If;:
r
—i
S-
■B
Hi
■Sri
Koopmans, Burger, Haverschmidt, Feddema, Tijsma,
Feitz, Menalda en Baart de la Faille.
Tegen de heerenOosterhoff, Komter, Hartelust
en Schoondermark.
Art. 11 wordt aldus gewijzigd met algemeene
stemmen aangenomen.
Art. 12 wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Aan de orde is art. 13.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tijsma leest in alinea 1
„De gemeente is tegenover belanghebbenden aan
sprakelijk voor het getal in bewaring gegeven kaas
„en vaten boter, uitgezonderd in geval van brand,
„doch niet voor bederf of vermindering in waarde."
Spreker is van oordeel, dat de gemeente zich door
deze bepaling zwaarder last oplegt dan de wet in
het geval van in bewaargeving eischt. Spreker zal
dan ook een amendement indienen, waardoor de
aansprakelijkheid der gemeente binnen de wettelijke
grenzen wordt teruggebracht en hij heeft daarom de
eer voor te stellen in de plaats van de aangehaalde
zin te lezen
„De gemeente stelt zich tegenover de bewaargevers
„aansprakelijk voor de richtige bewaring en uitleve
ring der waren, voor zoover deze niet door brand,
„bederf of andere buiten hare schuld liggende oorza-
„ken vergaan of verminderd zijn."
Spreker heeft met opzet het woord „belangheb
benden" vervangen door „bewaargevers", omdat een
derde belanghebbende kan worden, tegenover wien
de gemeente geen enkele verplichting op zich heeft
genomen, terwijl de verdere redactie gekozen is
omdat er, behalve de in het voorstel van Burge
meester en Wethouders genoemde, ook andere oor
zaken zijn, waardoor buiten de schuld der gemeente,
de in bewaring gegeven goederen verloren kunnen
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Tijsma
een amendement is ingediend luidende
te lezen in de plaats van
„De gemeente is tegenover belanghebbenden aan
sprakelijk voor het getal in bewaring gegeven kaas
„en vaten boter, uitgezonderd in geval van brand,
„doch niet voor bederf of vermindering van waarde.
„De gemeente stelt zich tegenover de bewaargevers
„aansprakelijk voor de richtige bewaring en uitleve
ring der waren, voor zoover deze niet door brand,
„bederf of andere buiten hare schuld liggende oor
zaken vergaan of verminderd zijn."
Dit amendement wordt ondersteund en maakt alzoo
een onderwerp van beraadslaging uit.
Do heer OosterhofF wijst er op dat Burgemeester
en Wothouders zijn uitgegaan van de gedachte, dat
men de eigenaren der goederen, van wie de gemeente
een zeker recht heft, daartegenover eene vrij groote
zekerheid moest geven. Waar nu echter door het
amendement van den heer Tijsma de risico voor de
gemeente, vermindert, nemen Burgemeester en Wet
houders het amendement over.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 13 aldus
gewijzigd, met algemeene stemmen aangenomen.
Aan de orde is art. 14.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer G. W. Koopmans is van oordeel, dat de
laatste tien woorden reeds zijn vervat in het zoo
even aangenomen amendement-Tijsma. Spreker stelt
voor te schrappen de zinsnede
„noch voor bederf van in bewaring gegeven boter
en kaas".
Dit amendement wordt ondersteund en maakt alzoo
een onderwerp van beraadslaging uit.
De beraadslaging wordt gesloten en met algemeene
stemmen dit amendement aangenomen, waarna art.
14, aldus gewijzigd, met algemeene stemmen wordt
vastgesteld.
Art. 15 wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De geheele verordening wordt daarna met alge
meene stemmen vastgesteld.
Aan de orde is
de verordening tot hel heffen van waagrechten.
Algemeene beraadslagingen worden niet gehouden.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Aan de orde is art. 1.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Wilhelmij meent dat, waar in dit artikel
de rechten worden opgesomd die geheven worden,
aan sub d nog moet worden toegevoegd „en op het
bij de waag behoorend terrein".
De heer Baart de la Faille heeft intusschen de
vergadering verlaten.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Wil
helmij wordt voorgesteld aan art. 1 sub d toe te
voegen
„en op het bij de waag behoorend terrein".
Dit amendement wordt ondersteund en maakt alzoo
een onderwerp van beraadslaging uit.
Het komt den heer Hartelust voor dat aan den
wensch van den heer Wilhelmij reeds wordt tegemoet
gekomen door de redactie van art. 9.
De heer Oosterhoff wijst er op dat de opvatting
van den heer Wilhelmij op een misverstand berust.
Burgemeester en Wethouders toch moeten, overeen
komstig de artikelen 35 en 38 op de marktpolitie,
vaststellen waar de markten gehouden zullen worden
en nu hebben zij bepaald, dat onder de Waag wordt
verstaan het gebouw inclusief het terrein van af de
Wirdumerpoortsbrug tot de Zuiderstraat.
Do beraadslaging wordt gesloten.
De heer Wilhelmij trekt zijn amendement in.
Do Voorzitter deelt mede dat do heer Wilhelmij
diens amendement heeft ingetrokken. Het maakt
alzoo geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Art. 1 wordt met algemeene stemmen vastgesteld,
evenals de artikelen 27.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1909. 191
Aan de orde is art. 8.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Oosterhoff deelt mede, dat Burgemeester
en Wethouders art. 8 nog eenigszins wenschen te
wijzigen. Zooals het nu geredigeerd is zou er twijfel
kunnen bestaan of van eene partij boter of kaas,
welke korter dan een week bewaard wordt, ook be-
waarloon moet worden geheven. Burgemeester en
Wethouders willen daarom aan artikel 8 na „bestemd"
nog toevoegen
„een gedeelto van zulk een tijdvak voor een ge-
„heel gerekend."
De beraadslaging wordt gesloten.
Aldus gewijzigd wordt art. 8 met algemeene stemmen
aangenomen.
Aan de orde is art. 9.
Do beraadslaging wordt geopend.
De heer Hartelust doet opmerken dat in art. 9, 2e
alinea staat „Voor het gebruik van standplaatsen op het
„tot de waag behoorend terrein langs de Willemskade
„(noordzijde) van de Wirdumerpoortsbrug tot de
„Zuiderstraat, bedraagt dit recht één gulden per
„centiare".
Bij spreker is nu de vraag gerezen of de gemeente
ook in conflict kan komen met de verordening op
het kadegeld, wanneer er 1.per centiare geheven
wordt en bovendien nog kadegeld door de schippers
voor het hebben van een vaste ligplaats moet worden
betaald. Dan betalen deze dubbel.
Do heer Komter antwoordt dat het bezwaar van
don heer Hartelust geen reden van bestaan heeft.
Deze kade wordt niet aangewezen voor vaste lier-
plaatsen, maar blijft open voor ieder, die aan de
waag goederen heeft te bezorgen of daaruit moet
ontvangen. Wanneer toch de kade werd afgestaan
voor vaste ligplaatsen, zou het verkeer met de waag
te veel belemmerd worden.
Het antwoord van den heer Komter stelt den heer
Hartelust niet geheel tevreden. Zoo dikwijls spreker
de kade passeert liggen er altijd dezelfdo schepen.
Nu kan men wel beweren: die kade wordt niet aan
gewezen voor vaste ligplaatsen, maar de schippers
hebben die ligplaatsen feitelijk wel vast. De vraag
rijst nu: wat is voor de gemeente het voordeeligst,
het laten betalen van kadegeld of het heffen van
recht per centiare wal? Men kan spreker tegenwerpen
dat de schippers geen vaste ligplaatsen hebben, maar
deze bewering is moeilijk vol te houden, waar uit
het altijd terzelfder plaatse liggen van dezelfde schepen
de conclusie kan worden getrokken, dat dit wel het
geval is.
De heer Oosterhoff antwoordt, dat do toestand hier
niet gelijk is aan die op andere plaatsen in de ge
meente.
Aan andere kaden worden vaste ligplaatsen aan-
gowezen, terwijl deze in haar geheel wordt gereser
veerd. Dit stuk kade is bestemd voor 4 boterschip-
pers, maar geen hunner heeft recht op een bepaald
gedeelte, zoodat, als schipper A gaat liggen op de
plaats waar schipper B anders ligt, eerstgenoemde
daar niets aan kan doen. De vraay, waar de se-
meente het meest profijt van kan trekken, mag hier
niet worden gedaan. Men kan toch, waar in de waag
staangeld geheven wordt, sommigen die waagterrein
gebruiken, niet vrijlaten omdat van hen andere be
lastingen worden geheven.
De heer Hartelust, met verlof der vergadering voor
de derde maal het woord erlangende, antwoordt dat
het gevolg zal zijn, dat deze schippers zullen profi-
teeren van een vaste ligplaats zonder daarvoor te
betalen. Spreker geeft toe dat de zaak moeilijk is
op te lossen en zal er zich bij neerleggen.
De heer Tijsma vraagt waarom het recht in de
waag is gesteld op f 0.50 en op het terrein op ƒ1.—
De heer Oosterhoff antwoordt dat de toestand in
en buiten het waaggebouw niet gelijk is. In de waag
worden op de aangevraagde standplaatsen 10 a 15
vaten boter goplaatst, die zoolang blijven staan tot
dat de markt afgeloopen is. De wal wordt echter
meer gebruikt voor de verlading der vaten, zoodat
daar telkens andere vaten komen te staan. In de
Waag is het bovendien nog mogelijk dat een aan
vrager het eene jaar deze, het andere jaar een andere
plaats wordt aangewezen. De schippers behouden
altijd dezelfde plaats..
De heer G. W. Koopmans leest in alinea 3
„Indien tusschentijds een standplaats in gebruik
„wordt genomen, wordt het recht over het loopende
„belastingjaar naar tijdsgelang berokond".
Wij hebben hier te doen met eene belastingver
ordening, die niet te duidelijk kan zijn, zegt spreker.
Hij kan uit deze redactie niet opmaken hoe in een
dergelijk geval de berekening is, per dag, per week,
of anders. Spreker vraagt daarom of het niet beter
is te lezen „over nog in het belastingjaar te verloopon
dagen". Dan wordt het recht berekend over de dagen,
die in dat jaar nog moeten verloopen.
De heer Oosterhoff meent dat de heer G. W. Koop-
mans de zaak niet duidelijker maakt. Naar tijdsge
lang betcekent toch in verhouding tot den tijd ge
durende welke een standplaats wordt gebruikt, zoo
dat spreker niet inziet, dat daarover eenige kwestie
kan ontstaan. Wordt toch een standplaats aange
vraagd op de helft van het jaar, dan wordt ook de
helft van het recht betaald enz.
De Voorzitter wijst er nog op dat er geen moeilijk
heden kunnen ontstaan en wel door de bepaling, voor
komende in de laatste zinsnede van art. 13, luidende:
Zij zijn dadelijk na de aanwijzing door den waag-
meester voor het volle bedrag invorderbaar.
Het is den heer G. W. Koopmans er om te doen,
dat de bedoeling der verordening aan den waagmees-
ter bekend is, zoodat deze er geen kwestie met be
langhebbenden over zal krijgen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Do artikelen 915 worden met algemeene stemmen
aangenomen.
De verordening in haar geheel wordt thans met
algemoene stemmen vastgesteld.