244 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909%
Voortgezet Woensdag 27 October.
wenschelijk zou zijn dat een ander in zijne plaats
zitting nam in de commissie voor de verplaatsing
van het aschland. Spreker heeft hem geantwoord
dat hij de heer Besuijen de man is die het
voorstel tot het benoemen eener nieuwe commissie
heeft gedaan, en die meent eene andere oplossing
van de aschland-kwestie te kunnen vinden. Verder
heeft spreker hem gezegd dat het de beide andere
leden leed zou doen als hij, die als het ware de ziel
der commissie is, voor het lidmaatschap bedankte,
want dat zij hem ongaarne zullen missen.
De zaak is bovendien niet zoo urgent. Spreker
heeft met den heer Oosterhoff gesproken en deze
heeft spreker gezegd dat het zou kunnen voorkomen,
dat er enkele zaken op het aschland moeten worden
geregeld. Hij heeft daarop geantwoord, dat Burge
meester en Wethouders, als zulke gevallen zich voor
doen, met voorstellen bij den Raad kunnen komen.
De Commissie is thans niet werkzaam.
De heer G. W. Koopmans begrijpt dat de zaak op
den rand van de doofpot staat. Er is zooveel over
deze kwestie voorgevallen, dat het niet aangaat haar
du te laten rusten. Spreker dringt op voortzetting
der werkzaamheden aan.
De heer Baart de la Faille onderschrijft de kwalifi
catie van den heer G. W. Koopmans ten opzichte
van do aschlandkwestie niet. Die staat niet op den
kant van de doofpot en bloedt ook niet dood. De
Commissie is verplicht den Raad in te lichten en zij
zal dat doen. Spreker herinnert echter aan het werk
dat de vorige commissie heeft gedaan, aan de door
haar ingediende plannen met begrooting, die de
Raad niet heeft gewild en aan de verdienstelijke
poging van den wethouder Oosterhoff om eene andere
oplossing te vinden. Ook diens plan heeft geen
genade gevonden in de oogen van den Raad. Spreker
is van oordeel dat de zaak veilig even kan blijven
rusten, te meer daar de Raad door afstemming van
het voorstel der eerste Commissie heeft uitgesproken
dat zij niet zoo urgent is.
De heer van Messel sluit zich bij het door den heer
Baart de la Faille gesprokene aan ten opzichte van
de appreciatie van de verdiensten van den heer
Besuijen. Spreker betreurt het echter dat de com
missie nog niet verder met hare plannen is gevor
derd, hetwelk alleen is toe te schrijven aan de lang
durige ongesteldheid van haar medelid, den heer Be
suijen. Spreker meent dat, vóór de heer Besuijen niet
bedankt als lid der commissie, het voor den Raad
niet mogelijk is een ander in zijne plaats te benoemen.
Wat verder de heer Baart de la Faille heeft ge
zegd, dat Burgemeester en Wethouders, als er op het
tegenwoordige aschland maatregelen moeten worden
getroffen, met voorstellen bij den Raad moeten komen,
is spreker van oordeel, dat de goedkeuring van die
voorstellen zal afhangen van de hoegrootheid der
onkosten. Het zal voor den Raad toch bezwaarlijk
gaan, groote uitgaven te voteeren, terwijl men plan
nen beraamt, het aschland te verplaatsen.
De heer Baart de la Faille antwoordt dat de Raad
urgente voorstellen van Burgemeester en Wethouders
onder de oogen moet zien. Als hij van oordeel is,
dat ze te ingrijpend zijn met het oog op den bestaan-
den toestand of dat zij te veel kosten zullen mee
brengen, zal hij er wel niet op ingaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Yolgno. 48 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Yolgno. 49. Opbrengst van abonnements- en entree'
gelden van den Stads- of l'rinsentuin. f 6250.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer G. W. Koopmans doet opmerken dat de
toestand in den Prinsentuin niet is zooals die behoort.
Het publiek is zoo talrijk dat er eiken Zondag voor
velen geen plaats is te vinden. Spreker vraagt of
het geen aanbeveling zou verdienen de contributie
van f 1.10 tot f 1.50 te verhoogen. Het zou voor
den pachter evenmin nadeelig zijn, daar nu velen
geen plaats kunnen krijgen die wel iets zouden
wenschen te verteren.
De heer van Messel vraagt of de plaatsbesprekings-
gelden voor den pachter of voor de gemeente zijn.
De heer Oosterhoff antwoordt dat Burgemeester en
Wethouders gaarne aan alle bezoekers een plaats
zouden inruimen. Dit is wel gebleken uit de pogingen
door Burgemeester en Wethouders ten vorige jare
gedaan om meer ruimte te krijgen door 300 plaatsen
meer te maken.
Vroeger is er ook altijd gebrek aan ruimte geweest.
Verhooging van den abonnementsprijs lijkt spreker
niet goed. Het zou hem spijten als hiertoe moest
worden overgegaan. Burgemeester en Wethouders
willen wel overwegen of er ook op een andere wijze
verbetering is aan te brengen, door b.v. geen kinderen
beneden een bepaalden teeftijd toe te laten.
Wat de plaatsbesprekingsgelden aangaat dit in
antwoord aan den heer van Messel de regeling
daarvan is aan den pachter. Tot 1911 is hierin geen
verandering te brengen.
De heer de Jong wijst er op, dat kinderwagens
kunnen worden toegelaten tegen betaling van ƒ1.50.
Het zal wel bezwaarlijk zijn te veel toe te laten,
maar het is een bevoorrechting der meer gegoeden.
Spreker zou alle of geen wagens willen toelaten.
Bovendien zou hij, waar tengevolge van de muziekuit
voeringen op Zondag, de arbeiders om 5 uur den
tuin moeten verlaten, minder uitvoeringen op die
dagen willen geven. Waar echter de pacht nog
loopende is, zal spreker daarover thans niet uitweiden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno. 49 wordt ongewijzigd aangenomen.
Volgno. 73a wordt goedgekeurd, zooals het bij
nota van wijziging is voorgesteld.
Volgno. 80 wordt van de begrooting afgevoerd.
Volgnos. 8186 wordon ongewijzigd goedgekeurd
en daarna volgno. 292 der uitgaven, onvoorzien, vast
gesteld op 43,842.70.
De heer de Jong deelt mede, ook namens den heer
Zandstra, tegen de begrooting te zullen stemmen,
omdat zoo weinig rekening is gehouden met hunne
wenschen. Waar zelfs de meerderheid een minimum
loon van 10.20 niet wenscht, en tegen verhooging dor
post schoolvoeding en -kleeding, schoolreisjes enz.
stemt, kunnen zij in geen geval vóór stemmen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. 245
Voortgezet Woensdag 27 October.
De begrooting wordt in ontvang en uitgaaf vast
gesteld tot een bedrag van 1,614,900.27 met 20
tegen 2 stommen.
Vóór stemmen de heeren Wilhelmij, Lautenbach,
Oosterhoff, J. Koopmans, G. W. Koopmans, Feddema,
Fransen, van Messel, Burger, Beucker Andreae,
Hartelust, Berghuis, Beekhuis, Tijsma, Komter, Me-
nalda, Feitz, Schoondermark, Baart de la Faille en
Haverschmidt.
Tegen de heeren de Jong en Zandstra.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het
aangaan van een tijdelijke geldleening.
Met algemeene stemmen en zonder discussie wordt
besloten
Burgemeester en Wethouders te machtigen, om ter
voorziening in de eventuëele behoefte aan kasgeld,
tot het gaande houden van den geregelden dienst,
de daarvoor op de gemeentebegrooting voor 1910
uitgetrokken tijdelijke geldleening, zoover noodig aan
te gaan, uiterlijk voor den tijd van één jaar, tegen
een rente, hoogstens gelijk staande met 1 2 °/0 boven
de beleeningsrente van binnenlandsche effecten bij
de NederlaDdsche Bank en verder op de wijze en
onder zoodanige voorwaarden en bepalingenals
zij in het belang der gemeente nuttig en noodig
zullen achten.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de ver
gadering hierna door den Voorzitter ge.sloten.