschiedenis met de Halsen te Haarlem. Spreker acht den Raad verantwoord als hij het voorstel van Burgemeester en Wethouders aanneemt. De heer G. W Koopmans wil niet, zooals de heer Baart de la Faille schijnt te meenen, een anderen deskundige raadplegen. Hij wenscht echter van dezen deskundige te vernemen of het door spreker bedoelde gedeelte in orde kan worden gemaakt en zoo ja, wat dit dan hoogstens zal moeten kosten. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-G. W. Koopmans wordt met 12 tegen 2 stemmen verworpen. Vóór stemmen de heerenG. W. Koopmans en Fransen. Tegen de heeren: Zandstra, J. Koopmans, de Jong, Wilhelmij, Beucker Andreae, Haverschmidt, Feddema, Beekhuis, Feitz, Hartelust, Baart de la Faille en Duparc. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1909. 161 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun voor de inrichting van het linker benedenlokaal der Landbouw-winterschool als leerlokaal voor schei- en natuurkunde aan die instelling, van een zoldervertrek voor den concierge-amanuensis en van eene rijwielberg plaats een crediet ad f 1440.te verleenen en een en ander in gebruik af te staan aan het Rijk ten behoeve der Rijkslandbouw-winterschool alhier, tegen eene jaar- lijksche vergoeding van f 72. Dit voorstel luidt als volgt Omstreeks een jaar geleden ontvingen wij van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel een verzoek dat door den nieuw benoemden leeraar in de schei- en natuurkunde aan de Landbouwwinterschool alhier voor het door hem te geven onderwijs gebruik mocht worden gemaakt gedurende twee dagen per week van het schei- en natuurkundig lokaal van het gymnasium, subsidiair dat een der lokalen van de winterschool voor leervertrek ten behoeve van dat onderwijs zou worden ingericht. Voorts zou er prijs op worden gesteld, dat van gemeentewege voor meer bergruimte, voor een vertrekje van den concierge- amanuensis en voor een rijwielenbergplaats zou worden gezorgd. Een uitgebreide correspondentie is op dit schrijven van den Minister tusschen Zijne Excellentie en ons college gevolgd. Vooreerst werd het denkbeeld om ten behoeve van het bedoelde onderwijs van het gymnasium gebruik te maken ter zijde gesteld, nu de lessen niet meer, gelijk voorheen, door den be trokken leeraar van het gymnasium, doch door iemand, geheel buiten het leeraar-personeel van die instelling staande, zouden worden gegeven, terwijl de Minister voor het overige geen andere lokaliteit wenschte wij wezen o.a. nog op het bovenvertrek van het veemarktgebouw dan in de winterschool. Doch ook werd verlangd, dat de gemeente de kosten van de inrichting van het lokaal, van het concierge-kamertje en van de rijwielenbergplaats blijkbaar liet men den eisch van meerdere bergruimte vallen geheel voor hare rekening nam. Een en ander was door den Directeur der gemeentewerken aanvankelijk op 2000.—, later, daar de Minister oordeelde, dat met eene eenvoudiger inrichting kon worden volstaan, op 1440.begroot. Voor dat bedrag zal op den zolder een vertrekje van 4 X 3.50 X 2.50 Meter worden afgetimmerd, waartoe een te maken trap toegang verleent, zal het benedenlokaal, links van den ingang, van een zuurkast met afvoerkanaal worden voorzien en in den tuin binnen het hek een zeshoekige over dekte bergplaats voor 30 rijwielen worden vervaar digd. Bij Uwe besluiten van 23 Februari en 13 April 1.1. is er reeds rekening mede gehouden, dat voortaan het hierbedoelde lokaal niet meer als stemlokaal zou kunnen worden gebezigd. De Minister heeft ten slotte goedgevonden, dat door het Rijk jaarlijks 5 °/0 of f 72.voor de aan te wenden kosten zou worden vergoed. Er kan dus geen bezwaar bestaan de verlangde medewerking van de zijde der gemeente aan de plannen van den Minister te verleenen, zoodat wij, onder overlegging van het dossier en onder mededeeling, dat te zijner tijd onze nadere voorstellen kunnen worden verwacht omtrent de regeling van de levering der brandstoffen en van het onderhoud der kachels en gordijnen in het nieuwe leslokaal en omtrent den inventaris der school, waarover het overleg met Zijne Excellentie nog hangende is, U in overweging geven te besluiten Burgemeester en Wethouders een crediet te geven van f 1440.voor de inrichting van het linker benedenlokaal der Landbouwwinterschool als leslokaal voor schei- en natuurkunde aan die instelling, voor het aftimmeren van een zoldervertrek voor den con cierge-amanuensis in- en voor het vervaardigen van een rijwielenbergplaats bij dat gebouw, op de wijze als is omschreven in de beschrijving en begrooting door den Directeur der gemeentewerken bij zijn schrijven aan Burgemeester en Wethouders van 29 December 1908 no. 1531/44 overgelegd en voorts een en ander aan het Rijk in gebruik af te staan ten behoeve van de Rijkslandbouwwinterschool alhier, tegen een jaar- lijksche vergoeding van f 72. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in zake het adres van E. J. Kuipers en vier andere inge zetenen der gemeente, om ten behoeve van een door den eervol ontslagen kommandeur der korenmeters-wegers J. Banda te koopen lijfrente een bijdrage uit de gemeente kas te willen verleenen. Dit voorstel luidt als volgt Bij Uw besluit van 22 Juni 1.1. is in onze handen om prae-advies gesteld een adres van E. J. Kuipers en vier anderen, waarbij wordt verzocht om een bijdrage van f 171.in de koopsom van f 791.voor een lijfrente ad f 100.'s jaars, ten behoeve van den onlangs eervol ontslagen kommandeur der korenmeters wegers J. Banda. Medegedeeld wordt in het adres, dat door enkele belangstellenden reeds een som van f 620.is bijeengebracht. Er zij hier in herinnering gebracht, dat Banda zelf aan Uwe Vergadering in het vorig jaar pensioen heeft gevraagd, doch dat daarop bij Uw besluit van 10 November 1908 niet is ingegaan uit overweging, dat zijne betrekking en terecht, want haar aard brengt dat ook niet mede niet voorkomt op de lijst van betrekkingen in gemeentedienst, waarvan de bekleeding recht of uitzicht geeft op pensioen. Naar het ons voorkomt moet eene afwijzende be schikking eveneens volgen, indien men langs anderen weg wil trachten met behulp van de gelden der ge meente pensioenen, lijfrenten of andere periodieke uitkeeringen aan bepaalde personen te verzekeren, in wier pensionneering bij de betrekkelijke verorde ningen niet is voorzien. Uit het feit immers, dat deze te hunnen behoeve geene bepalingen inhouden, blijkt genoegzaam dat de Raad niet heeft gewild, dat de betrekking tot de gemeente ook na het ontslag nog zou voortduren. Aldus redeneerende blijft ons college in dezelfde lijn, die het zich ten opzichte van soortgelijke gratificatie-verzoeken, zij mogen dan van de betrokkenen zelve of van anderen uitgaan, steeds heeft getrokken (zie b.v. Handelingen van 24 Maart 1908, pag. 67) en waarbij de Raad het meestal heeft gevolgd. Ons voorstel strekt mitsdien ook in dit geval, dat door U worde besloten adressanten in antwoord te doen weten, dat op hun verzoek afwijzend moet worden beschikt. De beraadslaging wordt geopend. Dat de heer J. Koopmans het woord vraagt, is niet omdat hij het niet eens zou zijn met de meening van Burgemeester en Wethouders in het prae-advies uit gedrukt, namelijk dat in casu volgens de wettelijke regeling en verordening geen gratificatie aan Banda kan worden verleend, evenmin als indertijd aan hem pensioen vanwege de gemeente kon worden gegeven. I y' i ij: f X:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1909 | | pagina 2