I 1
ill
lp
Éi
fl'S
Sip
Wi
i
188 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1909.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer G. W. Koopmans wordt
aangenomen met 16 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong, Komter, Berg
huis, Wilhelmij, Fransen, Zandstra, Lautenbach, G.
W. Koopmans, Burger, Haverschmidt, Feddema, Tijsma,
Hartelust, Feitz, Menalda en Baart de la Faille.
Tegen de heeren Oosterhoff en Schoondermark.
Art. 2 wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Aan de orde is art. 8.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilhelmij is van oordeel, dat de uren van
opening en sluiting des Vrijdags moeten worden ver
anderd. 's Morgens om 6 uur b.v. komt er nog geen
publiek en 's middags om 3 uur zijn alle producten
nog niet weggevoerd. Spreker meent dat het wen-
schelijk is de uren te bepalen van 1 April31 Octo
ber van 75 en de overige maanden van 85 uur.
De redactie van dit artikel is den heer Hartelust
niet duidelijk. Spreker zou willen lezen
De waag is geopend van 1 April31 October, op
Maandag, Dinsdag, Woensdag, Donderdag en Zater
dag, 's morgens van 910 uur, op Donderdag des
namiddags van 681/2 uur en op Vrijdag van 63
uur en van 7—3 uur gedurende de overige maanden.
Spreker is van oordeel dat deze redactie duidelijker is.
De heer Oosterhoff kan den Raad mededeelen, dat
Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van
nadere besprekingen eene wijziging wenschen voor
te stellen. Zij wenschen dit artikel aldus te lezen
De waag is geopend op Maandag, Dinsdag, Woensdag,
Donderdag en Zaterdag, des morgens van 910 uur
op Donderdag des namiddags van 59 uur en op
Vrijdag van 75 uur van 1 April tot en met 31
October en van 85 uur gedurende de overige maanden.
Spx-eker vertrouwt dat daarmede tevens aan het
verlangen van den heer Wilhelmij is voldaan.
Wat de opmerking van den heer Hartelust betreft,
Burgemeester en Wethouders zijn van meening, dat
het onderscheid maken tusschen de verschillende
maanden alleen noodig is voor den Vrijdag, zoodat
het dan ook alleen bij die dagen is vermeld om te
voorkomen, dat men de andere dagen en uren twee
maal zou moeten noemen.
De heer Hartelust vindt toch de door Burgemeester
en Wethouders voorgestelde redactie niet duidelijk.
Spreker persisteert dat de maanden voorop moeten
staan. Intusschen zal do Raad, wanneer die het
met spreker eens is, de redactie van het artikel
gaarne aan Burgemeester en Wethouders willen over
laten.
De heer Oosterhoff herhaalt dat Burgemeester en
Wethouders de maanden hebben laten volgen op den
Vrijdag omdat de verschillende uren van opening
alleen op dien dag betrekking hebben. De andere
dagen hebben daar niets mee uit te staan. Wanneer
nu de zinsnede van de maanden voorop komt, zou
men die voor de andere dagen moeten herhalen. Om
dit te voorkomen hebben Burgemeester en Wethouders
de onveranderlijke uren het eerst genoemd en daarna
de veranderlijke.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 3 wordt, gewijzigd overeenkomstig het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, met algemeene
stemmen aangenomen.
De artikelen 4 5 worden met algemeene stemmen
aangenomen.
Aan de orde is art. 6.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilhelmij is van oordeel, dat de redactio
van dit artikel niet erg gelukkig is. Zooals het er
nu staat kan men er uit lezen dat de wegers Burge
meester en Wethouders van eene instructie voorzien.
Dit nu zal wel niet de bedoeling zijn.
Ook do heer Hartelust vindt de redactie niet goed.
Spreker zou haar echter in overeenstemming willen
brengen met die van art. 11 en het artikel aldus
willen lezen
Het wegen der producten aan de waag geschiedt
door wegers, daarvoor door Burgemeester en Wet
houders aan te stellen en van eene instructie te voor
zien.
De heer Oosterhoff geeft toe dat de redactie beter
had kunnen zijn. Spreker deelt namens Burgemeester
en Wethouders mede dat deze de door den heer
Hartelust voorgestelde redactie overnemen.
De heer Tijsma doet opmerken dat art. 9 uit do
oude verordening is vervallen om te worden over
gebracht naar de instructie voor de wegers. Spreker
vraagt of die instructie de plaats is om de salari-
eering te regelen. Buitendien wordt deze salaris-
regeling daardoor aan den Raad onttrokken, iets wat
spreker niet gaarne zou zien.
De heer Oosterhoff doet opmerken dat ook in do
instructie voor den waagmeester diens salaris geregeld
is. In overeenstemming daarmee hebben Burgemeester
en Wethouders gemeend de salarisregeling voor do
wegers ook te moeten overbrengen naar de instructie
voor die beambten.
Het bezwaar, dat daardoor de regeling van het salaris
aan den Raad wordt onttrokken, blijft voor den heer
Tijsma bestaan. Het salaris van den waagmeester,
al komt dit ook voor in de instructie, is toch door
den Raad geregeld. Spreker herinnert zich tenminste
gelezen te hebben dat dit indertijd van f 700.tot
500.is teruggebracht. Wanneer echter art. 9 (oud)
overgebracht werd naar de instructie voor de wegers,
is de regeling van het salaris aan Burgemeester en
Wethouders overgelaten. Spreker, die dit niet wenscht,
stelt voor art. 9 (oud) te handhaven.
De Voorzitter doet den heer Tijsma opmerken dat
het toch beter is om het artikel dat de salarissen
regelt, uit deze verordening te lichten, die alleen het
gebruik van de waag regelt.
De heer Tijsma stelt voor achter art. 6 te laten
volgen
en wier bezoldiging door den Raad wordt vastgesteld.
De Voorzitter geeft den heer Tijsma in overweging
een nieuw lid aan art. 6 toe te voegen, luidende
Hunne bezoldiging wordt door den Raad vastgesteld.
De heer Tijsma neemt dit voorstel over.
Het voorstel wordt ondersteund en maakt alzoo een
onderwerp van beraadslaging uit.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel-
Tijsma aangenomen met 15 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heerende Jong, Berghuis,
Wilhelmij, Fransen, Zandstra, Lautenbach, G. W.
Koopmans, Burger, Haverschmidt, Feddema, Tijsma,
Hartelust, Feitz, Menalda en Baart de la Faille.
Tegen de heeren Oosterhoff, Komter en Schoon
dermark.
Art. 6 wordt, zooals het nu is gewijzigd, met
algemeene stemmen aangenomen.
De artikelen 710 worden mot algemeene stemmen
Aan de orde is art. 11.
De heer G. W. Koopmans doet opmerken dat het
pu toch zeker de bedoeling van den heer Tijsma zal
zijn met dit artikel te handelen als zooeven met art.
6 in verband met art. 9 (oud) is geschied.
Spreker zou gaarne vernemen of nu bij de nieuwe
regeling het loon van de waagwerkors minder zal
worden dan tot nu toe. Wanneer de Raad de vast
stelling van het loon overdraagt aan Burgemeester
en Wethouders kunnen deze hot loon verlagen. De
waagwerkers echter zijn aangesteld op eene belooning,
zooals die in art. 15 (oud) is geregeld. Het zou
spreker niet alleen spijten als de mogelijkheid bestond
dat hun loon lager zou worden, ook al hebben zij
tengevolge van de omstandigheden minder werk, maar
ook zou hij tot zoo iets niet gaarne zijne medewerking
verleenen. Zij moeten toch gedurende een bepaalden
tijd aanwezig zijn.
De heer Oosterhoff antwoordt dat het vroeger de
gewoonte was dat de waagwerkers de vaten boter
en do kaas van buiten in de waag brachten, dan
op de schaal en daarna weer op de plaats waar zij
moesten staan. Dit gebeurt niet meer. De kooplieden
laten de goederen door hun eigen personeel in en
uit de waag brengen, zoodat de waagwerkers ze
alleen op en van de schaal dragen. Vroeger werd
dan ook voor alle boter en kaas, gewogen of niet,
eenzelfde loon betaald. Waar de waagwerkers nu
niets meer aan die boter en kaas doen waarvan geen
weging gewenscht wordt, achten Burgemeester en
Wethouders het billijk, dat deel van hun loon af te
nemen. In verband daarmee zijn de rechten voor
die niet gewogen boter en kaas verlaagd.
Spreker zal mededeelen hoeveel do vermindering,
zoo ongeveer bedraagt. In 1908 bedroeg het loon
voor de waagwerkers 1620.— dus 324.—per man,
of f 6.23 per week. Wanneer nu het loon voor de
verwerkte boter er af gaat dit was in 1908
0-80 blijft er 5.43 over. Waar Burgemeester
en Wethouders van oordeel zijn dat dit een goed
loon is voor één dag werk, meenen zij dat het
geen bezwaar oplevert het loon voor het verwerken
van boter en kaas dat niet meer geschiedt --er
af te nemen en den handel tegemoet te komen, door
het recht voor de niet gewogen boter en kaas te
verlagen.
De heer G. W. Koopmans is ook al wordt er
door de betrokken waagwerkers minder werk gedaan
een tegenstander van loonsverlaging. De menschen
zijn toch aangesteld op de loonregeling, vervat in
art. 15 (oud). Men zou dan in alle dergelijke geval
len evenzoo kunnen handelen en daar is spreker
sterk tegen. Iemand toch, die door de gemeente op
een zeker salaris is aangesteld, rekent er op dat te
behouden. Spreker vraagt of het niet mogelijk is
dat de toestand, zooals die vroeger was, terugkeert,
b.v. wanneer de handel zich weder meer op Enge
land concentreert en of de waagwerkers, dan weer
meer arbeid verrichtende, ook daarvoor zullen worden
beloond.
De heer Oosterhoff doet opmerken dat de opvatting
van den heer G. W. Koopmans niet volkomen juist
is. Diens redeneering zou opgaan wanneer men te
doen had met een vast loon. Dat is hier niet het
geval, het loon hangt af van den aanvoer. Nog wijst
spreker er op dat tengevolge van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders het loon niet voor goed
verminderd wordt, want wanneer het werk weer moet
worden verricht, krijgen de waagwerkers hot loon
terug.
De heer Hartelust begrijpt de zaak niet recht.
Is het brengen en halen van boter en kaas naar
buiten en in de Waag facultatief? Kan het dus ge
schieden óf door het personeel der kooplieden óf
door de waagwerkers Dan lijkt het spreker moeie-
lijk toe om het loon te bepalen. Als toch de men
schen weten dat zij, door de boter of kaas in de
Waag te halen of er uit te brengen, iets kunnen
verdienen, zal er een groote ijver aan den dag
worden gelegd, en zullen zij, zoodra de gelegenheid
er is, daar direct mee beginnen. Spreker zou daarom
gaarne vernemen of dit facultatief is of niet.
De heer Komter wenscht nog iets aan hot door
den heer Oosterhoff gesprokene toe te voegen. De
bepaling van het loon der waagwerkers is afkomstig
uit den tijd, toen men, behalve het waagpersoneel,
geen andere werklieden in de waag toeliet. Nu
echter brengen de aanvoerders hunne waren zelf in
de waag de arbeid van het waagpersoneel is daar
door verminderd bij gelijk gebleven loon. De heer
G. W. Koopmans stelt zich de hieruit voortgevloeide
loonregeling niet juist voor. Vroeger had men af
zonderlijke waagwerkors en wegers, die gezamenlijk
het verdiende loon deelden. Toen de arbeid der
waagwerkers grootendeels door anderen werd verricht
is bij ontstane vacatures het aantal dezer werklieden
ingekrompen, tengevolge waarvan elks aandeel in het
loon nu meer bedraagt dan vroeger.
De heer Tijsma is van oordeel dat de oude toe
stand zal terugkeeren als er entrée wordt geheven,
omdat dan niemand meer zonder betaling zal worden
toegelaten. Spreker acht het wenschelijk dat de Raad
de bepaling van het loon der waagwerkers aan zich
houdt en hij stelt voor aan art. 11 toe te voegen
Hun loon wordt door den Raad vastgesteld.
Dit amendement wordt ondersteund en maakt alzoo
een onderwerp van beraadslaging uit.
Het amendement-Tijsma wordt aangenomen met
14 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: de Jong, Berghuis,
Wilhelmij, Fransen, Zandstra, Lautenbach, G. W.
rsi:
mm
'Wïi'r i
/vr «f j
•'.f
-V;i
5 m
■Vl
„v
-
Iflfl ;i
i
Xnt'•■Sr.
['•f'
"S
"gM
'ÏM
1 ./'v.
M'
I i.j
jM'ji
M